ECLI:NL:RBMNE:2022:2864

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
22/2498
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om herbeoordeling van een uitkering

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar verzoek om herbeoordeling van haar uitkering. Eiseres heeft haar verzoek om herbeoordeling op 4 februari 2022 ingediend, welke door verweerder op 7 februari 2022 is ontvangen. Volgens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen diende verweerder binnen acht weken, dus uiterlijk op 5 april 2022, een beslissing te nemen. De rechtbank constateert dat deze termijn is overschreden. Eiseres heeft verweerder op 8 april 2022 een ingebrekestelling gestuurd, maar er is sindsdien geen besluit genomen.

De rechtbank wijst erop dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, het verplicht is een dwangsom te betalen. De rechtbank stelt vast dat verweerder op 9 juni 2022 een dwangsom van € 1.442,- heeft toegekend, maar dat er nog steeds geen besluit is genomen. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen en dat hij een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.

Daarnaast is het beroep gegrond verklaard, wat betekent dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten. De rechtbank kent een bedrag van € 379,50 toe aan eiseres, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. Verweerder moet ook het griffierecht aan eiseres vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren op 5 juli 2022 en zal openbaar worden gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2498

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: C.J. Loef)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar verzoek om herbeoordeling van [A] .

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft haar verzoek om herbeoordeling ingediend op 4 februari 2022. Deze is door verweerder op 7 februari 2022 ontvangen. Verweerder moet binnen acht weken beslissen op het verzoek om herbeoordeling. Dat staat in artikel 101, derde lid van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Verweerder had dus uiterlijk op 5 april 2022 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder de ingebrekestelling op 8 april 2022 heeft ontvangen en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
4. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb).
5. Op 9 juni 2022 is middels een beslissing door verweerder het volledige bedrag aan dwangsom toegekend (€ 1.442,-).
6. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb).
7. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
8. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
9. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 379,50.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiseres heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 379,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 5 juli 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.