ECLI:NL:RBMNE:2022:2585

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
9380445
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijkheid van vennoten in een vof bij energieovereenkomst en aansprakelijkheid voor eindnota

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Eneco Services B.V. en twee gedaagden, die gezamenlijk als vennoten van een vennootschap onder firma (vof) optraden. De eisende partij, Eneco Services, vorderde betaling van een eindnota die voortvloeide uit een energieovereenkomst. De gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], voerden aan dat zij niet hoofdelijk aansprakelijk konden worden gesteld voor de eindnota, omdat de vof per 30 september 2017 zou zijn beëindigd en zij niet op de hoogte waren van de voortzetting van de energieovereenkomst. De kantonrechter verwierp dit verweer en oordeelde dat vennoten van een vof op grond van artikel 18 van het Wetboek van Koophandel hoofdelijk aansprakelijk zijn voor verplichtingen die tijdens het bestaan van de vof zijn aangegaan. De kantonrechter benadrukte dat deze aansprakelijkheid niet eindigt bij de beëindiging van de vof. De rechter oordeelde dat Eneco Services de gedaagden kon aanspreken voor de verplichtingen die voortvloeien uit de energieovereenkomst, ongeacht de interne taakverdeling binnen de vof. De kantonrechter wees de vordering van Eneco Services toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelde de gedaagden in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 9380445 AC EXPL 21-1936 MRv/48356
Vonnis van 6 juli 2022
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Eneco Services B.V. h.o.d.n. Eneco, als gevolmachtigde van Eneco Consumenten B.V. (voorheen genaamd Eneco Retail B.V.), Eneco Warmte en Koude Leveringsbedrijf B.V. en Stedin Netbeheer B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verder ook te noemen: Eneco Services,
eisende partij,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
verder ook te noemen: [gedaagde sub 1] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon,

2.[gedaagde sub 2] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
verder ook te noemen: [gedaagde sub 2] ,
gedaagde partij
gemachtigde: mr. S.A. van den Broek.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen hierna gezamenlijk [gedaagde sub 1] c.s. worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 2] ;
- de mondelinge behandeling op 10 januari 2022 waarvan de griffier aantekening heeft gehouden;
- de e-mail van 17 januari 2022 van [gedaagde sub 1] waarmee zij haar verstek heeft gezuiverd;
- de rolbeslissing van 26 januari 2022;
- de akte van Eneco Services;
- de akte van [gedaagde sub 1] ;
- de akte van [gedaagde sub 2] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter verwijst naar overwegingen 2.1 tot en met 2.6 van de rolbeslissing van 26 januari 2021 (hierna: de rolbeslissing) voor een overzicht van de inhoud van de zaak, de vordering van Eneco Services en de verweren daartegen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .
Vooropgesteld
2.2.
[gedaagde sub 2] heeft bij zijn conclusie van antwoord aangevoerd dat Eneco Services hem niet kan aanspreken voor betaling van de eindnota, omdat hij er niet van op de hoogte was dat de energieovereenkomst met Eneco Services na beëindiging van de vof is blijven bestaan. Hij heeft voorts aangevoerd dat de energieovereenkomst niet zijn verantwoordelijkheid was, omdat hij de dagelijkse leiding van het restaurant verzorgde en [gedaagde sub 1] de contracten met leveranciers afsloot en de administratie van de vof verzorgde. De kantonrechter verwerpt dit verweer. Vennoten van een vof zijn op grond van artikel 18 van het Wetboek van Koophandel hoofdelijk aansprakelijk voor verplichtingen (overeenkomsten) die tijdens het bestaan van de vof zijn aangegaan. Hoofdelijk betekent dat elk van de vennoten door de schuldeiser voor het geheel van de verplichtingen kan worden aangesproken. Deze hoofdelijke aansprakelijkheid eindigt niet vanzelf wanneer de vof wordt beëindigd. De stelling van [gedaagde sub 2] dat hij aan [gedaagde sub 1] in contanten ongeveer € 800,00 heeft gegeven, en dat daarmee de vof feitelijk was beëindigd en hij aan al zijn verplichtingen als vennoot had voldaan, maakt dit niet anders. Eneco Services kan nog steeds elk van de vennoten voor de verplichtingen van de vof aanspreken. Ook het standpunt van [gedaagde sub 2] dat [gedaagde sub 1] op grond van de interne taakverdeling verantwoordelijk was voor de overeenkomst met Eneco Services, en het feit dat [gedaagde sub 1] een betalingsregeling met Eneco Services heeft afgesproken, brengt niet mee dat Eneco Services nog alleen [gedaagde sub 1] voor betaling van de eindnota kan aanspreken. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] (dus beiden) blijven tegenover Eneco Services hoofdelijk aansprakelijk voor de door de vof aangegane verplichtingen.
2.3.
Gelet op het voorgaande zijn, voor zover de vorderingen van Eneco Services worden toegewezen, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] daarvoor hoofdelijk aansprakelijk.
De verdere beoordeling
2.4.
Gezien het verweer van [gedaagde sub 2] dat de vof per 30 september 2017 is beëindigd en het restaurant en ook het pand aan het adres [adres] in [plaats] vanaf dat moment gesloten zijn geweest, zodat het werkelijk verbruik lager zal zijn geweest dan het historisch verbruik, heeft de kantonrechter in de rolbeslissing Eneco Services verzocht zich bij akte uit te laten over:
(i) de mogelijkheid om, bijvoorbeeld door tussenkomst van de netbeheerder, vast te stellen wat de werkelijke meterstand was op het einde van de overeenkomst (28 april 2019), dan wel op het tijdstip dat voor het pand een nieuwe leveringsovereenkomst is afgesloten (bij Eneco Services of een andere leverancier);
(ii) voor zover de hierboven bedoelde mogelijkheid bestaat: de werkelijke meterstanden, welk verbruik daaruit voortvloeit en hoe de eindnota dan had geluid;
(iii) voor zover de hierboven bedoelde mogelijkheid niet bestaat: wat de reden hiervan is.
Voorts heeft de kantonrechter bepaald dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hierop bij akte mogen reageren waarna vonnis zou worden gewezen.
2.5.
Eneco Services heeft zich hierover bij akte uitgelaten. Eneco Services heeft toegelicht dat het in de onderhavige situatie alleen mogelijk is om de werkelijke meterstand vast te stellen indien de eerstvolgende gebruiker van de aansluiting bij aanvang van de levering van elektra en gas de meterstanden doorgeeft, omdat op het onderhavige adres geen slimme meter is aangesloten. Als de meterstanden die de nieuwe gebruiker doorgeeft lager of hoger zijn dan de (geschatte) eindstanden van de vorige gebruiker, dan geeft de netbeheerder dit door aan de energieleverancier van de vorige gebruiker zodat de eindnota van de vorige gebruiker kan worden aangepast door middel van creditering of debitering. Eneco Services stelt verder bij akte dat, omdat aan Eneco Services geen werkelijke meterstanden zijn doorgegeven door [gedaagde sub 1] c.s. of een nieuwe gebruiker, zij niet anders kan dan uitgaan van de op het historisch verbruik geschatte meterstanden. De geschatte eindstanden van de vorige gebruiker worden dan beschouwd als beginstanden van de nieuwe gebruiker. [gedaagde sub 2] heeft in reactie hierop bij akte aangevoerd dat het op de weg van Eneco Services had gelegen om bij de netbeheerder actiever na te vragen (i) of er een nieuwe ondernemer in het pand is gekomen en, zo ja, per welke datum, (ii) of deze nieuwe ondernemer werkelijk geen meterstanden heeft doorgegeven en, wanneer hij dat wel heeft gedaan, of daar een verschil met de geschatte standen uit blijkt, (iii) of er na einde van het energiecontract van de vof een meetbedrijf langs is gestuurd dat een verschil met de geschatte standen heeft vastgesteld en (iv) of er bij aanvang van het nieuwe energiecontract een slimme meter is geplaatst waardoor alsnog een feitelijke eindstand is te achterhalen.
2.6.
De kantonrechter overweegt het volgende. Met partijen is tijdens de mondelinge behandeling besproken dat, indien de werkelijke meterstanden niet zijn te achterhalen, Eneco Services conform artikel 9.6 van haar algemene voorwaarden mag uitgaan van op basis van het historisch verbruik op een adres geschatte meterstanden. Hoewel de kantonrechter de standpunten van [gedaagde sub 2] begrijpt, is de werkwijze zoals door Eneco Services bij akte is toegelicht gebruikelijk. Eneco Services heeft bovendien in voldoende mate toegelicht waarom het voor haar niet meer mogelijk is om de werkelijke meterstand bij het einde van de overeenkomst tussen partijen (28 april 2019) vast te stellen, dan wel op het tijdstip dat voor het betreffende adres een nieuwe leveringsovereenkomst is afgesloten. Het standpunt dat [gedaagde sub 2] na beëindiging van de vof nog een of twee keer langs het pand is gelopen en daaruit heeft geconcludeerd dat het pand een tijd heeft leeggestaan is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Het was de verantwoordelijkheid van [gedaagde sub 1] c.s. om, na beëindiging van de vof, Eneco Services hiervan op de hoogte te stellen, de overeenkomst met Eneco Services op te zeggen en aan Eneco Services de eindmeterstanden door te geven. Dat [gedaagde sub 1] c.s. dit heeft verzuimd en de werkelijke meterstanden voor Eneco Services nu niet meer zijn vast te stellen, is een omstandigheid die voor rekening en risico van [gedaagde sub 1] c.s. komt. De vordering van Eneco Services zal daarom worden toegewezen.
2.7.
De kantonrechter overweegt verder als volgt. [gedaagde sub 1] heeft bij akte aangevoerd dat zij maandelijks € 350,00 aflost aan Eneco Services. De kantonrechter maakt weliswaar uit de stukken op dat Eneco Services een betalingsregeling met [gedaagde sub 1] heeft gesloten op grond waarvan [gedaagde sub 1] maandelijks € 350,00 aan Eneco Services moet betalen, maar niet is gebleken dat deze betalingen elke maand worden verricht waardoor de juistheid van de stelling van [gedaagde sub 1] niet kan worden vastgesteld. Desgevraagd heeft Eneco Services tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat [gedaagde sub 1] drie betalingen van € 150,00 heeft verricht maar dat daarna van haar geen betalingen meer zijn ontvangen, zodat voor nu moet worden aangenomen dat [gedaagde sub 1] de betalingsregeling niet nakomt. Omdat de kantonrechter niet kan beoordelen hoeveel op de hoofdsom al is afgelost, houdt de kantonrechter hierna bij de beslissing de door Eneco Services gevorderde hoofdsom aan. Hij gaat er daarbij wel van uit dat Eneco Services de van [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] op de hoofdsom afgeloste bedragen hierop in mindering zal brengen.
Wettelijke rente
2.8.
De door Eneco Services gevorderde rente is eveneens toewijsbaar omdat deze op de wet is gegrond en de verschuldigdheid ervan niet afzonderlijk is betwist. De rente zal worden toegewezen zoals hierna bepaald.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.9.
Eneco Services maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat Eneco Services voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten (€ 454,02) komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
Proceskosten
2.10.
[gedaagde sub 1] c.s. zal als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de kant van Eneco Services worden begroot op:
- dagvaarding € 103,98
- griffierecht € 507,00
- salaris gemachtigde €
498,00(2 punten x tarief € 249,00)
Totaal € 1.108,98
Betalingsregeling
2.11.
De kantonrechter kan geen betalingsregeling treffen. Mochten [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] een (nieuwe) betalingsregeling met Eneco Services willen afspreken, dan zullen zij zich daarvoor tot de gemachtigde van Eneco Services moeten wenden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, in die zin dat wanneer de één betaalt in zoverre ook de ander zal zijn bevrijd, om aan Eneco Services te betalen € 3.885,98 te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom van € 3.290,21 vanaf 28 juli 2021 tot de betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, in die zin dat wanneer de één betaalt in zoverre ook de ander zal zijn bevrijd, om aan Eneco Services de proceskosten te betalen, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.108,98, waarin begrepen € 498,00 aan salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Langeler, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2022.