ECLI:NL:RBMNE:2022:2827
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in cocaïnezaak na gebrek aan bewijs van wetenschap
In de strafzaak tegen een 32-jarige vrouw, die verdacht werd van het voorhanden hebben van 525 kilogram cocaïne in Uithoorn, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 15 juli 2022 uitspraak gedaan. De rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat niet kon worden bewezen dat zij op de hoogte was van de aanwezigheid van de cocaïne in de woning waar zij verbleef. De zaak werd behandeld op tegenspraak, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de verdachte hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie had gevorderd tot vrijspraak, omdat de bewijsmiddelen niet voldoende overtuigend waren om opzet aan te tonen.
De rechtbank concludeerde dat de verdachte op 22 oktober 2021 in de woning aanwezig was, maar dat er onvoldoende bewijs was dat zij wist dat er cocaïne aanwezig was. De observaties van de politie toonden aan dat de cocaïne slechts enkele uren in de woning was en dat de verdachte in die tijd in de slaapkamer verbleef. Getuigenverklaringen van medeverdachten ondersteunden de verklaring van de verdachte dat zij niet op de hoogte was van de cocaïne. De rechtbank oordeelde dat er geen dactyloscopische sporen of ander belastend materiaal op de verdachte of haar eigendommen was aangetroffen.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de verdachte niet opzettelijk de cocaïne voorhanden had gehad en sprak haar vrij van de tenlastelegging. Dit vonnis benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak voor de aanklager om overtuigend bewijs te leveren van de wetenschap van de verdachte over de aanwezigheid van verboden middelen.