Op 28 januari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Eiser had beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 13 juli 2021. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat eiser het griffierecht niet op tijd heeft betaald, waardoor de zaak niet inhoudelijk kon worden behandeld. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was.
Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een beroep. In dit geval bedroeg het griffierecht € 181,-. De rechtbank heeft eiser op 7 november 2021 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen vier weken betaald moest worden. Aangezien het griffierecht niet op tijd was ontvangen en eiser geen geldige reden heeft gegeven voor deze vertraging, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit is in overeenstemming met artikel 8:54 Awb.
De rechtbank heeft besloten dat er geen vergoeding van proceskosten zal plaatsvinden en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.