ECLI:NL:RBMNE:2022:2775

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
UTR 22/629
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na wijziging besluit NOW-1

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoekster en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen de definitieve berekening van de tegemoetkoming onder de Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging werkgelegenheid (NOW-1) voor de eerste aanvraagperiode, die door de Minister was vastgesteld op € 17.212,-. De Minister stelde vast dat verzoekster € 23.972,- te veel had ontvangen en dit bedrag moest terugbetalen. Na een ongegrond verklaard bezwaar, heeft verzoekster beroep ingesteld. Tijdens de procedure heeft de Minister zijn besluit herzien en de tegemoetkoming vastgesteld op € 39.341,-, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat, omdat de Minister het bezwaar van verzoekster gegrond heeft verklaard, hij tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen en de proceskosten vastgesteld op € 759,- voor de rechtsbijstand. Daarnaast heeft de rechtbank de Minister verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/629

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [vestigingsplaats] , verzoekster(gemachtigde: mr. W. Altenaar)

en

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder,

(gemachtigde: R. van den Brink).

Procesverloop

Bij besluit van 18 november 2021 heeft verweerder aan verzoekster de definitieve berekening van de tegemoetkoming Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging werkgelegenheid (NOW-1) voor de eerste aanvraagperiode (maart, april en mei 2020) vastgesteld op € 17.212,-. Op grond van die definitieve vaststelling heeft verweerder berekend dat verzoekster een bedrag van € 23.972,- te veel heeft ontvangen en terug moet betalen.
Verzoekster heeft daartegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 20 december 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft partijen uitgenodigd voor de behandeling van het beroep op een zitting van 2 juni 2022.
Bij besluit van 25 mei 2022 heeft verweerder zijn besluit van 20 december 2021 herzien in die zin dat hij het bezwaar van verzoekster gegrond heeft verklaard en de definitieve tegemoetkoming NOW-1 voor verzoekster heeft vastgesteld op € 39.341,-.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster haar beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
Verweerder heeft de rechtbank bericht dat hij geen verweer voert tegen het verzoek om veroordeling in de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Omdat verweerder het bezwaar van verzoekster alsnog gegrond heeft verklaard bij besluit van 25 mei 2022 en daarbij heeft besloten dat verzoekster recht heeft op een definitieve tegemoetkoming NOW-1 van € 39.341,-, is verweerder naar het oordeel van de rechtbank tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster.
4. Het verzoek om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster in beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1). De rechtbank is niet gebleken van in bezwaar gemaakte proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
5. De rechtbank wijst er voorts op dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van M.S.D. de Weerd, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.