ECLI:NL:RBMNE:2022:2802

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
C/16/536469 / HA ZA 22-191
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
  • L.L. Veendrick
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident over opschorting van betaling erfpachtcanon

In deze zaak vorderen [eiseres sub 1] c.s. een voorlopige voorziening tot opschorting van de betaling van de erfpachtcanon aan de vereniging Natuurmonumenten. De erfpachters zijn sinds 2006 erfpachters van een perceel grond waarvan Natuurmonumenten eigenaar is. De canon is bij aanvang vastgesteld op € 21.000,- per jaar en is na indexatie verhoogd naar € 26.689,- per jaar. Op basis van de akte vestiging erfpacht en opstalrecht hebben de erfpachters het recht om de canon na vijftien jaar te herzien. In 2021 hebben de erfpachters verzocht om herziening van de canon, maar Natuurmonumenten heeft hier niet mee ingestemd. De erfpachters hebben vervolgens de betaling van de canon stopgezet en een procedure aangespannen.

In het incident vorderen de erfpachters dat de voorzieningenrechter de verplichting tot betaling van de canon opschort totdat de nieuwe canon is vastgesteld. Natuurmonumenten verzet zich hiertegen en stelt dat de erfpachters in strijd met de akte hebben gehandeld door de betaling stop te zetten. De voorzieningenrechter overweegt dat de erfpachters onvoldoende spoedeisend belang hebben bij de gevorderde voorziening, omdat Natuurmonumenten pas bevoegd is om de erfpacht op te zeggen na twee jaar van niet-betaling. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de erfpachters af en veroordeelt hen in de proceskosten van het incident.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/536469 / HA ZA 22-191
Vonnis in incident van 13 juli 2022
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. M.M. Vink,
tegen
de vereniging
VERENIGING TOT BEHOUD VAN NATUURMONUMENTEN IN NEDERLAND,
gevestigd te Amersfoort,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M. Niermeijer.
Partijen zullen hierna [eiseres sub 1] c.s. en Natuurmonumenten worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met daarin de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening;
  • de incidentele conclusie van antwoord;
  • de akte uitlating producties van [eiseres sub 1] c.s.
1.2.
Daarna is aan partijen bericht dat er een vonnis in het incident zal komen.

2.Waar gaat het incident over?

2.1.
[eiseres sub 1] c.s. zijn sinds 7 december 2006 erfpachters van een perceel grond in [plaats] waarvan Natuurmonumenten eigenaar is. Het recht van erfpacht is gevestigd voor dertig jaar en eindigt op 7 december 2036. [eiseres sub 1] c.s. zijn voor het recht van erfpacht jaarlijks een canon verschuldigd aan Natuurmonumenten. Bij aanvang is de canon vastgesteld op € 21.000,- per jaar. Na indexatie is de huidige canon € 26.689 per jaar.
2.2.
Artikel 5 lid 3 van de tussen [eiseres sub 1] c.s. en Natuurmonumenten gesloten Akte vestiging erfpacht en opstalrecht (hierna: de akte) bepaalt dat na verloop van vijftien jaren vanaf de datum van vestiging van het erfpachtrecht een verzoek tot herziening van de canon kan worden gedaan. De herziening kan volgens dit artikel tot een hogere of een lagere canon leiden. Artikel 5 lid 1 van de akte bepaalt hoe de canon bij herziening moet worden berekend. Dit artikel koppelt de hoogte van de canon bij herziening (mede) aan de hoogte van het rendement op staatsleningen met een looptijd van negen tot tien jaar in het kalenderjaar voorafgaand aan de datum van herziening. Als over de herziening niet binnen drie maanden na de datum van het herzieningsverzoek overeenstemming is bereikt, zal de canon op grond van artikel 5 lid 3 van de akte moeten worden vastgesteld door drie deskundigen.
2.3.
[eiseres sub 1] c.s. hebben Natuurmonumenten op 18 mei 2021 verzocht om de canon te herzien. Volgens [eiseres sub 1] c.s. moet de canon op grond van artikel 5 lid 1 van de akte op nihil worden gesteld. Natuurmonumenten heeft hier niet mee ingestemd. [eiseres sub 1] c.s. hebben Natuurmonumenten daarom in hun e-mail van 3 november 2021 verzocht het deskundigentraject in gang te zetten. [eiseres sub 1] c.s. zijn per 7 december 2021 gestopt met het betalen van de canon aan Natuurmonumenten en hebben vervolgens een procedure aanhangig gemaakt tegen Natuurmonumenten.
2.4.
[eiseres sub 1] c.s. vorderen in dit incident dat de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treft voor de duur van de hoofdzaak, in die zin dat de verplichting tot betaling van de canon vanaf 7 december 2021 wordt opgeschort totdat dat de nieuwe canon is vastgesteld. [eiseres sub 1] c.s. leggen daaraan ten grondslag dat de nieuwe canon nog niet is vastgesteld door nalatigheid van Natuurmonumenten, terwijl Natuurmonumenten wel betaling van de canon van [eiseres sub 1] c.s. verlangt. [eiseres sub 1] c.s. stellen (een spoedeisend) belang bij de gevorderde voorlopige voorziening te hebben, omdat Natuurmonumenten dreigt met opzegging van het erfpachtrecht als [eiseres sub 1] c.s. de canon niet betaalt.
In de hoofdzaak vorderen [eiseres sub 1] c.s. nakoming van artikel 5 van de akte en medewerking aan de herziening van de canon (naast een verklaring voor recht dat een aantal artikelen uit de akte nietig dan wel vernietigd is).
2.5.
Volgens Natuurmonumenten moet de gevorderde voorlopige voorziening worden afgewezen. Zij voert aan dat [eiseres sub 1] c.s. in strijd met artikel 5 lid 5 van de akte (verbod op opschorting) voorafgaand aan de (incidentele) procedure gestopt zijn met het betalen van de canon. Verder hebben [eiseres sub 1] c.s. volgens Natuurmonumenten geen spoedeisend belang bij de gevorderde voorlopige voorziening, omdat Natuurmonumenten pas nadat de canon twee achtereenvolgende jaren niet is betaald bevoegd is om de erfpacht op te zeggen. Ook bestaat er volgens Natuurmonumenten onvoldoende samenhang met de hoofdzaak omdat [eiseres sub 1] c.s. in de bodemprocedure niet hebben gevorderd dat de canon op nihil moet worden vastgesteld. Daarbij komt dat volgens Natuurmonumenten niet voldoende aannemelijk is dat de vorderingen van [eiseres sub 1] c.s. in de bodemprocedure zullen worden toegewezen. Volgens Natuurmonumenten zou het vasthouden aan een negatief rendement op staatsleningen voor het herzien van de canon leiden tot een in redelijkheid onaanvaardbare uitkomst.
Tot slot voert Natuurmonumenten aan dat de door [eiseres sub 1] c.s. gevorderde voorlopige voorziening niet toewijsbaar is omdat [eiseres sub 1] c.s. opschorting van betaling van de canon vorderen totdat de nieuwe canon is vastgesteld
.Omdat [eiseres sub 1] c.s. in de hoofdzaak geen vaststelling van de nieuwe canon vordert zou de gevorderde voorlopige voorziening langer duren dan het geding.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
De voorzieningenrechter zal de gevorderde voorlopige voorziening afwijzen. Deze beslissing wordt hieronder toegelicht.
3.2.
Artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) geeft partijen de mogelijkheid om in een lopende procedure een voorlopige voorziening (een voorlopige maatregel) te vorderen. Deze voorziening geldt slechts voor de duur van het geding, dat wil zeggen tot het moment waarop uitspraak in de hoofdzaak wordt gedaan. Daarbij geldt dat iedere voorziening kan worden gevorderd, zolang deze samenhangt met de hoofdzaak en zich ervoor leent om als voorlopige voorziening te worden gegeven. Het karakter van de voorziening brengt verder met zich dat de eiser in het incident een zodanig dringend belang bij de gevraagde voorziening moet hebben dat van hem niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de hoofdzaak moet afwachten. Bij een beslissing op de vordering dient het belang van de eiser bij toewijzing van de vordering te worden afgewogen tegen het belang van de verweerder om de afloop van de procedure af te wachten. Bij die belangenafweging moeten alle omstandigheden van het geval (waaronder de mate van aannemelijkheid van een toewijzing van de vordering in de hoofdzaak, de te verwachten duur van het geding en het eventuele restitutierisico) worden betrokken.
3.3.
Natuurmonumenten heeft aangevoerd dat [eiseres sub 1] c.s. in strijd handelen met artikel 5 lid 5 van de akte door de canon vanaf 7 december 2021 niet te betalen. Dit artikel bepaalt dat een beroep op opschorting van betaling van alle bedragen die erfpachter (hier [eiseres sub 1] c.s.) aan Natuurmonumenten verschuldigd is voor erfpachter is uitgesloten. Met de voorlopige voorziening die [eiseres sub 1] c.s. vorderen zeggen [eiseres sub 1] c.s. in feite dat Natuurmonumenten geen beroep toekomt op artikel 5 lid 5 van de akte. In beginsel geldt dat een beroep op een opschortingsbevoegdheid in een overeenkomst (zoals hier de akte) kan worden uitgesloten. De wettelijke bepalingen die over opschortingsrechten gaan zijn namelijk niet van dwingend recht. Maar een beroep op een bepaling waarin het recht tot opschorting wordt uitgesloten kan wel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn (artikel 6:248 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). De vraag die hier dus beantwoord moet worden is of het beroep van Natuurmonumenten op artikel 5 lid 5 van de akte naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dat niet het geval, omdat niet kan worden gezegd dat het standpunt dat Natuurmonumenten in de hoofdzaak inneemt geen kans van slagen heeft. In hun incidentele conclusie van antwoord voeren Natuurmonumenten aan dat het vasthouden aan een negatief rendement op staatsleningen voor het herzien van de canon zou leiden tot een in redelijkheid onaanvaardbare uitkomst. Dit zou volgens Natuurmonumenten namelijk betekenen dat zij geen vergoeding in de vorm van een canon krijgt voor het gebruik van een perceel met een grondwaarde van € 1.300.000,-. [eiseres sub 1] c.s. zouden in dat geval gedurende 15 jaar (het tweede tijdvak van het de canon) geen tegenprestatie leveren voor het bezit van het erfpachtrecht. Dit is volgens Natuurmonumenten in strijd met het systeem en de strekking van de wet en ook niet met [eiseres sub 1] c.s. overeengekomen. Natuurmonumenten kondigt daarom aan in de conclusie van antwoord in de bodemprocedure een reconventionele vordering in te stellen met de strekking dat herziening van de canon met negatief rendement naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Gelet op de argumenten van Natuurmonumenten is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voldoende aannemelijk dat de vorderingen van [eiseres sub 1] c.s. in de hoofdzaak uiteindelijk tot vaststelling van de canon op nihil zullen leiden. Onder die omstandigheden vindt de voorzieningenrechter het beroep van Natuurmonumenten op het opschortingsverbod in artikel 5 lid 5 van de akte ook niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
Daar komt nog bij dat [eiseres sub 1] c.s. onvoldoende gemotiveerd hebben onderbouwd dat zij een zodanig dringend belang hebben bij de gevraagde voorziening dat zij de afloop van de hoofdzaak niet kunnen afwachten. [eiseres sub 1] c.s. hebben namelijk alleen aangevoerd dat Natuurmonumenten dreigt met opzegging van het erfpachtrecht als [eiseres sub 1] c.s. de canon niet betalen. [eiseres sub 1] c.s. verwijzen hierbij naar de e-mail van Natuurmonumenten van 30 november 2021 (productie 7 bij dagvaarding). Zoals Natuurmonumenten in deze e-mail schrijft kan zij de erfpacht opzeggen nadat [eiseres sub 1] c.s. twee achtereenvolgende jaren de canon niet hebben betaald. Dit volgt uit de wet (artikel 5:87 lid 2 BW). Omdat [eiseres sub 1] c.s. vanaf 7 december 2021 geen canon meer betalen zou Natuurmonumenten pas voor het eerst in december 2023 van de bevoegdheid tot opzegging van het erfpachtrecht gebruik kunnen maken als [eiseres sub 1] c.s. betaling van de canon blijven staken. De voorzieningenrechter weegt hierbij ook mee dat [eiseres sub 1] c.s. niet hebben gesteld dat zij het bedrag van de canon niet kunnen betalen. Ook is niet gesteld dat er een restitutierisico bestaat. Ook om die reden zal de voorzieningenrechter de gevorderde voorlopige voorziening afwijzen.
Proceskosten
3.4.
[eiseres sub 1] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Deze kosten worden begroot op € 563,- voor salaris advocaat. Omdat Natuurmonumenten dit heeft gevorderd, zal de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

4.Het verdere verloop van de hoofdzaak

4.1.
In de hoofdzaak zal de zaak naar de rol van 24 augustus 2022 worden verwezen voor het nemen van een conclusie van antwoord door Natuurmonumenten.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eiseres sub 1] c.s. in de kosten van het incident, aan de zijde van Natuurmonumenten tot op heden begroot op € 563,-,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
24 augustus 2022voor conclusie van antwoord van de kant van Natuurmonumenten.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.L. Veendrick en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2022. [1]

Voetnoten

1.coll: JvdB/4223