ECLI:NL:RBMNE:2022:2725
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid en ongegrondheid van verzet in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 1 maart 2022 uitspraak gedaan over het verzet van een opposant(e) tegen een eerdere uitspraak van 13 oktober 2020, waarin het beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De opposant(e) had op 2 augustus 2019 beroep ingesteld, maar de rechtbank had in de eerdere uitspraak vastgesteld dat er geen beroepsgronden, geen kopie van het besluit en geen machtiging waren ingediend. De opposant(e) ging in verzet, waarbij de zitting op 10 februari 2022 plaatsvond, vertegenwoordigd door een gemachtigde.
De rechtbank overwoog dat een verzetschrift binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet worden ingediend. De eerdere uitspraak was op 19 oktober 2020 verzonden, en het verzetschrift was op 3 december 2020 ontvangen, wat te laat was. De opposant(e) voerde aan dat het verzetschrift op 30 november 2020 was gepost, en bood getuigenbewijs aan. De rechtbank besloot het voordeel van de twijfel te geven en het verzet ontvankelijk te verklaren.
Echter, de rechtbank concludeerde dat de opposant(e) geen beroepsgronden en geen kopie van het besluit had ingediend, ondanks een fax die op 24 januari 2020 was verzonden. De rechtbank vond dat de fax niet volledig was, omdat twee pagina's blanco waren. Hierdoor werd het verzet ongegrond verklaard, en bleef de eerdere uitspraak in stand. De rechtbank besliste dat er geen proceskostenvergoeding zou plaatsvinden. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd dat er geen hoger beroep mogelijk was.