In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. De eiser had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op basis van de Participatiewet (Pw) om de eigen bijdrage voor zijn zorgverzekering en de kosten voor medicijnen, vitaminen, mineralen en gezonde voeding te dekken. Het college had deze aanvraag op 27 november 2020 afgewezen en het bezwaar van de eiser ongegrond verklaard in een besluit van 26 augustus 2021. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 7 juli 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld. De eiser was aanwezig, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan en het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet had aangetoond dat de kosten voor vitaminen en mineralen noodzakelijk waren voor zijn gezondheid en dat hij in staat was om gezonde voeding te kopen met zijn bijstandsuitkering, ondanks het feit dat er beslag op zijn uitkering was gelegd.
De rechtbank heeft verder overwogen dat er geen zeer dringende redenen waren die het verlenen van bijzondere bijstand rechtvaardigden. De rechtbank benadrukte dat de beslagvrije voet in acht was genomen en dat de omstandigheden van de eiser niet als levensbedreigend of als een acute noodsituatie konden worden gekwalificeerd. De uitspraak werd gedaan door rechter S.G.M. van Veen, in aanwezigheid van griffier M. van Ettikhoven, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.