ECLI:NL:RBMNE:2022:2766

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
21/2351
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verzoekster had in een eerder besluit van 10 september 2020 te horen gekregen dat zij met ingang van augustus 2019 geen recht had op een WIA-uitkering. Na het indienen van bezwaar, werd dit bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 13 april 2021. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 29 november 2021 werd behandeld. Tijdens deze zitting, die via Skype plaatsvond, was verzoekster aanwezig met haar gemachtigde, mr. K.T. Ghaffari, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door I. Postma.

Na de zitting heeft verweerder op 26 oktober 2021 het bestreden besluit gewijzigd en verzoekster een IVA-uitkering toegekend per 25 april 2019. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, waarop verweerder akkoord ging met de veroordeling in de proceskosten op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster en heeft het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 2.600,-, en verweerder is verplicht het door verzoekster betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2351

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 april 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. K.T. Ghaffari),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
(gemachtigde: I. Postma).

Procesverloop

In het besluit van 10 september 2020 (primair besluit) heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat zij met ingang van augustus 2019 geen recht heeft op een WIA-uitkering.
In het besluit van 13 april 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De zaak is op 29 november 2021 bij de rechtbank behandeld op een zitting via Skype. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Met het besluit van 26 oktober 2021 heeft verweerder het bestreden besluit gewijzigd, het bezwaar gegrond verklaard en besloten eiseres per 25 april 2019 een IVA-uitkering toe te kennen.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat hij akkoord gaat met een veroordeling in de proceskosten op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster.
Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.600,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 541,-, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 541,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,-), met een wegingsfactor 1.
De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 2.600,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. in 't Veld, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 1 april 2022 en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.