In deze zaak vorderen [eiseres sub 1] c.s. een voorlopige voorziening tot opschorting van de betaling van de erfpachtcanon aan de vereniging Natuurmonumenten. De erfpachters zijn sinds 2006 erfpachters van een perceel grond waarvan Natuurmonumenten eigenaar is. De canon is bij aanvang vastgesteld op € 21.000,- per jaar en is na indexatie verhoogd naar € 26.689,- per jaar. Op basis van de akte vestiging erfpacht en opstalrecht hebben de erfpachters het recht om de canon na vijftien jaar te herzien. In 2021 hebben de erfpachters verzocht om herziening van de canon, maar Natuurmonumenten heeft hier niet mee ingestemd. De erfpachters hebben vervolgens de betaling van de canon stopgezet en een procedure aangespannen.
In het incident vorderen de erfpachters dat de voorzieningenrechter de verplichting tot betaling van de canon opschort totdat de nieuwe canon is vastgesteld. Natuurmonumenten verzet zich hiertegen en stelt dat de erfpachters in strijd met de akte hebben gehandeld door de betaling stop te zetten. De voorzieningenrechter overweegt dat de erfpachters onvoldoende spoedeisend belang hebben bij de gevorderde voorziening, omdat Natuurmonumenten pas bevoegd is om de erfpacht op te zeggen na twee jaar van niet-betaling. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de erfpachters af en veroordeelt hen in de proceskosten van het incident.