Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met 9 producties is op 17 september 2021 bij [gedaagde] bezorgd,
- [gedaagde] heeft schriftelijk op de dagvaarding gereageerd (conclusie van antwoord). Hij heeft 3 producties bijgevoegd,
- de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 april 2022, via Skype. Ter zitting zijn verschenen mevrouw [eiseres] , eiseres, met haar gemachtigde de heer T. Star. De heer [gedaagde] , gedaagde, is verschenen met zijn gemachtigde mr. A.J.A. van Buuren. Van wat er is besproken heeft de griffier aantekening gemaakt. De zaak is op verzoek van partijen twee weken aangehouden voor overleg. Afgesproken is dat partijen uiterlijk op 26 april 2022 aan de kantonrechter berichten of zij een regeling hebben getroffen of dat vonnis moet volgen. De kantonrechter heeft meegedeeld dat in dat laatste geval op 11 mei 2022 vonnis zal worden gewezen,
- op 25 april 2022 hebben partijen de kantonrechter bericht dat zij geen minnelijke regeling hebben bereikt en vragen zij de kantonrechter vonnis te wijzen.
2.De feiten
Zonder tijdige opzegging tegen het einde van het jaar, waarvoor dit huurcontract is aangegaan, loopt het huurcontract na dat eerste jaar voor onbepaal-(opmerking kantonrechter: hier is weer een deel van de tekst weggevallen)
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
nadat de huur is ingegaan. Voor een huurovereenkomst die is aangegaan voor de duur van twee jaar of korter en die voldoet aan de vereisten van artikel 7:271 lid 1, tweede volzin, van het BW, geldt echter een afwijkende termijn van zes maanden
nadat de huur is geëindigd(vgl. artikel 7:249 van het BW).
van rechtswege, na het verloop van de tijd waarvoor deze is aangegaan. Wèl is nodig dat de verhuurder de huurder tijdig vóór het einde van de huur schriftelijk informeert over de dag waarop de huur verstrijkt. Verder wordt deze huurovereenkomst voor bepaalde tijd gekenmerkt door het feit dat de huurder deze tussentijds kan opzeggen. De huurovereenkomst voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 7:271 lid 1, tweede volzin, van het BW moet onderscheiden worden van de “gewone” huurovereenkomst voor bepaalde tijd als bedoeld in de eerste volzin van dat artikellid, die
nietvan rechtswege eindigt maar moet worden opgezegd tegen het einde van de overeengekomen huurperiode en die bovendien, als de huurder niet met de opzegging door de verhuurder instemt, na de overeengekomen huurperiode doorloopt, totdat de rechter onherroepelijk op de vordering van de verhuurder tot het beëindigen van de huur heeft beslist (vgl. artikel 7:271 lid 1, eerste volzin, van het BW en artikel 7:272 van het BW). Als de huur niet wordt opgezegd wordt de huurovereenkomst na het verstrijken van de overeengekomen huurperiode van rechtswege voortgezet voor onbepaalde tijd (artikel 7:230 van het BW).
nietvan rechtswege, maar door opzegging “tegen het einde van de tijd van het jaar, waarvoor het huurcontract is aangegaan”. Ook de mogelijkheid van tussentijdse opzegging door de huurder ontbreekt. Partijen zijn daarnaast overeengekomen dat de huurovereenkomst zonder opzegging tegen het einde van de bepaalde periode, doorloopt voor onbepaalde tijd. Het standpunt van [eiseres] dat partijen hebben beoogd een huurovereenkomst voor bepaalde tijd te sluiten en dat deze overeenkomst na verloop van die bepaalde tijd van rechtswege is voortgezet voor onbepaalde tijd, strookt daarom niet met de tekst van het huurcontract. Partijen zijn die voortzetting voor onbepaalde tijd bij aanvang van de huur namelijk uitdrukkelijk overeengekomen.
na aanvangvan de huur is (artikel 7:249 lid 1 van het BW). De huur is aangevangen op 1 januari 2019 en die termijn was dus op 1 juli 2019 al verstreken. De vordering van [eiseres] om de aanvangshuurprijs vast te stellen op € 297,01, of een ander, door de kantonrechter te bepalen bedrag, wordt daarom afgewezen.
vier maal lekkagesin de woning zijn geweest via het dak en dat [eiseres] die lekkages direct bij hem heeft
gemeld. Het gaat volgens hem om
meldingenop 6 juni 2019, 16 augustus 2020, 8 februari 2021 en 27 juli 2021 (punt 12 conclusie van antwoord). Blijkens de Whatsapp-correspondentie die [eiseres] heeft overgelegd, heeft zij
meldingenvan lekkage gedaan op (of kort voor) 6 juni 2019, op 16 augustus 2020, 8 februari 2021, 18 juni 2021, 27 juli 2021 en 9 augustus 2021 (vgl. producties 5 t/m 9 bij dagvaarding), dat zijn dus meer
meldingendan waarvan [gedaagde] in de conclusie van antwoord uitgaat.
Gelet op die toelichting van [gedaagde] ter zitting en in de conclusie van antwoord alsoook de door [eiseres] overgelegde stukken kan er daarnaast van uit worden gegaan dat er niet alleen op 27 juli 2021, maar ook op 18 juni 2021 een lekkage in de woning is geweest die [eiseres] bij [gedaagde] heeft gemeld, zoals blijkt uit de door [eiseres] overgelegde Whatsapp-correspondentie.
in de periode van 6 juni 2019 tot en met 9 augustus 2021sprake is geweest van een voortdurend
gebrekaan het gehuurde in de zin van artikel 7:204 lid 1 van het BW, namelijk een gebrek aan het gehuurde dat heeft geleid tot verminderd huurgenot en dat voor rekening van [gedaagde] als verhuurder komt.
gedurende de hierna vermelde periodesheeft geleid tot
substantieel verminderd huurgenot:
de week huurkorting– dat is dus 100% over zeven dagen, wat neerkomt op 40% over 17 dagen naar beneden afgerond – die [gedaagde] aan [eiseres] heeft verstrekt in juli 2021, wegens de door haar ervaren overlast. [eiseres] heeft niet weersproken dat zij die huurkorting heeft ontvangen. De kantonrechter vermindert aldus de overeengekomen, kale huurprijs over de periode van:
- 6 tot en met 14 juni 2019;
- 16 tot en met 31 augustus 2020;
- 8 februari 2021 tot en met (9 augustus 2021 minus 17 dagen = ) 23 juli 2021.
5.De beslissing
- 6 tot en met 14 juni 2019;
- 16 tot en met 31 augustus 2020;
- 8 februari 2021 tot en met (9 augustus 2021 minus 17 dagen = ) 23 juli 2021;