ECLI:NL:RBMNE:2022:2588

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
9437708
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor gebrekkige uitvoering van tuinwerkzaamheden en onterecht verhoogde afvoerkosten

In deze zaak vorderde eiser sub 1, samen met eiseres sub 2, schadevergoeding van gedaagde sub 1 wegens gebrekkige uitvoering van tuinwerkzaamheden. De werkzaamheden omvatten het ophogen van de tuin, het aanleggen van een tegelterras, en het plaatsen van een schutting en een schuur. Eiser sub 1 c.s. had een offerte van gedaagde sub 1 geaccordeerd voor een bedrag van € 21.487,78, maar na uitvoering van de werkzaamheden werden er diverse klachten geuit over de kwaliteit van het werk. Een deskundigenrapport concludeerde dat de schade door ondeugdelijk werk € 11.628,10 bedroeg, inclusief btw. Eiser sub 1 c.s. vorderde dit bedrag, vermeerderd met 10% wegens prijsstijgingen in de bouw en wettelijke rente.

Gedaagde sub 1 voerde verweer en betwistte de ondeugdelijkheid van het werk, en vorderde in reconventie betaling van een meerwerkfactuur van € 405,00. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een overeenkomst van aanneming van werk en dat gedaagde sub 1 tekort was geschoten in de uitvoering van de werkzaamheden. De kantonrechter wees de vorderingen van eiser sub 1 c.s. voor een deel toe, waaronder de onterecht verhoogde afvoerkosten van € 995,50, maar wees andere schadeposten af. De vordering in reconventie werd toegewezen, waarbij eiser sub 1 c.s. werd veroordeeld tot betaling van de meerwerkfactuur.

De kantonrechter oordeelde dat de wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd was en dat de proceskosten aan de kant van gedaagde sub 1 voor een deel door eiser sub 1 c.s. moesten worden gedragen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9437708 UC EXPL 21-6571 MRv/48356
Vonnis van 11 mei 2022
inzake

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [eiser sub 1]

2.[eiseres sub 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [eiseres sub 2] ,
verder ook gezamenlijk te noemen: [eiser sub 1] c.s.
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. Z. Acer,
tegen:

1.de vennootschap onder firma [gedaagde sub 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats]

2.[gedaagde sub 2] , in hoedanigheid van vennoot van gedaagde sub 1,

wonende te [woonplaats]

3.[gedaagde sub 3] , in hoedanigheid van vennoot van gedaagde sub 1,

wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde sub 1] respectievelijk de vennoten,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie;
- de conclusie antwoord in reconventie, tevens akte vermeerdering van eis;
- de akte uitlating vermeerdering van eis, tevens akte aanvullende producties;
- de mondelinge behandeling op 10 maart 2022 waarvan de griffier aantekening heeft gehouden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[eiser sub 1] c.s. heeft [gedaagde sub 1] gevraagd om een offerte op te stellen voor de uitvoering van werkzaamheden in de tuin van [eiser sub 1] c.s., bestaande uit het ophogen van de tuin, het aanleggen van een tegelterras en het plaatsen van een vlonder, een rekstok, een schutting en een schuur.
2.2.
Op 8 september 2019 heeft [gedaagde sub 1] aan [eiser sub 1] c.s. een offerte voor een bedrag van € 21.487,78 inclusief btw gestuurd. [eiser sub 1] c.s. heeft deze offerte geaccordeerd.
2.3.
De facturen van 2 oktober 2019 en 6 november 2019 met betrekking tot de twee (deel)aanbetalingen en de eindfactuur van 21 november 2019 zijn door [eiser sub 1] c.s. voldaan. Ook de factuur van 23 december 2019 voor het plaatsen van de schutting is door [eiser sub 1] c.s. voldaan. De meerwerkfactuur van 28 maart 2020 ter hoogte van € 405,- heeft [eiser sub 1] c.s. niet voldaan.
2.4.
[eiser sub 1] c.s. heeft in de aanloop naar de oplevering en daarna diverse klachten geuit over de wijze waarop [gedaagde sub 1] de tot dan toe verrichte werkzaamheden had uitgevoerd. [gedaagde sub 1] is meerdere malen bij [eiser sub 1] c.s. langs geweest voor het verrichten van herstelwerkzaamheden.
2.5.
Op verzoek van [eiser sub 1] c.s. heeft op 20 januari 2021 het bureau [onderneming 1] de werkzaamheden van [gedaagde sub 1] beoordeeld. Hierbij waren beide partijen aanwezig. In het rapport van [onderneming 1] van 3 juni 2021 (hierna: het deskundigenrapport) staat dat diverse werkzaamheden in de tuin ondeugdelijk zijn uitgevoerd en dat de schade € 11.628,10 inclusief btw bedraagt.
2.6.
[eiser sub 1] c.s. vordert in deze procedure -na vermeerdering van eis- vergoeding van het schadebedrag van € 11.628,10 inclusief btw, te vermeerderen met 10% gelet op de inmiddels fors gestegen prijzen in de bouw en te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast vordert [eiser sub 1] c.s. betaling van de -volgens hem onterecht- verhoogde afvoerkosten van € 995,23, te vermeerderen met de wettelijke rente. Ten slotte vordert [eiser sub 1] c.s. vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten, de proceskosten en de nakosten, de nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis.
2.7.
[gedaagde sub 1] voert verweer tegen de vorderingen van [eiser sub 1] c.s. en concludeert tot afwijzing hiervan, met veroordeling van [eiser sub 1] c.s. in de proceskosten. [gedaagde sub 1] voert onder meer aan dat geen sprake is van ondeugdelijk werk of van schade aan de kant van [eiser sub 1] c.s. Verder vordert [gedaagde sub 1] van haar kant dat [eiser sub 1] c.s. wordt veroordeeld tot betaling van de meerwerkfactuur ten bedrage van € 405,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de factuur met veroordeling van [eiser sub 1] c.s. in de proceskosten en de nakosten.
3. De beoordeling
3.1.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In conventie
3.2.
Tussen partijen is een overeenkomst van aanneming van werk als bedoeld in artikel 7:750 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) tot stand gekomen. De inhoud van die overeenkomst wordt bepaald door de geaccordeerde offerte van 8 september 2019.
3.3.
De kern van het geschil is de vraag of [gedaagde sub 1] haar werkzaamheden ondeugdelijk heeft uitgevoerd en of [eiser sub 1] c.s. daardoor schade heeft geleden die voor vergoeding in aanmerking komt. [eiser sub 1] c.s. stelt dat dit het geval is en dat sprake is van een tekortkoming van de kant van [gedaagde sub 1] als bedoeld in artikel 6:74 van het BW. Dit artikel bepaalt dat iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar verplicht de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden. [eiser sub 1] c.s. stelt dat die schade € 11.628,10 inclusief btw bedraagt, te vermeerderen met 10% gelet op de fors gestegen prijzen in de bouw. [eiser sub 1] c.s. onderbouwt zijn stellingen met het deskundigenrapport. [gedaagde sub 1] betwist deze stellingen.
3.4.
De kantonrechter zal hierna ieder onderdeel van de door [eiser sub 1] c.s. gevorderde schadevergoeding beoordelen aan de hand van het deskundigenrapport. [gedaagde sub 1] heeft weliswaar gesteld dat dit rapport niet deugdelijk is maar daaraan gaat de kantonrechter voorbij. Volgens [gedaagde sub 1] is [onderneming 1] geen tuinexpert en had de deskundige geen kennis van veengrond en de werking daarvan en zij biedt aan haar stellingen te bewijzen door het inschakelen van een onpartijdige deskundige. De kantonrechter acht dit aanbod te laat. [gedaagde sub 1] heeft ruimschoots de tijd gehad om zelf een (contra)expertise te laten uitvoeren maar heeft dat niet gedaan.
De kantonrechter merkt verder in dit verband op dat de klachten van [eiser sub 1] c.s. met betrekking tot de rekstok door [onderneming 1] niet als gebrek worden aangemerkt en bovendien inmiddels door [gedaagde sub 1] zijn verholpen. Deze worden daarom niet meegenomen in de beoordeling.
Het terras
3.5.
Een deel van de tuin is door [gedaagde sub 1] opgehoogd. Daarop zijn tegels aangelegd. [eiser sub 1] stelt dat dit ondeugdelijk is verricht, omdat op verschillende plekken hoogteverschillen tussen de tegels kunnen worden waargenomen.
3.6.
In het deskundigenrapport staat met betrekking tot het terras, voor zover van belang, het volgende:

Omdat het terras verhoogd aangebracht is, ligt het terras hoger dan de tuinen van de buren. Hierdoor zal regenwater afgevoerd worden naar de tuinen van de buren. Dit maakt dat het gebruikte ophoogzand zal wegspoelen. (..) Op locatie zijn enkele millimeters verschil tussen de tegels waargenomen. (..)
Volgens de kwaliteitsnormen uit 2015 van Stichting Erkenning voor het Bestratingsbedrijf mag voor straatstenen, betontegels, opsluit-, trottoir- en natuursteenbanden een hoogteverschil van maximaal 5 millimeter bestaan.
Een dergelijk hoogteverschil is waargenomen. Tevens is dit hoogteverschil al ontstaan in circa 1,5 jaar. Dit is een korte tijd waarin een dergelijk hoogteverschil is ontstaan. Omdat er geen opstaande rand aangebracht is aan de zijkanten van het terras, kan het regenwater hier zand laten wegspoelen. Wanneer partij 2[de kantonrechter begrijpt: [gedaagde sub 1] ]
deze opstaande rand aangebracht had, was het hoogteverschil waarschijnlijk niet ontstaan. (..)
Vaststelling schade(..)
Terras
De- en hermonteren, pas maken terrastegels aan de linker- en rechterzijde € 400,00
Leveren en aanbrengen van terraszand € 110,00
Leveren en aanbrengen opstaande rand, circa 16m1 € 1.200,00
3.7.
[gedaagde sub 1] voert aan dat de aanleg van het terras niet ondeugdelijk is verricht en dat het waargenomen hoogteverschil binnen de kwaliteitsnormen valt die daarvoor worden gehanteerd.
3.8.
De kantonrechter begrijpt uit de stukken en dat wat [gedaagde sub 1] tijdens de mondelinge behandeling heeft toegelicht dat het hoogteverschil tussen de tegels meer opvalt omdat er grote tegels zijn gebruikt. Verder blijkt uit het deskundigenrapport dat een hoogteverschil van maximaal 5 millimeter mag bestaan en dat niet meer dan dit hoogteverschil tussen de tegels is waargenomen. Dit betekent dat het waargenomen hoogteverschil tussen de tegels binnen de normen valt. Verder begrijpt de kantonrechter uit het deskundigenrapport dat het hoogteverschil betrekkelijk snel is ontstaan, namelijk in circa 1,5 jaar. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser sub 1] c.s. daarom gesteld dat het snel slechter zal worden en dat het hoogteverschil dan niet meer binnen de norm zal vallen. Het rapport is echter bijna een jaar geleden opgesteld en gesteld noch gebleken is dat het hoogteverschil in het afgelopen jaar is verergerd. Er kan dan ook niet worden vastgesteld dat het hoogteverschil thans buiten de genoemde kwaliteitsnormen valt of dat dit in de (nabije) toekomst zal gebeuren. Verder staat in het deskundigenrapport dat wanneer [gedaagde sub 1] een opstaande rand aan de zijkanten van het terras had aangebracht, er waarschijnlijk geen hoogteverschil zou zijn ontstaan, omdat het ophoogzand dan niet kan worden weggespoeld door regenwater. Dat het ophoogzand is weggespoeld door regenwater waardoor een hoogteverschil tussen de tegels is ontstaan is echter niet gebleken en bovendien door [gedaagde sub 1] gemotiveerd betwist, zodat ook in dit verband niet kan worden vastgesteld dat de werkzaamheden ondeugdelijk zijn verricht.
3.9.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de gevorderde schadeposten die betrekking hebben op het terras afwijzen.
De schutting
3.10.
[gedaagde sub 1] heeft langs de erfgrens met de buren aan de linkerzijde van [eiser sub 1] c.s. en aan de achterzijde van de tuin een schutting geplaatst, bestaande uit houten kolommen met daartussen houten panelen. [eiser sub 1] c.s. stelt dat de plaatsing van de schutting ondeugdelijk is verricht, omdat de deur van de schutting niet goed in het slot valt, in een deel van de kolommen meer beweging zit dan in andere kolommen en de schutting daarom versteviging behoeft en een deel van de kolommen door de wind is losgekomen en opnieuw moet worden gemonteerd.
3.11.
In het deskundigenrapport staat met betrekking tot de schutting, voor zover van belang, het volgende:

Deze tuindeur loopt aan tegen de houten sponning aan waarin deze zou moeten vallen bij het sluiten van de deur. Tevens zit in een van de negen kolommen aan de lengtezijde van de schutting significant meer beweging dan in de andere kolommen. Het betreft een kolom nabij de boom in de tuin. (..) Tot slot is door wind een van de panelen los komen te zitten in de schutting. (..)
[Kantonrechter: met betrekking tot de tuindeur:]
De tuindeur loopt aan. Dit komt omdat deze na het plaatsen waarschijnlijk iets is gaan verhangen. Dit is normaal bij het plaatsen van een zware houten deur. De reden dat de deur nu aanloopt is omdat deze niet goed gesteld is. (…)
Omdat bij het plaatsen van de tuindeur te weinig speling is gelaten tussen de houten sponning en de tuindeur zelf, is de tuindeur gaan aanlopen tegen de sponning. Wanneer partij 2 hier meer rekening mee gehouden had, was dit probleem waarschijnlijk niet (of in mindere mate) ontstaan. Partij 2 heeft op locatie aangegeven dit probleem te willen verhelpen door de tuindeur opnieuw te stellen.
[Kantonrechter: met betrekking tot de kolom:]
De losse kolom is waarschijnlijk niet lang genoeg in de grond gezet. Dit was namelijk bij de kolom ernaast ook het geval, vanwege de wortels van de boom in de tuin. Omdat deze kolom te kort is, biedt deze te weinig weerstand tegen windbelasting, en is deze daarom bewegelijk. (…)
Het probleem rondom de bewegelijke kolom is waarschijnlijk ontstaan doordat partij 2 een te korte kolom aangebracht heeft.
[Kantonrechter: met betrekking tot het paneel:]
Als laatste is een van de panelen na windbelasting losgekomen. Deze schade is al eens hersteld door partij 2. Nu is deze weer ontstaan. Dit komt doordat de gebruikte schroeven niet toereikend zijn en deze schroeven in de oude schroefgaten gemonteerd zijn, die minder sterkte bieden, dan wanneer deze in vers hout gezet worden. (..)
Vaststelling schade(..)
Schutting
Stellen van de tuindeur € 100,00
Instorten van bewegelijke kolom in beton (zoals eerder gedaan) € 300,00
Hermonteren schuttingdeel en toevoegen bevestigingsmiddelen € 150,00
3.12.
[gedaagde sub 1] betwist dat de schutting ondeugdelijk zou zijn geplaatst. Zij voert aan dat de poortdeur kan gaan knellen doordat hout werkt en dat deze met moertjes bij de scharnieren te stellen is. Verder voert [gedaagde sub 1] aan dat zij na oplevering van de tuin een horizontale balk heeft aangebracht ter versteviging van de poortdeur en de schutting, zodat er thans geen sprake meer is van een gebrek aan de schutting.
3.13.
De kantonrechter overweegt als volgt. Met partijen is tijdens de mondelinge behandeling gesproken over de verschillende gestelde gebreken aan de schutting. In dit verband is eerst gesproken over de schuttingdeur. De kantonrechter leest in het deskundigenrapport dat het weliswaar gebruikelijk is voor een zware houten tuindeur om na verloop van tijd te gaan verhangen, maar dat de tuindeur waarschijnlijk niet of in mindere mate zou zijn gaan aanlopen wanneer [gedaagde sub 1] meer speling zou hebben gelaten tussen de houten sponning en de tuindeur zelf. De kantonrechter begrijpt hieruit dat niet met zekerheid is vast te stellen dat het laten van te weinig speling de oorzaak is van het aanlopen van de tuindeur. [gedaagde sub 1] heeft bovendien betwist dat hij de tuindeur ondeugdelijk heeft geplaatst door te weinig speling te laten tussen de houten sponning en de tuindeur en aangevoerd dat het gebruikelijk is dat houten tuindeuren werken en dat dit wordt veroorzaakt door het weer en kan worden opgelost door de deur opnieuw te stellen. De stelling van [gedaagde sub 1] dat hout werkt en dat dit is op te lossen door de deur opnieuw te stellen is door [eiser sub 1] c.s. niet betwist en wordt in het deskundigenrapport bevestigd. Het mag naar het oordeel van de kantonrechter als algemeen bekend worden verondersteld dat hout werkt en dat het daarom geregeld zal voorkomen dat tuindeuren opnieuw gesteld zullen moeten worden. Niet gebleken is dat het aanlopen van de tuindeur wordt veroorzaakt door het laten van te weinig speling tussen de houten sponning en de tuindeur. Gelet op het voorgaande kan dan ook niet worden vastgesteld dat [gedaagde sub 1] de tuindeur ondeugdelijk heeft geplaatst, zodat dit deel van de vordering van [eiser sub 1] c.s. (te weten € 100,00 voor het stellen van de tuindeur) zal worden afgewezen.
3.14.
De kantonrechter overweegt verder als volgt. Met partijen is vervolgens gesproken over de gestelde beweeglijke kolom. De kantonrechter begrijpt uit het deskundigenrapport dat wordt bedoeld een kolom nabij de boom in de tuin. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de beweeglijkheid van de kolom(men) nabij de boom in de tuin werd veroorzaakt doordat deze niet lang genoeg in de grond kon(den) worden gezet vanwege de wortels van de boom. Ook is gebleken dat [gedaagde sub 1] dit reeds heeft hersteld door de kolommen bij de boom in beton te storten, zodat in dit verband geen sprake meer kan zijn van ondeugdelijk verrichte werkzaamheden. [eiser sub 1] c.s. heeft vervolgens tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat geen sprake meer is van gebreken aan de kolom(men) bij de boom, maar dat thans het eerste schuttingdeel, dus bij de kolom aan de muur van het huis, nog loszit. [gedaagde sub 1] heeft daarop gereageerd en aangevoerd dat hij hiervan niet op de hoogte is gebracht en niet in de gelegenheid is gesteld om een en ander te herstellen. Door [eiser sub 1] c.s. is bevestigd dat het probleem nieuw is en dat [gedaagde sub 1] hiervan niet op de hoogte is gesteld. Dit is op grond van artikel 7:759 BW wel vereist. Gelet op het voorgaande zal dit deel van de vordering van [eiser sub 1] c.s. (te weten € 300,00 voor het instorten van de bewegelijke kolom in beton) worden afgewezen.
3.15.
De kantonrechter overweegt ten slotte met betrekking tot het paneel als volgt. Uit het deskundigenrapport blijkt dat een van de panelen (wederom) is losgekomen door windbelasting en dat de oorzaak hiervan het gebruik van ontoereikende schroeven in oude schroefgaten is. [gedaagde sub 1] heeft dit niet gemotiveerd betwist. Bovendien begrijpt de kantonrechter uit het deskundigenrapport dat [gedaagde sub 1] het paneel al eens heeft hersteld en dat het paneel kennelijk nog steeds niet goed vastzit. Gelet hierop zal dit deel van de vordering (te weten € 150,00 voor het hermonteren van het schuttingdeel en het toevoegen van bevestigingsmiddelen) worden toegewezen. De omvang van dit bedrag komt de kantonrechter niet onredelijk voor.
De schuur
3.16.
[eiser sub 1] c.s. heeft een schuur aangeschaft bij de firma [onderneming 2] . De schuur is in de tuin van [eiser sub 1] c.s. geplaatst door een (oud)medewerker van [gedaagde sub 1] . [eiser sub 1] c.s. stelt dat de opbouw van de schuur ondeugdelijk is verricht en de dakbedekking onjuist is aangebracht, waardoor de schuur uit het lood is komen te staan, de deur van de schuur klemt en niet goed in het slot valt en er lekkage ontstaat bij regenval met schimmelvorming aan het plafond tot gevolg.
3.17.
In het deskundigenrapport staat met betrekking tot de schuur, voor zover van belang, het volgende:
‘(..) Omdat de schuur vanaf het begin niet op de juiste wijze is opgebouwd, is deze de schuur uit het lood komen te staan. Hierdoor klemt de houten deur van de schuur. Partij 2 heeft met ankers dit probleem weten te verminderen, ziefoto 7 in bijlage 1. Echter roesten deze ankers waaruit blijkt dat deze oplossing niet lang stand zal houden. De houten schuurdeur loopt echter nog steeds aan.
Tevens is de dakbedekking niet juist aangebracht. Tijdens het inspectiebezoek was te zien dat de wind onder de dakbedekking kon komen, wat het dakbedekking deed opbollen. Tevens lekt het regenwater achter de dakbedekking langs de schuur in bij regenval, ziefoto 8 in bijlage 1. Hierdoor is op diverse plaatsen schimmelvorming ontstaan aan het plafond van de schuur wat getuigd van langdurige inwerking van vocht op het hout, ziefoto 9 en foto 10 in bijlage 1. De schimmelvorming is ondanks de ventilatiegaten toch ontstaan.
(…) Doordat de schuur uit het lood gebouwd is, is de deur in de schuur nooit gesteld geweest. Ook hier betreft het een zware houten deur die is gaan verhangen. De deur is uiteindelijk nooit goed afgesteld geweest op de schuur. De schuur is vanaf het begin niet goed opgebouwd.
Het opbollen van de dakbedekking en de lekkage zijn waarschijnlijk ontstaan door het plaatsen van een ontoereikende daktrim en omdat de dakbedekking niet goed aangebracht is. Hierdoor heeft regenwater de mogelijkheid zich onder de dakbedekking voort te bewegen en in te werken op het hout van de schuur.
(..) De schuur (..) is zelfs door het compleet opnieuw opbouwen niet degelijk te herstellen.
(..) Hier is bij het plaatsen van de deur door partij 2 te weinig rekening gehouden met het recht trekken van de schuur en te weinig speling gelaten tussen de houten sponning en de schuurdeur zelf. Partij 2 heeft op locatie aangegeven dit probleem te willen verhelpen door de schuurdeur opnieuw te stellen.
Waarschijnlijk heeft de oud medewerker van partij 2 de meegeleverde daktrims afgevoerd. Hierdoor mist de schuur een passende daktrim. Partij 2 heeft dit met een andere daktrim op willen lossen, maar zonder succes. Doorgaans kan dit een passende oplossing zijn, maar in dit geval niet. Omdat de daktrim de dakbedekking niet goed op de dakconstructie aansluit, kan hier wind onder komen met het schadebeeld als gevolg. Tevens blijkt door lekkage in de schuur dat de dakbedekking zelf niet goed aangebracht is. Door de vele herstelpogingen die niet tot het gewenste resultaat hebben geleid, is besloten om de schuur af te schrijven. (…)
Vaststelling schade(..)
Schuur
Demonteren en afvoeren bestaande schuur € 400,00
Leveren en plaatsen nieuwe schuur € 5.000,00’
3.18.
[gedaagde sub 1] voert aan dat zij niet verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de vermeende gebrekkige schuur, omdat zij de schuur niet aan [eiser sub 1] c.s. heeft geleverd. Desondanks heeft zij meermaals extra werkzaamheden uitgevoerd om de gestelde gebreken aan de schuur te herstellen. Verder betwist [gedaagde sub 1] dat de schuur is afgeschreven en geheel dient te worden vervangen voor een nieuwe schuur.
3.19.
De kantonrechter overweegt als volgt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser sub 1] c.s. toegelicht dat thans de deur van de schuur niet goed sluit en dat het dak nog lekt bij bepaalde weersomstandigheden en windrichtingen. De kantonrechter begrijpt met betrekking tot de deur uit het deskundigenrapport dat de schuur uit het lood is opgebouwd en dat ook hier te weinig speling is gelaten tussen de houten sponning en de schuurdeur zelf. Ook begrijpt de kantonrechter uit het deskundigenrapport dat [gedaagde sub 1] de schuur reeds aan ankers heeft bevestigd om de schuur in het lood te krijgen. Verder staat bij foto 7 in bijlage 1 bij het deskundigenrapport ‘
detailfoto van een waterpas die tegen de schuur aangezet is. Te zien is, dat de schuur zo goed als waterpas recht staat’, waaruit kan worden opgemaakt dat de schuur kennelijk inmiddels recht staat. De kantonrechter stelt dan ook vast dat [gedaagde sub 1] dit gebrek reeds heeft verholpen. Dat de deur thans (weer) aanloopt, is volgens [gedaagde sub 1] te wijten aan de werking van het hout en op te lossen door de deur te stellen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij, na de herstelwerkzaamheden aan de schuur, foto’s en filmpjes heeft gemaakt waarop te zien is dat de deur sluitend is en niet klemt. Dit is door [eiser sub 1] c.s. niet betwist. Niet gebleken is dan ook dat de deur thans aanloopt als gevolg van ondeugdelijke werkzaamheden van de kant van [gedaagde sub 1] en dat dit niet is op te lossen door de deur opnieuw te stellen. Met betrekking tot het dak begrijpt de kantonrechter uit de toelichting tijdens de mondelinge behandeling van [eiser sub 1] c.s. dat er kennelijk bij een bepaald weerbeeld nog steeds sprake is van lekkage. Uit het deskundigenrapport begrijpt de kantonrechter dat de oorzaak hiervan gelegen zou zijn in een ontoereikende daktrim waardoor de dakbedekking kan opbollen en wind en regen hieronder kunnen komen. [gedaagde sub 1] heeft daarop betwist dat, zoals in het deskundigenrapport staat, het dak tijdens de inspectie opbolde. [gedaagde sub 1] heeft ook betwist dat de daktrim die zij heeft aangebracht ontoereikend is en wind en regen daaronder kunnen komen. Weliswaar heeft haar oud-medewerker het dak van de schuur en een plank aan de voorkant onjuist gemonteerd, omdat deze medewerker de daktrimmen van de schuur had afgevoerd en de messing van de onderste plank niet volledig in de groef van de plank daarnaast zat, maar [gedaagde sub 1] heeft deze gebreken hersteld voordat de inspectie door [onderneming 1] plaatsvond. Immers, zij heeft op advies van de leverancier van de schuur het dak van de schuur volledig vervangen en voorzien van nieuw dakfolie dat volledig over het dak is geplaatst en nieuwe daktrimmen waarmee dit folie rondom het dak afsluitend is vastgezet en zij heeft ervoor gezorgd dat de messing van de onderste plank nu wel correct in de groef zat. Dat [gedaagde sub 1] deze herstelwerkzaamheden heeft uitgevoerd is door [eiser sub 1] c.s. niet betwist. Op grond van het voorgaande is niet vast te stellen wat thans de oorzaak is van de lekkage die zich bij bepaalde weeromstandigheden voordoet in de schuur. De gevorderde schadeposten zien echter op het volledig demonteren en afvoeren van de bestaande schuur en het leveren en plaatsen van een nieuwe schuur. Niet gebleken is dat het noodzakelijk is om de bestaande schuur helemaal weg te halen en een volledig nieuwe schuur te plaatsen, zodat de gevorderde schadeposten met betrekking tot de schuur (zie onder 3.17.) zullen worden afgewezen.
De plantenbak
3.20.
[gedaagde sub 1] heeft in de tuin van [eiser sub 1] c.s. een plantenbak opgebouwd. [eiser sub 1] c.s. stelt dat dit ondeugdelijk is verricht, omdat een van de hoekstenen van de plantenbak is losgekomen.
3.21.
In het deskundigenrapport staat met betrekking tot de plantenbak, voor zover van belang, het volgende:

De plantenbak is opgebouwd uit losse stenen elementen, die onderling met elkaar verbonden zijn met lijm en/of voegwerk. Een van de hoekstenen op de bovenste laag is losgekomen van de rest, ziefoto 11 in bijlage 1.
(…) Op de aangeleverde foto’s is te zien dat de plantenbak licht verzakt is. Hierdoor is er spanning gekomen op het verband van de plantenbak, waardoor de steen los gelaten heeft.
(..) Echter is de plantenbak nu veel te ongelijkmatig verzakt in een korte tijd. Dit maakt dat deze op een niet voldoende draagkrachtige ondergrond staat.
Partij 2 had moeten zorgen voor een voldoende draagkrachtige ondergrond.
Vaststelling schade(..)
Plantenbak
Demonteren plantenbak (voor hergebruik) € 400,00
Draagkrachtig zandbed aanbrengen € 600,00
Opnieuw opbouwen plantenbak en leveren eventueel gebroken stenen € 950,00
3.22.
[gedaagde sub 1] betwist dat het demonteren en opnieuw opbouwen van de plantenbak nodig is. Zij betwist dat zij de plantenbak ondeugdelijk heeft opgebouwd.
3.23.
De kantonrechter overweegt als volgt. Uit het deskundigenrapport blijkt dat [onderneming 1] het gestelde gebrek niet ter plaatse heeft geconstateerd en dat de conclusie dat de ondergrond van de plantenbak onvoldoende draagkrachtig is en daardoor is gaan verzakken slechts is gebaseerd op telefonisch contact tussen [eiser sub 1] c.s. en [onderneming 1] en door [eiser sub 1] c.s. aan [onderneming 1] toegestuurde foto’s. De kantonrechter acht het niet aannemelijk dat aan de hand van foto’s waarop een los hoekelement is te zien met voldoende zekerheid kan worden geconcludeerd dat de ondergrond van de plantenbak niet draagkrachtig genoeg is. Daarbij komt dat in het deskundigenrapport staat dat elk zwaar element altijd enige mate van zetting ondergaat, waardoor een element los kan komen te zitten, zodat dit niet ongebruikelijk moet worden geacht. [gedaagde sub 1] heeft bovendien aangevoerd dat de losgekomen steen ook kan zijn veroorzaakt door vorst of hard stoten en slechts opnieuw gelijmd moet worden. Dit is door [eiser sub 1] c.s. vervolgens niet betwist, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid van de stelling van [gedaagde sub 1] . Onvoldoende gemotiveerd gesteld is dan ook dat de oorzaak van het losgekomen hoekelement is gelegen in een onvoldoende draagkrachtige ondergrond en ter herstel van het probleem de hele plantenbak, op een nieuw aan te brengen ondergrond, opnieuw moet worden opgebouwd.
3.24.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de gevorderde schadeposten die betrekking hebben op de plantenbak (zie onder 3.21.) afwijzen.
Eisvermeerdering
3.25.
[eiser sub 1] c.s. heeft bij akte zijn eis vermeerderd, namelijk een verhoging van 10% van het schadebedrag van € 11.628,10 inclusief btw. [eiser sub 1] c.s. stelt dat de prijzen in de bouw in het afgelopen jaar vanwege de coronacrisis met 10% zijn gestegen en de herstelwerkzaamheden zullen in de toekomst worden uitgevoerd. De schadebegroting zoals opgenomen in het deskundigenrapport is daarom achterhaald, aldus [eiser sub 1] c.s. [gedaagde sub 1] heeft betwist dat de (vermeende schade) van [eiser sub 1] c.s. als gevolg van de prijsstijgingen ook met 10% is gestegen. De kantonrechter is van oordeel dat weliswaar algemeen bekend kan worden geacht dat de prijzen in de bouw het afgelopen jaar flink zijn gestegen, maar dat onvoldoende is onderbouwd dat hiervoor een percentage van 10% kan worden gehanteerd en moet worden uitgegaan van een verhoging van 10% van de schade die [eiser sub 1] c.s. stelt te hebben geleden. De kantonrechter merkt in dit verband bovendien op dat de schadebegroting in het deskundigenrapport dusdanig algemeen is geformuleerd, dat een schommeling in de prijs kan worden geacht hierin te zijn opgenomen. De e-mail van de schade-expert die [eiser sub 1] c.s. hiertoe heeft overgelegd maakt het voorgaande niet anders. De eisvermeerdering van [eiser sub 1] c.s. zal dan ook worden afgewezen.
Verhoogde afvoerkosten
3.26.
[eiser sub 1] c.s. vordert betaling van € 995,50 aan (onterecht) verhoogde afvoerkosten. [eiser sub 1] c.s. stelt dat hij met [gedaagde sub 1] een bedrag van € 450,00 aan afvoerkosten is overeengekomen, zoals blijkt uit de offerte van 8 september 2019. Bij factuur van 21 november 2019 is aan hem echter een bedrag van € 1.445,50 aan afvoerkosten in rekening gebracht. Hij heeft de verhoging van de afvoerkosten pas na betaling hiervan opgemerkt en vordert nu het verschil van € 995,50 terug, primair op grond van ongerechtvaardigde verrijking en subsidiair op grond van onverschuldigde betaling. [gedaagde sub 1] betwist dat van een van deze gronden sprake is.
3.27.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling het volgende voorop. Bij onverschuldigde betaling (artikel 6:203 BW) gaat het om het ongedaan maken van een geleverde prestatie. De actie uit ongerechtvaardigde verrijking (artikel 6:212 BW) daarentegen strekt tot het verkrijgen van schadevergoeding.
3.28.
De kantonrechter overweegt als volgt. Vaststaat dat partijen een bedrag van € 450,00 aan afvoerkosten zijn overeengekomen. De kantonrechter maakt uit de overgelegde stukken op dat [gedaagde sub 1] op 28 oktober 2019 met de werkzaamheden in de tuin van [eiser sub 1] c.s. is begonnen. [eiser sub 1] c.s. stelt dat het afval is afgevoerd in de eerste twee dagen na aanvang van de werkzaamheden. Dit is door [gedaagde sub 1] niet betwist, zodat de kantonrechter van de juistheid van deze stelling uitgaat. Verder maakt de kantonrechter uit de stukken op dat [gedaagde sub 1] [eiser sub 1] c.s. per e-mail van 13 november 2019 heeft geïnformeerd met betrekking tot de prijsstijgingen en dus pas na nadat het afval door [gedaagde sub 1] is afgevoerd, zodat doorberekening van de prijsstijging in de eindfactuur van 21 november 2019 de kantonrechter niet redelijk voorkomt. Zelfs indien [gedaagde sub 1] het afval, al dan niet na dit eerst op eigen terrein te hebben opgeslagen, pas later en dus tegen verhoogde prijzen heeft afgevoerd, dient dit voor rekening en risico van [gedaagde sub 1] te komen. Dat [eiser sub 1] c.s. de factuur van 21 november 2019 eerst zonder protest heeft betaald maakt het voorgaande niet anders en kan naar het oordeel van de kantonrechter niet aan [eiser sub 1] c.s. worden tegengeworpen. Op de factuur is immers niet in een oogopslag te zien welk bedrag in rekening is gebracht aan afvoerkosten, maar pas nadat er een optelsom wordt gemaakt. Het standpunt van [gedaagde sub 1] dat zij deze prijsstijging in rekening mocht brengen op grond van de algemene voorwaarden is onvoldoende onderbouwd zodat de kantonrechter dit standpunt verwerpt. Gelet op het voorgaande concludeert de kantonrechter dat [eiser sub 1] c.s. onverschuldigd, dat wil zeggen zonder rechtsgrond, de verhoging van € 995,50 heeft betaald. De vordering tot betaling van dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.
Wettelijke rente
3.29.
De door [eiser sub 1] c.s. gevorderde rente over de gevorderde schade is toewijsbaar nu deze op de wet is gegrond en de verschuldigdheid hiervan door [gedaagde sub 1] niet afzonderlijk is betwist. [eiser sub 1] c.s. heeft [gedaagde sub 1] in zijn e-mail van 8 juni 2021 op de hoogte gesteld van de schadevaststelling in het deskundigenrapport en haar gesommeerd tot betaling van het schadebedrag binnen vijftien dagen na ontvangst van de e-mail ten titel van vervangende schadevergoeding. De betaling is uitgebleven. [gedaagde sub 1] is daarom de wettelijke rente over de vervangende schadevergoeding verschuldigd met ingang van 24 juni 2021 (zijnde de datum met ingang waarvan zij inzake de betaling van de vervangende schadevergoeding in verzuim verkeert) tot de voldoening.
3.30.
De door [eiser sub 1] c.s. gevorderde rente over het bedrag van € 995,50 is toewijsbaar vanaf de datum dat verzuim is ingetreden. Dit verzuim treedt in nadat een ingebrekestelling is gestuurd en betaling is uitgebleven binnen de in de ingebrekestelling genoemde termijn van veertien dagen. [gedaagde sub 1] is bij brief van 30 juli 2020 in gebreke gesteld en verzuim is volgens die brief ingetreden op 14 augustus 2020. [gedaagde sub 1] is daarom de wettelijke rente over dit bedrag verschuldigd met ingang van laatstgenoemde datum.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.31.
[eiser sub 1] c.s. maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat [eiser sub 1] c.s. voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De kantonrechter wijst een hoofdsom toe van € 1.177,00 inclusief btw (bestaande uit € 150,00 + 21% en € 995,50). Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten (€ 901,23) is hoger dan het daarbij horende tarief op grond van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke incassokosten vaststellen overeenkomstig het wettelijke tarief, namelijk € 176,55.
Proceskosten in conventie
3.32.
[eiser sub 1] c.s. heeft in belangrijke mate ongelijk gekregen en zal daarom in de proceskosten aan de kant van [gedaagde sub 1] worden veroordeeld. De kosten aan de kant van [gedaagde sub 1] worden begroot op € 746,00 (2 punten x € 373,00) aan salaris gemachtigde.
In reconventie
Meerwerkfactuur
3.33.
[gedaagde sub 1] vordert in reconventie betaling van de meerwerkfactuur van 28 maart 2020 ten bedrage van € 405,00 inclusief BTW. [eiser sub 1] c.s. betwist de verschuldigdheid hiervan.
3.34.
De kantonrechter begrijpt uit de stukken en dat wat partijen tijdens de mondelinge behandeling hebben toegelicht dat het meerwerk bestaat uit het monteren van een extra balk op de schutting en het maken van roostergaten en het bevestigen van roosters in de schuur. [gedaagde sub 1] heeft gesteld dat de kosten voor deze werkzaamheden niet in de offerte waren meegenomen. Zij heeft deze aanvullend geoffreerd en [eiser sub 1] c.s. is daarmee per e-mail akkoord gegaan. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser sub 1] c.s. gesteld dat pas na zijn akkoord bleek dat het meerwerk herstelwerkzaamheden betrof, zodat hij betaling van dit bedrag niet is verschuldigd. Naar het oordeel van de kantonrechter had het, gelet op het schriftelijk akkoord van [eiser sub 1] c.s., op zijn weg gelegen te onderbouwen dat het niettemin om herstelwerkzaamheden ging. Dat heeft hij niet gedaan. De gevorderde betaling van de meerwerkfactuur zal worden toegewezen.
Wettelijke rente
3.35.
De door [gedaagde sub 1] gevorderde rente is eveneens toewijsbaar nu deze op de wet is gegrond en de verschuldigdheid hiervan door [eiser sub 1] c.s. niet afzonderlijk is betwist. Deze zal worden toegewezen zoals hierna bepaald.
Proceskosten in reconventie
3.36.
[eiser sub 1] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de kant van [gedaagde sub 1] . Omdat de conventie en reconventie nauw verband met elkaar houden en gelijktijdig zijn behandeld zal de kantonrechter deze kosten bepalen op één procespunt volgens het toepasselijke liquidatietarief ofwel € 75,00.
3.37.
De gevorderde nakosten worden toegewezen tot een bedrag van € 37,50, zijnde een half punt van het toepasselijke liquidatietarief, en zoals hierna is vermeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan [eiser sub 1] c.s. tegen bewijs van kwijting te betalen € 181,50 inclusief btw aan schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2021 tot de voldoening;
4.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan [eiser sub 1] c.s. tegen bewijs van kwijting te betalen € 995,50 aan onterecht verhoogde afvoerkosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2020 tot de voldoening;
4.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan [eiser sub 1] c.s. tegen bewijs van kwijting te betalen € 176,55 aan buitengerechtelijke incassokosten;
4.4.
veroordeelt [eiser sub 1] c.s. tot betaling van de proceskosten aan de kant van [gedaagde sub 1] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 746,00 aan salaris gemachtigde;
In reconventie
4.5.
veroordeelt [eiser sub 1] c.s. om aan [gedaagde sub 1] tegen bewijs van kwijting te betalen € 405,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de factuur tot de voldoening;
4.6.
veroordeelt [eiser sub 1] c.s. tot betaling van de proceskosten aan de kant van [gedaagde sub 1] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 75,00 aan salaris gemachtigde;
4.7.
veroordeelt [eiser sub 1] c.s., onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [gedaagde sub 1] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 37,50 aan salaris gemachtigde;
In conventie en in reconventie
4.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H. Charbon, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2022.