ECLI:NL:RBMNE:2022:2788

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
UTR 21/5281
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tegemoetkoming bij niet tijdig beslissen op bezwaar in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoekster, een organisatie gevestigd in [plaats], de minister voor Natuur en Stikstof verzocht om handhavend op te treden tegen Lelystad Airport wegens het ontbreken van een natuurvergunning. Het verzoek werd door de minister afgewezen met een primair besluit op 17 december 2019. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze afwijzing op 27 januari 2020 en stuurde op 31 augustus 2020 een ingebrekestelling wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar. Op 22 september 2020 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar. De minister heeft uiteindelijk op 29 september 2020 een beslissing op bezwaar genomen. Verzoekster trok haar beroep in op 22 maart 2022, met het verzoek om de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar de minister heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. De rechtbank concludeert dat er sprake is van tegemoetkomen, omdat de minister niet tijdig op het bezwaar heeft beslist. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen en de minister veroordeeld tot betaling van € 379,50 aan proceskosten aan verzoekster.

De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2022. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/5281

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] , gevestigd in [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. B.N. Kloostra),
en

de minister voor Natuur en Stikstof, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J.M. Besselink).

Procesverloop

Verzoekster heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij brief van 4 juli 2019 verzocht om handhavend op te treden tegen onder meer Lelystad Airport vanwege het ontbreken van een natuurvergunning.
Met het primaire besluit van 17 december 2019 heeft verweerder dit verzoek afgewezen.
Op 27 januari 2020 heeft verzoekster daartegen bezwaar gemaakt.
Verzoekster heeft verweerder op 31 augustus 2020 een ingebrekestelling gestuurd wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar.
Op 22 september 2020 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar.
Vervolgens heeft verweerder op 29 september 2020 een beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 22 maart 2022 heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Verweerder heeft hierop niet gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Aan de orde is de situatie waarin het door verzoekster ingetrokken beroep zich richt tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar. In een dergelijk geval is eerst sprake van een tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb, indien verweerder daadwerkelijk niet tijdig op het bezwaar heeft beslist. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval. In een e-mail bericht van 16 juli 2020 heeft de behandelend ambtenaar van verweerder uiteengezet dat de beslistermijn op 24 augustus 2020 eindigt. De rechtbank kan dit volgen en ook verzoekster gaat hier van uit. Omdat verweerder na de ingebrekestelling niet binnen twee weken een beslissing op bezwaar heeft genomen, is het beroep niet tijdig terecht ingesteld.
4. Het verzoek wordt daarom als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- met een wegingsfactor 1/2).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.