ECLI:NL:RBMNE:2022:2671

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
992955
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.P. Kilian
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning wegens overlast door huurder

In deze zaak vorderde de stichting Bo-Ex '91, als verhuurder, ontruiming van de woning van [onderbewindgestelde] wegens aanhoudende overlast. De kantonrechter heeft op 8 juli 2022 uitspraak gedaan in een kort geding, waarbij de huurder, vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder, niet zelf was gedagvaard maar wel aanwezig was bij de mondelinge behandeling. De verhuurder stelde dat de huurder sinds maart 2022 opnieuw ernstige overlast veroorzaakte, vergelijkbaar met eerdere klachten uit 2020, en dat ondanks eerdere gedragsaanwijzingen de overlast niet was gestopt. De kantonrechter oordeelde dat de overlast zodanig ernstig was dat het aannemelijk was dat de bodemrechter de huurovereenkomst zou ontbinden. De kantonrechter wees de vordering tot ontruiming toe, met een termijn van 21 dagen voor de ontruiming, en veroordeelde de gedaagde partij in de proceskosten. De rechter hield rekening met de belangen van zowel de verhuurder als de huurder, maar concludeerde dat de belangen van de omwonenden zwaarder wogen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9929255 UV EXPL 22-121 SV/40160
Kort geding vonnis van 8 juli 2022
inzake
de stichting
Stichting Bo-Ex '91,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen: Bo-Ex,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.J. Jeths,
tegen:
[gedaagde] , als maat van en verbonden aan de maatschap
[onderneming],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
in haar hoedanigheid van financieel beschermingsbewindvoerder over de goederen van
[onderbewindgestelde],
verder ook te noemen: [onderbewindgestelde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.F. van Hulst.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1a tot en met 8
  • de aanvullende producties 9 tot en met 15
  • de mondelinge behandeling op 24 juni 2022
  • de akte wijziging van eis
  • de pleitnota van de gemachtigde van [onderbewindgestelde] .
1.2.
Het kort geding is mondeling behandeld op 24 juni 2022. Bo-Ex werd vertegenwoordigd door mevrouw [A] ( [functie] ). Zij werd bijgestaan door
mr. Jeths. Namens de bewindvoerder van de heer [onderbewindgestelde] was aanwezig mr. Van Hulst. De heer [onderbewindgestelde] was zelf ook aanwezig. Daarnaast waren vier omwonenden aanwezig. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
1.3.
Daarna volgt dit vonnis.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
Mevrouw [gedaagde] , maat van [onderneming] , is met ingang van
23 november 2018 benoemd tot bewindvoerder over de goederen van [onderbewindgestelde] . Daarom is zij gedagvaard door Bo-Ex die in deze procedure de ontruiming vordert van de door [onderbewindgestelde] gehuurde woning.
2.2.
Bo-Ex verhuurt sinds 6 maart 2019 aan [onderbewindgestelde] een woning aan het adres [adres] te [plaats] . Aan de huurovereenkomst met [onderbewindgestelde] was woonbegeleiding gekoppeld. Daartoe is een driepartijenhuurovereenkomst aangegaan tussen Bo-Ex, [onderbewindgestelde] en het [instelling] , de instelling die destijds begeleiding bood aan [onderbewindgestelde] . In deze driepartijenovereenkomst zijn aanvullende bepalingen over het goed huurderschap en de woonbegeleiding overeengekomen, naast de algemene voorwaarden van de huurovereenkomst.
2.3.
Nadat omwonenden vanaf 13 mei 2020 bij Bo-Ex hadden gemeld dat zij overlast hebben van [onderbewindgestelde] , die onder meer bestaat uit schreeuwen, schelden, stampen en bonken, heeft [onderbewindgestelde] op 3 augustus 2020 een allonge huurovereenkomst in het kader van een laatste kans/gedragsaanwijzing ondertekend. [onderbewindgestelde] heeft daarin erkend dat hij tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst. De gedragsaanwijzing houdt kort gezegd in dat [onderbewindgestelde] geen overlast meer zal veroorzaken, in het bijzonder niet te schreeuwen in en rond de woning, geen harde bonk- of stompgeluiden te veroorzaken en omwonenden niet te bedreigen of uit te schelden.
2.4.
Omdat [onderbewindgestelde] zich daarna weer als goed huurder heeft gedragen, heeft Bo-Ex [onderbewindgestelde] bij brief van 2 juni 2021 meegedeeld dat de woonbegeleiding stopt en dat vanaf dat moment sprake is van een reguliere huurovereenkomst.
2.5.
Bo-Ex heeft geconstateerd dat [onderbewindgestelde] vanaf maart 2022 opnieuw overlast veroorzaakt, die soortgelijk is aan de overlast die in 2020 heeft plaatsgevonden: hard schreeuwen, bonken, stampen en (uit)schelden vanaf het balkon van zijn woning. Volgens Bo-Ex zijn er vanaf maart 2022 tot nu toe zodanig veel overlastklachten binnengekomen dat sprake is van voortdurende en onduldbare overlast. Buren voelen zich onveilig en de politie moet voor de overlast regelmatig langskomen. Ondanks sommaties van Bo-Ex om de overlast te staken, blijkt dit voor [onderbewindgestelde] niet mogelijk. Bo-Ex stelt dat [onderbewindgestelde] hiermee is tekortgeschoten in de nakoming van de op hem als huurder rustende wettelijke en contractuele verplichtingen. Bo-Ex wil daarom op zo kort mogelijke termijn de huurovereenkomst met [onderbewindgestelde] beëindigen. Daarop vooruitlopend vordert zij ontruiming van de woning aan de [adres] te [plaats] .

3.De beoordeling

3.1.
[onderbewindgestelde] is niet gedagvaard, maar hij was wel bij de mondelinge behandeling van de zaak aanwezig, waar hij zijn standpunt heeft kunnen toelichten. De bewindvoerder treedt in dit kort geding op als de formele procespartij.
3.2.
Op grond van de wet en de huurovereenkomst dient een huurder zich ten opzichte van Bo-Ex als een goed huurder te gedragen. Een huurder mag niet (herhaaldelijk) overlast veroorzaken. Doet een huurder dit toch, dan is sprake van een zodanige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst dat op grond van artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW), ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde in beginsel gerechtvaardigd is.
3.3.
In deze zaak vordert Bo-Ex ontruiming van de woning door [onderbewindgestelde] als voorlopige voorziening. Dat is een maatregel die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Gezien de ernst van de gevolgen voor de betrokken huurder kan daarom een ontruiming als voorlopige voorziening alleen worden uitgesproken, als het voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter (wanneer zijn oordeel wordt gevraagd) de huurovereenkomst zal ontbinden en de huurder tot ontruiming zal veroordelen. Bovendien moet sprake zijn van zodanig ernstige tekortkomingen dat de beslissing in de bodemzaak niet kan worden afgewacht.
3.4.
De kantonrechter acht het voldoende aannemelijk dat in een eventueel tussen partijen nog te voeren bodemprocedure een vordering van Bo-Ex tot ontbinding en ontruiming tot een toewijzing zal leiden. Dit oordeel is gebaseerd op het volgende.
3.5.
Bo-Ex heeft de ervaren overlast onderbouwd met een groot aantal meldingen per e-mail en printversies van berichten in de What’s app-groep van omwonenden in de periode van 22 maart 2022 tot en met 23 juni 2022. Daaruit blijkt dat terugkerend sprake is van hard schreeuwen, schelden - ook naar voorbijgangers en omwonenden - en kabaal maken door hard te bonken op de muren en vloeren en met spullen te smijten in de woning door [onderbewindgestelde] . Bo-Ex heeft daarnaast schriftelijke verklaringen en een USB-stick met een videofragment en meerdere geluidsopnames overgelegd, die zijn gemaakt door omwonenden vanuit hun woning. Verder heeft Bo-Ex gewezen op de eerdere gedragsaanwijzing. [onderbewindgestelde] heeft daarin erkend dat hij vanwege overlast vanaf mei 2020 ernstig tekort is geschoten in zijn verplichtingen op grond van de huurovereenkomst en dat hem een laatste kans wordt geboden.
3.6.
Bij het afspelen van het videofragment is te zien dat [onderbewindgestelde] vanaf zijn balkon schreeuwt en roept, zonder dat duidelijk is naar wie hij schreeuwt. Er is op de straat niemand te zien waar hij naar roept. Op de geluidsfragmenten is te horen dat [onderbewindgestelde] hard schreeuwt, scheldt en met spullen smijt. Verder heeft Bo-Ex schriftelijke verklaringen van omwonenden overgelegd waaruit blijkt dat zij zich onveilig voelen in hun woning door het harde, agressieve, schreeuwen van [onderbewindgestelde] , waarbij hij dreigt met het gebruik van wapens en het gooien van Molotov cocktails. De omwonenden geven daarbij ook aan dat zij angst hebben voor een confrontatie met [onderbewindgestelde] , omdat hij zich eerder in het gezamenlijke portiek van hun woningen intimiderend heeft gedragen en bewoners heeft achtervolgd, ondanks de afspraak met Bo-Ex dat hij geen contact met de bewoners mag zoeken.
3.7.
[onderbewindgestelde] betwist de meeste van deze gedragingen niet, maar stelt dat het schreeuwen niet zo erg is. Hij wijst er op dat hij een psychisch zware periode had, dat de woningen gehorig zijn en dat omwonenden door Bo-Ex in hun ongenoegen en angst worden opgehitst. [onderbewindgestelde] vindt het daarom niet duidelijk dat sprake is van hinder die onrechtmatige overlast vormt.
3.8.
De kantonrechter constateert op basis van de reeks aan meldingen van de omwonenden en de overgelegde geluidsfragmenten dat sprake is van ernstige geluidshinder met een dreigende toon van [onderbewindgestelde] en intimiderend gedrag. De omstandigheid dat [onderbewindgestelde] zich op een normale manier, zonder stemverheffing, kan uiten, wat ook ter zitting is geconstateerd, maakt dit niet anders. Uit de overgelegde geluidsopnames blijkt dat [onderbewindgestelde] regelmatig zo hard schreeuwt en scheldwoorden roept, dat dit in de woning van omwonenden duidelijk is te horen. Door de agressieve toon waarop [onderbewindgestelde] dit doet, veroorzaakt zijn gedrag voor omwonenden een voortdurend onveilige en angstige situatie. Het gevolg is dat het woongenot dat zij van een woning mogen verwachten als een veilige en rustige plek, ernstig wordt aangetast. Bijvoorbeeld slapen omwonenden regelmatig elders om tot rust te komen of ontvluchten zij de woning voor een fietstochtje als [onderbewindgestelde] weer eens luidruchtig is. Uit de data van de meldingen kan worden opgemaakt dat de overlastgevende gedragingen van [onderbewindgestelde] vanaf 22 maart 2022 vaak meerdere dagen aaneengesloten hebben plaatsgevonden en ook na de aan [onderbewindgestelde] betekende dagvaarding, tot de dag van de zitting, nog hebben plaatsgevonden. Daarbij kan deze recente overlast niet los worden gezien van de eerdere periode van overlast die tot de gedragsaanwijzing heeft geleid in 2020. De kantonrechter ziet geen aanknopingspunten voor de stelling van [onderbewindgestelde] dat Bo-Ex de omwonenden heeft opgehitst om hun klachten kenbaar te maken. [functie] [A] heeft de app-groep van de omwonenden niet aangemaakt, maar is pas later toegevoegd aan de app-groep om op de hoogte te blijven. De kantonrechter komt dan ook tot het voorlopig oordeel dat sprake is van dusdanig ernstige overlast, op grond waarvan het aannemelijk is de bodemrechter, de huurovereenkomst zal ontbinden vanwege een ernstige toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst.
3.9.
De kantonrechter onderkent dat [onderbewindgestelde] een groot belang heeft bij het behoud van zijn woning. [onderbewindgestelde] heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij zelf ook wel begrijpt dat hij op deze manier niet in de woning kan blijven wonen. Hij is bereid te verhuizen naar een andere woning. [onderbewindgestelde] wil ook graag hulp, maar hij wil – na een eventuele opname in een zorginstelling - niet dakloos raken en onderaan de wachtlijst komen voor een andere woning. De kantonrechter moet echter niet alleen rekening houden met dat belang van [onderbewindgestelde] , maar ook met het belang van de omwonenden om daar zonder overlast te kunnen wonen. Bo-Ex is daarvoor als verhuurder van de woning van [onderbewindgestelde] en de omliggende woningen ook verantwoordelijk. In dit geval weegt het belang van Bo-Ex om de woning te ontruimen zwaarder. Bij deze belangenafweging is in aanmerking genomen dat [onderbewindgestelde] in 2020 een gedragsaanwijzing heeft gekregen wegens overlast en een laatste kans kreeg van Bo-Ex. Bo-Ex heeft [onderbewindgestelde] na de overlastmeldingen vanaf
22 maart 2022 zowel in gesprekken als per brief gesommeerd om de overlast te staken, maar de overlast is toch blijven voortduren.
3.10.
Gelet op de aard en de ernst van de door [onderbewindgestelde] veroorzaakte overlast kan de beslissing in een eventueel te voeren bodemprocedure niet worden afgewacht. Dit betekent ook dat het verzoek van [onderbewindgestelde] om de zaak aan te houden voor een toelichting door zorginstanties op de beschikbare crisisplekken op een tweede zitting, wordt afgewezen. Aanhouding van de zaak is niet in het belang van de omwonenden en [onderbewindgestelde] heeft onvoldoende concreet aangegeven welke andere oplossing voor de overlast met deze toelichting kan worden bereikt. De vordering tot ontruiming zal daarom worden toegewezen. De kantonrechter heeft daarbij meegewogen dat Bo-Ex heeft toegezegd dat zij, als er een ontruimingsvonnis is, bij de uitvoering daarvan rekening zal houden met de belangen van [onderbewindgestelde] en zich zal inspannen voor een zorgtraject om te voorkomen dat hij na ontruiming dakloos wordt, en als [onderbewindgestelde] meer controle heeft over zijn gedrag, de mogelijkheden voor het huren van een andere woning zal onderzoeken.
3.11.
[onderbewindgestelde] heeft subsidiair en meer subsidiair verzocht om een langere ontruimingstermijn, totdat er voor hem een zorgplek is of zodat er meer tijd is om een zorgplek te vinden. Gelet op het belang van de omwonenden bij het eindigen van de overlast en het belang van [onderbewindgestelde] om ergens anders een voor hem passende andere zorg- en woonplek te vinden, acht de kantonrechter een termijn voor ontruiming van 21 dagen na de betekening van dit vonnis, passend.
3.12.
[gedaagde] zal, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [onderbewindgestelde] , als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Bo-Ex worden begroot op:
- dagvaarding € 127,43
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde €
498,00(tarief eenvoudig kort geding)
Totaal € 753,43

4.De beslissing

De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
4.1.
veroordeelt gedaagde partij, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [onderbewindgestelde] , om de woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] met al wie en al wat zich daarin vanwege [onderbewindgestelde] bevindt binnen 21 dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van Bo-Ex te stellen;
4.2.
veroordeelt gedaagde partij, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [onderbewindgestelde] , om uit het vermogen van [onderbewindgestelde] de kosten van deze procedure te betalen aan de zijde van Bo-Ex, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op
€ 753,43;
4.3.
veroordeelt gedaagde partij, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [onderbewindgestelde] , om uit het vermogen van [onderbewindgestelde] te betalen, onder de voorwaarde dat hij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door Bo-Ex volledig aan dit vonnis voldoet, de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Kilian, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2022.