3.1Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en de daarop gebaseerde besluitvorming in beroep onaantastbaar zijn. Het is aan een eiser aan te voeren en, zo nodig, aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, onvoldoende begrijpelijk zijn, of dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
Tegenstrijdigheden, onzorgvuldigheden en onbegrijpelijkheden in de rapporten kunnen aannemelijk gemaakt worden door niet medisch geschoolden. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, geen toereikende grondslag vormt voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
Medische kant van bestreden besluiten I en II - zorgvuldigheid van de medische onderzoeken
3.2.1De rechtbank stelt vast dat uit het ‘verslag telefonische hoorzitting’ volgt dat de hoorzitting in bezwaar in beide zaken tegelijk heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2020, maar dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep wel afzonderlijke medische rapporten heeft opgesteld.
3.2.2.Eiser voert aan dat de medische beoordeling in beide zaken onzorgvuldig is geweest. De hoorzitting in de bezwaarfase heeft namelijk telefonisch plaatsgevonden en de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dus geen lichamelijk onderzoek gedaan. Daarnaast is de telefonische hoorzitting problematisch verlopen. Eiser verwijst in dit verband naar zijn aanvullend bezwaarschrift van 14 oktober 2020. Ter zitting heeft hij hierover toegelicht dat hij de bejegening door de verzekeringsarts bezwaar en beroep als intimiderend heeft ervaren. Verder voert eiser aan dat het rapport van de primaire verzekeringsarts van 31 oktober 2019 niet concludent is, omdat hierin staat dat eiser 15-20 minuten, dan wel 30 minuten kan zitten, terwijl in de FML staat dat eiser ongeveer één uur kan zitten.
3.2.3De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling in beide zaken niet onzorgvuldig is geweest.
3.2.4De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat de medische beoordeling in beide zaken onzorgvuldig is, omdat in de bezwaarfase geen lichamelijk onderzoek is verricht. In de uitspraak van 23 juni 2021 van de hoogste rechter in dit soort zakenstaat dat de zorgvuldigheid van de besluitvorming in bezwaar meebrengt dat, in situaties waarin de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en waarin in de primaire fase geen sprake is geweest van een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts, als uitgangspunt geldt dat in de fase van bezwaar de betrokkene door een verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens een spreekuurcontact wordt onderzocht. Deze situatie doet zich in het geval van eiser niet voor, alleen al omdat de primaire verzekeringsarts in beide zaken lichamelijk onderzoek heeft verricht bij eiser tijdens een (fysiek) spreekuurcontact. In zaak UTR 20/4671 heeft de primaire verzekeringsarts eiser, na een telefonisch spreekuur op 18 september 2019, uitgenodigd voor een fysiek spreekuur op 31 oktober 2019, waar eiser lichamelijk is onderzocht. In zaak UTR 21/552 heeft dezelfde primaire verzekeringsarts eiser gezien en gesproken op het fysieke spreekuur van 3 februari 2020, waar eiser ook lichamelijk is onderzocht. De enkele omstandigheid dat er in de bezwaarfase geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden, maakt de medische beoordeling op zichzelf niet onzorgvuldig.
3.2.5De rechtbank volgt eiser evenmin in zijn stelling dat de medische beoordeling onzorgvuldig is vanwege de ervaren onheuse bejegening door de verzekeringsarts bezwaar en beroep jegens eiser. Het Uwv heeft ter zitting aangevoerd dat eiser in verband met de gestelde onheuse bejegening een klachtprocedure kan starten bij het Uwv. De rechtbank volgt het Uwv in dat standpunt. In de huidige procedure is het van belang dat eiser zijn medische klachten goed naar voren heeft kunnen brengen. Voor zover eiser vindt dat dit tijdens de telefonische hoorzitting niet goed is gelukt, heeft hij de mogelijkheid gehad om dit na de hoorzitting te herstellen door het indienen van aanvullende bezwaargronden. Eiser heeft hiervan gebruik gemaakt bij brief van 14 oktober 2020.
3.2.6Ook de stelling van eiser dat het rapport van de primaire verzekeringsarts van 31 oktober 2019 niet concludent is, volgt de rechtbank niet. De rechtbank beoordeelt niet de primaire besluitvorming.
Overigens merkt de rechtbank op dat in de FML is vermeld dat eiser ongeveer één uur achtereenvolgens kan zitten. De primaire verzekeringsarts heeft hiertoe geconcludeerd op basis van eigen onderzoek. Dat eiser tijdens het spreekuur bij de primaire verzekeringsarts zelf heeft aangegeven dat hij 15-20 minuten (dan wel 30 minuten) achtereenvolgens kan zitten en dat dit als eigen verklaring van eiser is opgenomen in het rapport van de primaire verzekeringsarts, maakt niet dat dat rapport niet concludent is.
Medische kant van de bestreden besluiten I en II – inhoudelijke medische beoordelingen
3.3.1Eiser voert aan dat de medische beoordelingen onjuist zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft onvoldoende rekening gehouden met de pijnklachten die eiser had na een liesbreukoperatie. Ter onderbouwing verwijst eiser naar de volgende medische informatie:
(i) brief van dr. [D] (chirurg) van 20 juli 2020;
(ii) brief namens [E] (chirurg) van 2 april 2021 en brieven van dr. [D] (chirurg) van 7 september 2020 en 26 juli 2021;
(iii) brief van dr. [D] (chirurg) van 8 september 2021 en brief van [F] (uroloog) van 26 oktober 2021.
3.3.2De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de informatie onder (i) betrokken in haar rapporten in de bezwaarfase van 23 oktober 2020 en 18 december 2020, de informatie onder (ii) in de beroepsfase in de aanvullende reactie van 6 augustus 2021 en de informatie onder (iii) in de beroepsfase in de aanvullende reacties van 7 januari 2022 en 18 februari 2022.
3.3.3De rechtbank stelt vast dat uit de door eiser overgelegde medische informatie (bijvoorbeeld de brief van 20 juli 2020 van chirurg [D] ) blijkt dat eiser in december 2018, dus voor de datum in geding in beide zaken) liesbreukchirurgie heeft ondergaan en sindsdien pijnklachten rapporteert. In de brief van chirurg [D] van 8 september 2021, weliswaar na de data in geding, is onder meer het volgende vermeld:
“Heeft nog wel een stekende pijn direct boven de testis rechts. Dit past bij het beeld van chronische pijn na liesbreukchirurgie waarbij de meest voorkomende oorzaken neuralgie en/of matgerelateerde klachten zijn. Ernstige pijn treedt bij 2% van alle geopereerde patiënten op. In deze groep zit bovengenoemde patiënt.”De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet in deze brief geen aanleiding om meer en/of verdergaande beperkingen aan te nemen dan in de FML van 12 november 2019 zijn opgenomen.
3.3.4Gezien de verschillende standpunten van partijen en de door eiser ingediende medische informatie, bestaat er twijfel over de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank ziet daarom aanleiding om een verzekeringsarts als onafhankelijk deskundige te benoemen. De deskundige zal worden gevraagd naar zijn visie over de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, waarbij in de vraagstelling aandacht is voor de verschillende data in geding en de verschillende toetsingskaders per zaak.
Arbeidsdeskundige beoordeling
3.4.1Eiser voert aan dat hij de geduide voorbeeldfuncties om medische redenen niet kan verrichten.
3.4.2De rechtbank geeft in deze tussenuitspraak nog geen oordeel over deze beroepsgrond, omdat deze samenhangt met de vraag of de medische beoordeling juist is.
Hoe nu verder