ECLI:NL:RBMNE:2022:2717

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
UTR 21/4046
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake handhaving bestemmingsplan en huisvesting arbeidsmigranten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, die eigenares is van een pand in de gemeente Rhenen. Eiseres had het pand verhuurd aan een bedrijf dat het op zijn beurt aan arbeidsmigranten verhuurde. Na een controle op 14 oktober 2020 constateerde het college van burgemeester en wethouders dat de huisvesting van de arbeidsmigranten niet noodzakelijk was voor het bedrijf, wat in strijd was met het bestemmingsplan. Eiseres ontving een handhavingsbesluit waarin zij werd gelast om de overtreding te beëindigen, met een dreiging van een dwangsom. Eiseres maakte bezwaar, maar het college verklaarde dit ongegrond. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft zich in deze zaak de vraag gesteld of eiseres nog belang had bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep, nu zij had voldaan aan de last om de overtreding te beëindigen. Eiseres was het niet eens met de motivering van het bestreden besluit en vreesde dat dit in toekomstige situaties tegen haar gebruikt zou kunnen worden. De rechtbank oordeelde echter dat de formele rechtskracht van een besluit alleen betrekking heeft op de rechtsgevolgen en niet op de motivering. Aangezien eiseres de overtreding had beëindigd, had zij geen actueel belang bij de beoordeling van haar beroep.

Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling plaatsvond. De rechtbank wees ook op het feit dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter S.C.A. van Kuijeren, in aanwezigheid van griffier N.K. de Bruin.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4046
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2022 op het beroep in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.M. Uijttewaal)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rhenen(het college), verweerder
(gemachtigde: L. Weijsters).

Inleiding

1.1
Eiseres is eigenares van het pand aan de [adres] in [plaats] . Op grond van het bestemmingsplan ‘Kern Elst 2012’ (hierna: het bestemmingsplan) rust op dit pand onder meer de functieaanduiding ‘bedrijfswoning’. In artikel 1.15 van de planregels staat dat een bedrijfswoning is bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is. Op het perceel waar het pand op staat rust de bestemming ‘Bedrijf’.
1.2
In 2020 heeft eiseres het pand verhuurd aan [bedrijf] , die het op haar beurt heeft verhuurd aan arbeidsmigranten. Bij een controle van het pand op 14 oktober 2020 hebben toezichthouders van het college geconstateerd dat in het pand tien arbeidsmigranten wonen die niet verbonden zijn aan het bedrijf op het perceel. Volgens het college is de huisvesting van de arbeidsmigranten daarom niet noodzakelijk voor het bedrijf, zodat het gebruik van de bedrijfswoning in strijd is met artikel 1.15 van de planregels. Bij brief van 14 januari 2021 heeft het college eiseres laten weten voornemens te zijn om handhavend op te treden.
1.3
Bij brief van 27 januari 2021 heeft eiseres hierop haar zienswijze gegeven. In het besluit van 25 februari 2021
(het primaire besluit)heeft het college eiseres gelast om de geconstateerde overtreding, namelijk het gebruiken van de bedrijfswoning ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten in strijd met het bestemmingsplan, binnen tien weken na verzending van dat besluit te beëindigen en beëindigd te houden, onder verbeurte van een dwangsom van € 6.667,-- per week (waarbij een deel van een week ook een week is), met een maximum van € 20.000,--.
1.4
Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Op 8 april 2021 heeft het college de begunstigingstermijn verlengd tot vier weken na de dag waarop het besluit op het bezwaar wordt verzonden. Op verzoek van het college heeft de Commissie bezwaarschriften gemeente Rhenen (hierna: de bezwaarcommissie) het college op 16 augustus 2021 geadviseerd over het bezwaar van eiseres. Conform dit advies, heeft het college het bezwaar in het besluit van 24 augustus 2021
(het bestreden besluit)ongegrond verklaard. Het college heeft op de zitting van de rechtbank meegedeeld dat de last in de beslissing op bezwaar niet is gewijzigd.
1.5
Eiseres heeft beroep ingesteld. Op 7 maart 2022 heeft eiseres een principeverzoek ingediend bij het college, voorzien van een ruimtelijke onderbouwing. Hierin heeft zij het college verzocht om de bestemming van het pand te wijzigen naar ‘Wonen’, zodat eiseres het pand in de toekomst kan gebruiken voor reguliere verhuur. Het college heeft hierop nog geen besluit genomen.
1.6
Het beroep van eiseres is bij de rechtbank op 11 mei 2022 op een zitting behandeld. Eiseres is verschenen bij [naam] , statutair directeur van eiseres, bijgestaan door de gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door ing. [naam] , adviseur ruimtelijke ordening. Het beroep was door gemachtigde van eiseres ook ingesteld namens [bedrijf] , maar op de zitting heeft de gemachtigde het beroep in zoverre ingetrokken.

Overwegingen

2. De rechtbank ziet zich in deze zaak voor de vraag gesteld of eiseres belang heeft bij een beoordeling van haar beroep. Het is de taak van de bestuursrechter om een geschil tussen partijen te beslechten. De rechtbank beoordeelt een beroep alleen inhoudelijk als de indiener van het beroep daarbij een actueel en reëel belang heeft. Dat betekent dat er door de uitspraak van de rechtbank voor de indiener daadwerkelijk iets moet kunnen veranderen. Als dat belang is vervallen, doet de rechtbank geen uitspraak alleen maar vanwege de formele of principiële betekenis ervan.
3. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres alleen is gelast om het gebruiken van de bedrijfswoning ten behoeve van
de huisvesting van arbeidsmigrantenin strijd met het bestemmingsplan te beëindigen en beëindigd te houden. Eiseres is niet gelast om het gebruiken van de bedrijfswoning voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein niet noodzakelijk is
in het algemeen, te beëindigen en beëindigd te houden. Op de zitting heeft het college nogmaals bevestigd dat de last alleen ziet op het huisvesten van arbeidsmigranten in strijd met het bestemmingsplan.
4. In het verlengde hiervan is tussen partijen ook niet in geschil dat eiseres tijdig aan de last heeft voldaan. Eiseres gebruikt de bedrijfswoning momenteel namelijk niet meer ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten. Oftewel: zij heeft de overtreding (voor zover opgenomen in de last) beëindigd. Verder heeft eiseres op de zitting te kennen gegeven dat zij de bedrijfswoning ook in de toekomst niet meer zal gebruiken voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Oftewel: zij zal de overtreding (voor zover opgenomen in de last) beëindigd houden. Op de zitting heeft het college bevestigd dat de overtreding (voor zover opgenomen in de last) is beëindigd. Het college heeft niet betwist dat eiseres de overtreding (voor zover opgenomen in de last) beëindigd zal houden. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan het voornemen van eiseres om die overtreding beëindigd te houden. Aan de last is dus voldaan.
5. Eiseres voert aan dat zij desondanks belang heeft bij een beoordeling van haar beroep, omdat zij het niet eens is met de motivering van het bestreden besluit, dan wel het advies van de bezwaarcommissie dat door het college daarin is overgenomen. Eiseres is het ermee eens dat het college handhavend is opgetreden tegen het gebruiken van de bedrijfswoning ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten. Hieraan heeft het college echter ten grondslag gelegd dat de bedrijfswoning alleen mag worden gebruikt voor het huisvesten van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is. Als het bestreden besluit in rechte vast komt te staan, zal volgens eiseres ook dit juridische oordeel formele rechtskracht krijgen. In toekomstige verhuursituaties kan het college eiseres dan tegenwerpen dat in rechte vaststaat dat het illegaal is om de bedrijfswoning te gebruiken voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein niet noodzakelijk is. Dat wil eiseres met haar beroep voorkomen.
6. De rechtbank volgt eiseres niet. Het is vaste rechtspraak dat de formele rechtskracht van een besluit alleen ziet op de rechtsgevolgen die met dat besluit tot stand worden gebracht. De formele rechtskracht van een besluit ziet niet (ook) op de motivering ervan in de zin van oordelen van feitelijke en juridische aard die aan het besluit ten grondslag liggen. [1] Het rechtsgevolg van het bestreden besluit is dat het gebruiken van de bedrijfswoning ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten niet is toegestaan (zie ook overweging 3). Dat de bedrijfswoning alleen mag worden gebruikt voor het huisvesten van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is, is het juridische oordeel dat daaraan door het college ten grondslag is gelegd. De motivering van het bestreden besluit in de zin van dit juridische oordeel bindt partijen buiten deze zaak om, niet. In een nieuw geschil tussen partijen kan de vraag of het huisvesten van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, niet noodzakelijk is, dus weer ten volle aan de orde komen. Het college en andere belanghebbenden kunnen zich er dan niet op beroepen dat in rechte vast zou staan dat dat illegaal is.

Conclusie

7. Omdat eiseres naar het oordeel van de rechtbank geen belang heeft bij een beoordeling van haar beroep verklaart de rechtbank het beroep nietontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. de Bruin, griffier. De beslissing is op 20 mei 2022 in het openbaar uitgesproken.
(
de rechter is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen)
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1624.