ECLI:NL:RBMNE:2022:2766
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verzoekster had in een eerder besluit van 10 september 2020 te horen gekregen dat zij met ingang van augustus 2019 geen recht had op een WIA-uitkering. Na het indienen van bezwaar, werd dit bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 13 april 2021. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 29 november 2021 werd behandeld. Tijdens deze zitting, die via Skype plaatsvond, was verzoekster aanwezig met haar gemachtigde, mr. K.T. Ghaffari, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door I. Postma.
Na de zitting heeft verweerder op 26 oktober 2021 het bestreden besluit gewijzigd en verzoekster een IVA-uitkering toegekend per 25 april 2019. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, waarop verweerder akkoord ging met de veroordeling in de proceskosten op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster en heeft het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 2.600,-, en verweerder is verplicht het door verzoekster betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.