ECLI:NL:RBMNE:2022:2855

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
22/652
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag omgevingsvergunning

In deze zaak heeft eiser, wonende in Utrecht, beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een omgevingsvergunning. De aanvraag, ingediend op 17 september 2020, betrof de vergroting van de woning door een uitbreiding aan de achterzijde over twee verdiepingen. Eiser heeft op 29 oktober 2020 bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder om de aanvraag buiten behandeling te stellen. Verweerder heeft echter niet binnen de wettelijk gestelde termijn op het bezwaar beslist, waardoor eiser verweerder in gebreke heeft gesteld.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiser de juiste procedure heeft gevolgd door een ingebrekestelling te sturen. De rechtbank heeft verweerder verzocht om binnen twee weken de benodigde stukken in te dienen, maar verweerder heeft hier niet op gereageerd. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen wanneer het bezwaarschrift precies door verweerder is ontvangen, maar ging zij uit van de datum van indiening door eiser. De rechtbank concludeert dat verweerder op 10 december 2020 had moeten beslissen, maar dit niet heeft gedaan.

De rechtbank heeft vervolgens de hoogte van de dwangsom vastgesteld die verweerder verschuldigd is wegens het niet tijdig nemen van een besluit. De dwangsom bedraagt in totaal € 1.442,-. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen en dat hij een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de beslissing van verweerder vernietigd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22 / 652

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Op 17 september 2020 heeft verweerder de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het vergroten van de woning door het maken van een uitbreiding aan de achterzijde over twee verdiepingen buiten behandeling gesteld. Eiser heeft op 29 oktober 2020 bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Verweerder heeft niet op tijd op eisers bezwaar beslist en daarom heeft eiser verweerder in gebreke gesteld.
Eiser stelt nu beroep in tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiser heeft zijn bezwaarschrift ingediend op 29 oktober 2020. Verweerder moet binnen zes weken beslissen, of, als er een zogenaamde bezwaaradviescommissie is ingesteld, binnen twaalf weken, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn is verstreken. Deze termijn wordt opgeschort gedurende de tijd die eiser nodig heeft om zijn bezwaar compleet te maken. Verweerder kan de beslistermijn vervolgens nog eenmaal met zes weken verlengen. Verdere verlenging van de beslistermijn is slechts mogelijk als eiser hiermee instemt. Dit staat in de artikelen 7:10 en 7:13 van de Awb.
4. De rechtbank heeft verweerder bij brief van 17 februari 2022 verzocht om binnen twee weken de stukken in te dienen en een reactie te geven op het beroep van eiser. Verweerder heeft niet binnen deze termijn gereageerd. De rechtbank heeft als gevolg daarvan niet kunnen vaststellen op welke datum verweerder het bezwaarschrift heeft ontvangen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat verweerder het bezwaar heeft ontvangen op de dag nadat eiser stelt zijn bezwaar te hebben ingediend (29 oktober 2020).
4. Verweerder had uiterlijk op 10 december 2020 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat verweerder op die datum nog steeds niet had beslist. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op 8 april 2021 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
5. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, van de Awb).
7. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit nu alsnog (artikel 8:55c, van de Awb). De dwangsom die in dit geval verschuldigd is bedraagt
€ 1.442,-.
8. Omdat verweerder nog geen beslissing op bezwaar heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, van de Awb).
9. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
10. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb). Dit betekent ook dat eiser een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 379,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op binnen 2 weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 181,- dat eiser heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 379,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 10 maart 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.