In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar verzoek om herbeoordeling van haar uitkering. Eiseres heeft haar verzoek om herbeoordeling op 4 februari 2022 ingediend, welke door verweerder op 7 februari 2022 is ontvangen. Volgens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen diende verweerder binnen acht weken, dus uiterlijk op 5 april 2022, een beslissing te nemen. De rechtbank constateert dat deze termijn is overschreden. Eiseres heeft verweerder op 8 april 2022 een ingebrekestelling gestuurd, maar er is sindsdien geen besluit genomen.
De rechtbank wijst erop dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, het verplicht is een dwangsom te betalen. De rechtbank stelt vast dat verweerder op 9 juni 2022 een dwangsom van € 1.442,- heeft toegekend, maar dat er nog steeds geen besluit is genomen. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen en dat hij een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast is het beroep gegrond verklaard, wat betekent dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten. De rechtbank kent een bedrag van € 379,50 toe aan eiseres, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. Verweerder moet ook het griffierecht aan eiseres vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren op 5 juli 2022 en zal openbaar worden gemaakt.