In deze zaak heeft verzoeker op 14 juli 2021 een bezwaarschrift ingediend tegen het buiten behandeling laten van zijn aangevraagde omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest. Na een periode van inactiviteit heeft verzoeker op 17 februari 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar. Op 4 april 2022 heeft verweerder alsnog een besluit genomen, waarna verzoeker op 6 april 2022 het beroep heeft ingetrokken en verzocht om een veroordeling in de proceskosten op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek gegrond is, omdat verweerder een besluit heeft genomen en verzoeker kosten heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 379,50, gebaseerd op de waarde per punt en de wegingsfactor. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder een dwangsom moet betalen van € 1.442,-, omdat er meer dan 42 dagen zijn verstreken sinds de beslissing op bezwaar van 4 april 2022. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- aan hem moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar uitgesproken op 7 juli 2022.