In deze zaak heeft eiser, wonende in Utrecht, beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een omgevingsvergunning. De aanvraag, ingediend op 17 september 2020, betrof de vergroting van de woning door een uitbreiding aan de achterzijde over twee verdiepingen. Eiser heeft op 29 oktober 2020 bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder om de aanvraag buiten behandeling te stellen. Verweerder heeft echter niet binnen de wettelijk gestelde termijn op het bezwaar beslist, waardoor eiser verweerder in gebreke heeft gesteld.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiser de juiste procedure heeft gevolgd door een ingebrekestelling te sturen. De rechtbank heeft verweerder verzocht om binnen twee weken de benodigde stukken in te dienen, maar verweerder heeft hier niet op gereageerd. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen wanneer het bezwaarschrift precies door verweerder is ontvangen, maar ging zij uit van de datum van indiening door eiser. De rechtbank concludeert dat verweerder op 10 december 2020 had moeten beslissen, maar dit niet heeft gedaan.
De rechtbank heeft vervolgens de hoogte van de dwangsom vastgesteld die verweerder verschuldigd is wegens het niet tijdig nemen van een besluit. De dwangsom bedraagt in totaal € 1.442,-. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen en dat hij een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de beslissing van verweerder vernietigd.