ECLI:NL:RBMNE:2022:2827

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
16/022597-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in cocaïnezaak na gebrek aan bewijs van wetenschap

In de strafzaak tegen een 32-jarige vrouw, die verdacht werd van het voorhanden hebben van 525 kilogram cocaïne in Uithoorn, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 15 juli 2022 uitspraak gedaan. De rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat niet kon worden bewezen dat zij op de hoogte was van de aanwezigheid van de cocaïne in de woning waar zij verbleef. De zaak werd behandeld op tegenspraak, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de verdachte hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie had gevorderd tot vrijspraak, omdat de bewijsmiddelen niet voldoende overtuigend waren om opzet aan te tonen.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte op 22 oktober 2021 in de woning aanwezig was, maar dat er onvoldoende bewijs was dat zij wist dat er cocaïne aanwezig was. De observaties van de politie toonden aan dat de cocaïne slechts enkele uren in de woning was en dat de verdachte in die tijd in de slaapkamer verbleef. Getuigenverklaringen van medeverdachten ondersteunden de verklaring van de verdachte dat zij niet op de hoogte was van de cocaïne. De rechtbank oordeelde dat er geen dactyloscopische sporen of ander belastend materiaal op de verdachte of haar eigendommen was aangetroffen.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de verdachte niet opzettelijk de cocaïne voorhanden had gehad en sprak haar vrij van de tenlastelegging. Dit vonnis benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak voor de aanklager om overtuigend bewijs te leveren van de wetenschap van de verdachte over de aanwezigheid van verboden middelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/022597-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 juli 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1989] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 juli 2022 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. T. Tanghe, en van dat wat verdachte en haar raadsman, mr. J.W.D. Roozemond, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
De inhoudelijke behandeling vond gelijktijdig, maar niet gevoegd, plaats met de behandeling van de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (parketnummer 16/287600-21), [medeverdachte 2] (parketnummer 16/287598-21) en [medeverdachte 3] (parketnummer 16/287595-21).

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat zij betrokken is geweest bij een strafbaar feit. Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging. De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Kort en feitelijk weergegeven, komt de verdenking er op neer dat verdachte:
op 22 oktober 2021 in Uithoorn, samen met anderen, een hoeveelheid van ongeveer 525 kilogram cocaïne opzettelijk voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

Aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging te schorsen.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van het aan haar ten laste gelegde. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging kan worden verkregen dat verdachte opzettelijk de cocaïne voorhanden heeft gehad.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aan de rechtbank verzocht om verdachte vrij te spreken van het aan haar ten laste gelegde. In de visie van de raadsman kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte opzettelijk de cocaïne voorhanden heeft gehad. Daartoe heeft de raadsman bepleit dat verdachte niet wist dat de cocaïne in de woning aanwezig was en dat zij dat ook niet behoorde te weten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Wat in onderhavige zaak niet ter discussie staat, en daarom door de rechtbank als vaststaand feit wordt beschouwd, is dat er op 22 oktober 2021 een hoeveelheid van 525 kilo cocaïne aanwezig was in de woning aan het [adres] in [plaats] . Ook is verder onbetwist dat verdachte op 22 oktober 2021 in de woning aan het [adres] in [plaats] aanwezig was. Nu de officier van justitie aan verdachte het verwijt maakt dat zij, samen met anderen, deze hoeveelheid cocaïne opzettelijk voorhanden heeft gehad, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of uit de bewijsmiddelen de overtuiging kan worden verkregen dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van deze partij cocaïne.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de redengevende feiten en omstandigheden die volgen uit de bewijsmiddelen niet de overtuiging kan worden verkregen dat verdachte wist dat ten tijde van haar aanwezigheid in de woning een hoeveelheid van 525 kilo cocaïne aanwezig was. In het navolgende legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
De politie heeft de woning aan het [adres] in [plaats] geobserveerd. Uit de observaties en camerabeelden leidt de rechtbank af dat in de vroege ochtend van 22 oktober 2022 een grote lading cocaïne de woning binnen is gebracht door twee medeverdachten. Een deel van deze lading is vervolgens naar buiten gebracht en in een Mercedes en in een Volkswagen Transporter geladen. Om 11.36 uur is een arrestatieteam van de politie de woning binnengevallen en vervolgens is de in de woonkamer en keuken resterende cocaïne in beslag genomen. De rechtbank constateert dat de cocaïne slechts enkele uren in de woning heeft gelegen.
Verdachte heeft verklaard dat zij de gehele ochtend van 22 oktober 2021 in de slaapkamer van de woning was. Op 22 oktober 2021 heeft zij, zo heeft verdachte verklaard, met haar kinderen uitgeslapen en heeft zij slechts de slaapkamer verlaten om gebruik te maken van de badkamer. In de woning van het [adres] is het mogelijk om vanuit de slaapkamer in de badkamer te komen, zonder daarvoor door de woonkamer of de keuken te hoeven lopen.
Ter terechtzitting zijn, in de zaak van verdachte, de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als getuigen onder ede gehoord. [medeverdachte 1] heeft de lezing van verdachte bevestigd en heeft ook verklaard dat verdachte niet door hem op de hoogte is gebracht van het feit dat er in de (vroege) ochtend van 22 oktober 2021 verdovende middelen in de woning zouden worden gebracht en enkele uren daarna weer uit de woning zijn vervoerd. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij verdachte op 22 oktober 2021 niet in de woning heeft gezien. Wel heeft [medeverdachte 2] het water van de douche horen stromen en leidde hij hieruit af, zo heeft hij verklaard, dat er nog een persoon in de woning aanwezig was.
Toen de verbalisanten van de arrestatie-eenheid de woning aan het [straat] betraden, troffen zij verdachte met haar kinderen aan in de slaapkamer van de woning. In de slaapkamer werd – anders dan in de woonkamer, keuken en (verborgen) wasruimte – geen cocaïne aangetroffen. Verder blijkt uit het onderzoek aan de telefoon van verdachte ook geen enkel aanknopingspunt voor de betrokkenheid bij en de wetenschap van de aangetroffen cocaïne. Ook worden geen dactyloscopische sporen (vingerafdrukken) van verdachte aangetroffen op relevante in de woning aangetroffen voorwerpen, zoals diverse verpakkingsmaterialen, een vacumeermachine of een geldtelmachine. Ten slotte heeft het onderzoek aan het voertuig van verdachte geen belastend materiaal opgeleverd en staat de woning aan het [adres] in [plaats] niet op naam van verdachte.
Alles overziend, heeft de rechtbank niet de overtuiging gekregen dat verdachte op 22 oktober 2021 wist dat er gedurende enkele uren een partij van 525 kilo cocaïne in de woning aanwezig was en staat naar haar oordeel, met de huidige dossierinformatie, dus niet vast dat verdachte het opzet heeft gehad op het voorhanden hebben van de cocaïne.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het aan haar ten laste gelegde.

5.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, mr. N.M.H. van Ek en mr. P.M. Leijten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.B. Venema, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 juli 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 22 oktober 2021 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 525 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)