ECLI:NL:RBMNE:2022:2736

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
UTR 21/5003
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht

In deze zaak heeft eiser, een inwoner van Utrecht, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht verzocht om handhavend op te treden tegen sloopwerkzaamheden op een perceel in de gemeente. Het college heeft dit verzoek op 23 juni 2021 afgewezen, waarop eiser bezwaar heeft ingediend. Het college heeft echter niet tijdig op dit bezwaar beslist, wat heeft geleid tot een reeks van beroepsprocedures van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken, met zaaknummers UTR 20/786, UTR 20/4356 en UTR 21/4165, de beroepen van eiser gegrond verklaard en het college opgedragen om binnen twee weken alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiser, met de dreiging van een dwangsom bij niet-naleving.

In de huidige uitspraak, gedateerd 1 februari 2022, heeft de rechtbank vastgesteld dat de termijn van twee weken voor het nemen van een besluit inmiddels is verstreken en dat het college nog steeds geen besluit heeft genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college de dwangsom uit de eerdere uitspraak op 22 januari 2022 volledig heeft verbeurd. De rechtbank heeft het college opnieuw opgedragen om binnen twee weken een besluit te nemen en heeft de dwangsom verhoogd naar € 400,- per dag, met een maximum van € 60.000,-, vanwege de herhaalde vertraging in de besluitvorming.

Daarnaast heeft de rechtbank het beroep van eiser gegrond verklaard, wat betekent dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 379,50. Ook moet het college het griffierecht van € 181,- aan eiser vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21 / 5003

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft verweerder verzocht om handhavend op te treden voor het verrichten van sloopwerkzaamheden op het perceel [adres] in [plaats] . Met het besluit van
23 juni 2021 heeft verweerder dat geweigerd. Eiser heeft bezwaar ingediend tegen dit besluit. Verweerder heeft niet op tijd op eisers bezwaar beslist en daarom heeft eiser verweerder in gebreke gesteld.
Vervolgens heeft eiser een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingesteld. De rechtbank heeft dit beroep, met zaaknummer UTR 20/786, op 1 mei 2020 gegrond verklaard. Eiser heeft daarna nogmaals beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft dit beroep, met zaaknummer UTR 20/4356, op 18 maart 2021 gegrond verklaard. Eiser heeft daarna nogmaals beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft dit beroep met zaaknummer UTR 21/4165, op 19 november 2021 gegrond verklaard. In die uitspraak staat dat verweerder binnen twee weken alsnog moet beslissen op het bezwaar van eiser. Als verweerder dit niet doet, verbeurt hij een dwangsom van € 300,- per dag met een maximum van € 15.000,-.
Eiser stelt nu opnieuw beroep in tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank stelt vast dat de termijn van twee weken voor het alsnog nemen van een besluit, die de rechtbank in de uitspraak van 19 november 2021 heeft bepaald, al enige tijd is verstreken en dat verweerder nog steeds geen besluit heeft genomen op het bezwaar van eiser. Verweerder heeft de dwangsom uit de uitspraak van 19 november 2021 op 22 januari 2022 volledig verbeurd.
3. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder alsnog een besluit moet nemen op eisers bezwaar. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb).
4. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 400,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 60.000,-. De rechtbank oordeelt dat er aanleiding is voor deze hogere dwangsom omdat verweerder, ondanks dat eiser al drie keer eerder beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen, nog steeds geen beslissing heeft genomen. De rechtbank beslist dat er nu een sterkere prikkel nodig is.
6. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb). Dat betekent ook dat eiser een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 379,50.
7. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak
alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 400,- moet betalen voor elke
dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 60.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 181,- dat eiser heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 379,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit
bedrag betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
M. Bos, griffier. De beslissing is uitgesproken op 1 februari 2022 en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.