ECLI:NL:RBMNE:2022:2733

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
UTR 21/4919
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door bestuursorgaan inzake handhaving fundering

In deze zaak heeft eiser, een inwoner van Utrecht, op 1 oktober 2020 een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht om handhavend op te treden vanwege het ontbreken van een constructief veilige fundering onder de keldermuur van zijn pand. Het college heeft dit verzoek op 10 februari 2021 afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar omdat er geen tijdige beslissing op het bezwaar volgde, heeft hij verweerder op 8 juni 2021 in gebreke gesteld. Vervolgens heeft eiser op 24 juni 2021 beroep ingesteld bij de rechtbank wegens het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn bezwaar.

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 27 oktober 2021 niet-ontvankelijk verklaard, maar eiser heeft opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft in deze uitspraak vastgesteld dat verweerder niet binnen de wettelijk vereiste termijn heeft beslist op het bezwaar van eiser. De rechtbank heeft geen zitting nodig geacht en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder in gebreke is gebleven. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 379,50, en het griffierecht moet door verweerder aan eiser worden terugbetaald. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op 1 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21 / 4919

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Op 1 oktober 2020 heeft eiser bij verweerder een verzoek ingediend om handhavend op te treden in verband met het ontbreken van een constructief veilige fundering onder de keldermuur van het pand aan de [adres] aan de zijde van [adres] in [woonplaats] . Met het besluit van 10 februari 2021 heeft verweerder dit verzoek om handhaving afgewezen. Eiser heeft tegen het besluit van 10 februari 2021 bezwaar gemaakt. Vanwege het uitblijven van een beslissing op bezwaar heeft eiser met de brief van 8 juni 2021 verweerder in gebreke gesteld.
Vervolgens heeft eiser op 24 juni 2021 bij deze rechtbank beroep ingesteld in verband met het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn bezwaar. Het beroep van eiser is op
23 augustus 2021 op een zitting behandeld. De rechtbank heeft dit beroep met zaaknummer UTR 21 / 2754 op 27 oktober 2021 niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser stelt nu opnieuw beroep in tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiser heeft zijn bezwaarschrift ingediend op 11 maart 2021. Verweerder moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn is verstreken
.Dat staat in artikel 7:10 en 7:13 van de Awb. Het primaire besluit is op 10 februari 2021 verzonden, zodat de bezwaartermijn van zes weken is geëindigd op 25 maart 2021. Verweerder had dus uiterlijk op 6 mei 2021 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat verweerder op die datum nog steeds niet had beslist. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op 8 juni 2021 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken
4. Het beroep is kennelijk gegrond.
5. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb).
6. Op 7 januari 2022 heeft verweerder een reactie gegeven op het beroep van eiser. Verweerder geeft aan dat de beslistermijn is overschreden en heeft de hoogte van de verbeurde bestuurlijke dwangsom vastgesteld op € 1.442,-. Verweerder stelt dat hij nog geen besluit op het bezwaar van eiser heeft genomen door de grote complexiteit van het geval en de hoeveelheid door eiser ingediende beroepen niet tijdig beslissen. Verweerder streeft er naar om zo snel mogelijk een beslissing te nemen.
7. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb).
8. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
9. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb). Dat betekent ook dat eiser een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 379,50.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiser heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 379,50 aan proceskosten. Verweerder moet
dit bedrag betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen; rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 1 februari 2022 en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.