In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. M.M. Breukers, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De zaak betreft een last onder bestuursdwang die op 19 augustus 2019 aan eiser is opgelegd, waarbij eiser werd opgedragen om de mandelige keldermuur en de achtergevel van zijn pand in originele staat te herstellen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze last, maar het college heeft niet tijdig op het bezwaar beslist. Eiser heeft het college op 31 januari 2020 in gebreke gesteld, waarna hij op 10 maart 2022 beroep heeft ingesteld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiser kennelijk gegrond is, omdat het college niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn heeft beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college op 11 november 2019 had moeten beslissen, maar dit niet heeft gedaan. De rechtbank heeft de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en bepaald dat het college binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Daarnaast is het college veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op vergoeding van proceskosten ter hoogte van € 379,50 en het griffierecht van € 184,- moet ook door het college aan eiser worden betaald.
De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren op 3 mei 2022 en is openbaar uitgesproken. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.