Het oordeel van de rechtbank
Beoordelingskader
8. De rechtbank overweegt dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. De rapporten en de daarop gebaseerde besluiten zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapportages niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Dit kunnen ook niet medisch geschoolden doen, maar voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. De door een uitkeringsgerechtigde ervaren klachten zijn op zichzelf geen reden om aan te nemen dat de medische beoordeling van het Uwv onjuist is.
De medische kant van het besluit – zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
9. Eiser voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht. De laatste FML waarin fysieke beperkingen zijn vermeld, is de FML van verzekeringsarts [E] bij de EZWb van 21 april 2017. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [B] heeft minder fysieke beperkingen aangenomen dan verzekeringsarts [E] in de FML van 21 april 2017 heeft gedaan, terwijl verzekeringsarts bezwaar en beroep [B] eiser niet lichamelijk heeft onderzocht en hij die afwijking ook niet heeft onderbouwd.
10. De rechtbank stelt vast dat primaire verzekeringsarts [A] dossieronderzoek heeft verricht en eiser heeft gezien op het fysieke spreekuur van 17 augustus 2020. Het lichamelijk onderzoek heeft bestaan uit een observatie van eiser. Ook heeft primaire verzekeringsarts [A] de bij de huisarts opgevraagde en ontvangen informatie van 26 augustus 2020 kenbaar bij de beoordeling betrokken. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [B] heeft vermeld in zijn rapporten van 8 juni 2021 en 30 november 2021 dat eiser chronische pijnklachten met jichtaanvallen heeft, hetgeen in aanvallen optreedt. Bij een chronisch pijnsyndroom en jicht wisselen de klachten volgens verzekeringsarts bezwaar en beroep [B] in de loop der tijd sterk qua ernst en intensiteit. Lichamelijk onderzoek heeft volgens hem geen enkele toegevoegde waarde. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [B] heeft in het rapport van 30 november 2021 onderbouwd waarom andere fysieke beperkingen worden aangenomen dan in 2017. De rechtbank kan de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen en is van oordeel dat het onderzoek daarmee voldoende zorgvuldig is. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat verzekeringsarts bezwaar en beroep [B] dossieronderzoek heeft verricht, aanwezig was bij de telefonische hoorzitting en de beschikbare medische informatie heeft meegewogen bij zijn beoordeling. De beroepsgrond slaagt niet.
De medische kant van het besluit – inhoudelijke medische beoordeling
11. Eiser voert aan dat de medische beoordeling onjuist is. Eiser heeft last van een depressie, rugpijn, somatoforme pijnstoornis, angststoornis, jicht en hart- en vaatziekte. Eiser voert aan dat er bij hem sprake is van een ernstige psychische stoornis en van een situatie van ‘geen benutbare mogelijkheden’ (GBM). Volgens eiser is er ook geen sprake van verbetering. Het is voor eiser daarom onduidelijk waarom verzekeringsarts bezwaar en beroep [B] een aantal beperkingen heeft laten vervallen.
12. De rechtbank stelt vast dat verzekeringsarts [E] in het rapport van 21 april 2017 in het kader van de EZWb heeft geconcludeerd dat eiser beperkt is ten aanzien van de psychische belastbaarheid en de lichamelijke belastbaarheid. Er is volgens verzekeringsarts [E] sprake van een langzaam progressief beeld, waarbij een psychogene component een steeds grotere rol speelt. Verzekeringsarts [E] heeft de belastbaarheid marginaal geacht.
13. Verzekeringsarts [G] heeft in het rapport van 11 juni 2018 in het kader van de EWT-beoordeling geconcludeerd dat eiser op grond van het onderzoeksbeeld en de mate van het huidige sociale functioneren niet belastbaar is voor enige vorm van werkzaamheden. Verzekeringsarts [G] heeft geconcludeerd dat er geen sprake was van duurzaam benutbare mogelijkheden. Er is namelijk sprake van een ernstige psychische stoornis, een intensieve specialistische behandeling, fysieke problematiek en ernstig disfunctioneren op alle drie de niveaus van het persoonlijk en sociaal functioneren. Verzekeringsarts [G] heeft vermeld dat naar verwachting de medische situatie na een verdere behandeling na ongeveer een jaar in enige mate verbeterd zal zijn.
14. Primaire verzekeringsarts [A] heeft geconcludeerd in het rapport van 6 september 2020 dat eiser niet volledig arbeidsongeschikt is op medische gronden. Eiser is immers niet opgenomen, is niet structureel bedlegerig, is lichamelijk wel zelfredzaam, er is geen sprake van een zeer korte levensverwachting door ziekte, er is geen sprake van verminderde beschikbaarheid op medische gronden. Primaire verzekeringsarts [A] heeft wel beperkingen aangenomen ten aanzien van rugbelasting, nekbelasting, handbelasting en mentale belasting. Primaire verzekeringsarts [A] heeft verder vermeld dat er geen verbetering van de mentale belastbaarheid is opgetreden en dat er tijdelijke bijkomende beperkingen aanwezig zijn ten aanzien van dynamische en statische belasting. Verbetering van het persoonlijk en sociaal functioneren is de komende twee jaar onwaarschijnlijk.
15. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [B] heeft aanleiding gezien om de FML te herzien. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [B] heeft aanvullende beperkingen aangenomen ten aanzien van het sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen en dynamische handelingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 2 maart 2021 geconcludeerd dat eiser niet voldoet aan een situatie van GBM. Er is namelijk geen sprake van onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. Eiser valt verder ook niet in één van de andere uitzonderingscategorieën van de Standaard GBM. Van een ernstig stabiel of progressief ziektebeeld zonder een enkele behandelmogelijkheid is ook geen sprake. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [B] heeft wel geconcludeerd dat een substantiële verbetering van de belastbaarheid niet meer te verwachten valt en er dus sprake is van duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen. In het rapport van 8 juni 2021 heeft verzekeringsarts bezwaar en beroep [B] geconcludeerd dat met de aangenomen beperkingen in zeer ruime mate tegemoet is gekomen aan de fysieke klachten van eiser.
16. Nadat de rechtbank de zaak ter zitting heeft aangehouden, heeft het Uwv het dossier voorgelegd aan verzekeringsarts bezwaar en beroep [B] die op 30 november 2021 een nader rapport heeft uitgebracht. In dit rapport heeft verzekeringsarts bezwaar en beroep [B] een aanvullende motivering gegeven. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [B] heeft gemotiveerd waarom er op de datum in geding (5 oktober 2020) minder beperkingen zijn aangenomen dan in 2017.
17. In het rapport van 30 november 2021 heeft verzekeringsarts bezwaar en beroep [B] vermeld dat de jicht per datum in geding goed onder controle is met medicatie, waarbij de klinische verschijnselen op fysiek vlak eind 2020 evident minder ernstig zijn dan in 2017. Eiser heeft daarbij in die periode ook geen intensieve behandeling gehad voor zijn lichamelijke klachten. Dit is de reden dat er minder beperkingen zijn aangenomen dan in 2017. Daarnaast is in 2020 de CBBS-5 systematiek van toepassing, in plaats van de CBBS-4 systematiek van 2017. De wijziging van CBBS-4 naar CBBS-5 heeft als gevolg dat de items frequent lichte voorwerpen hanteren tijdens werk en frequent zware voorwerpen hanteren tijdens werk zijn komen te vervallen. Verder is er op medisch vlak geen onderbouwing meer voor een beperking bij de items lopen tijdens werk, trappen lopen, zitten, zitten tijdens werk, staan en staan tijdens werk.
18. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [B] heeft verder geconcludeerd dat de pijnklachten en de spierspanning minder ernstig zijn in de nek/rug/schouders, zodat er geen reden meer is om een beperking aan te nemen voor bewegingsuitslagen met zijn hoofd/nek, het afwisselen van houding en de mogelijkheid tot vertreden. Klimmen is verder minder beperkt dan in 2017 en het boven schouderhoogte actief zijn is maximaal 2 minuten mogelijk. Omdat de pijnklachten per datum in geding minder ernstig zijn en er ook geen sprake is van een neurologische afwijking, is er geen onderbouwing meer voor een beperking ten aanzien van tastzin. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [B] heeft alle beperkingen van 2017 ten aanzien van de psychische problematiek overgenomen, omdat deze problematiek nog steeds zeer fors is. Daarnaast heeft hij een extra beperking aangenomen ten aanzien van het werken waarbij hij niet of nauwelijks wordt afgeleid door de activiteiten van anderen.
19. Met de hiervoor genoemde beperkingen is een situatie van GBM in 2020 volgens verzekeringsarts bezwaar en beroep [B] niet te onderbouwen. Dit was in 2017 ook niet het geval. Daarnaast heeft eiser al lang geen behandeling meer en is er vooral door conditionering sprake van een inactief dagpatroon. Met alle aangenomen beperkingen is er volgens verzekeringsarts bezwaar en beroep [B] ook geen onderbouwing meer voor het aannemen van een urenbeperking.
20. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verzekeringsarts bezwaar en beroep [B] voldoende rekening gehouden met de lichamelijke en psychische beperkingen van eiser. In de FML zijn hiervoor ruime beperkingen aangenomen. De door verzekeringsarts bezwaar en beroep [B] aangenomen beperkingen vloeien naar het oordeel van de rechtbank logisch voort uit de beschikbare medische informatie. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat verzekeringsarts bezwaar en beroep [B] extra beperkingen heeft aangenomen ten aanzien van het sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen en het verrichten van dynamische handelingen. In de rapporten van verzekeringsarts bezwaar en beroep [B] wordt verder helder uitgelegd waarom er ten aanzien van de lichamelijke en psychische klachten geen andere beperkingen worden aangenomen. Dat er andere beperkingen zijn aangenomen bij de EZWb in april 2017, ongeveer 3,5 jaar vóór datum in geding, doet hier niets aan af. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [B] heeft een zelfstandige beoordeling verricht en heeft inzichtelijk gemotiveerd waarom er in 2020 minder beperkingen zijn aangenomen dan in 2017. Eiser heeft verder ook geen medische informatie ingediend waaruit blijkt dat er meer beperkingen aangenomen moeten worden.
21. De rechtbank is echter wel van oordeel dat het Uwv pas met het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 30 november 2021 in de beroepsfase tot een voldoende motivering is gekomen. Omdat het Uwv dit pas in beroep heeft gedaan, is er sprake van een motiveringsgebrek in de zin van artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep is in zoverre gegrond.
De arbeidskundige kant van het besluit
22. Eiser voert aan dat hij de functie medewerker beddenreiniging (SBC-code 111112) niet kan verrichten, omdat er sprake is van overschrijding ten aanzien van dynamische handelingen en statische houdingen. Dat er sprake is van eenvoudige handelingen betekent volgens eiser niet dat er geen sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid. Er is volgens eiser ook sprake van een overschrijding ten aanzien van reiken, tillen en dragen.
23. De rechtbank overweegt als volgt. Arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [C] heeft de functies bekeken met verzekeringsarts bezwaar en beroep [B] . Verzekeringsarts bezwaar en beroep [B] vond dat de fysieke belasting niet werd overschreden in de functies. In het rapport van 7 december 2021 heeft arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [C] geconcludeerd dat het lopen en staan binnen de functie huishoudelijk medewerker en het tillen/dragen binnen de functie medewerker beddenreiniging mogelijk is. Een matras weegt tussen de 10 en 12 kg en wordt samen met een collega gedaan. Dit komt ook in geringe frequentie en duur voor. Het reiken is conform de norm, er is geen beperking van toepassing. Frequent reiken is licht beperkt en eiser kan zo nodig tijdens elk uur van de werkdag ongeveer 600 keer reiken. De iets hogere frequentie wordt hier gecompenseerd door de geringere reikafstand. De belasting bij een reikafstand van 50 cm neemt ten opzichte van een reikafstand van 70 cm progressief af door het (omgekeerde) hefboomeffect. Arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [C] heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd waarom de belastbaarheid van eiser niet wordt overschreden. De beroepsgrond slaagt niet.
24. Eiser voert eiser aan dat in deze functie vereist is dat eiser de Nederlandse taal in woord en geschrift beheerst. Eiser spreekt echter zeer slecht Nederlands en beheerst de Nederlandse taal niet in geschrift.
25. In de rapporten van 19 maart 2021 en 7 december 2021 concludeert arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [C] dat voor de geduide functies geen opleidingseisen of tot maximaal basisonderwijs wordt gevraagd. Er wordt enige kennis van de Nederlandse taal en computervaardigheden gevraagd, dit gaat echter niet verder dan algemeen gebruikelijke bekwaamheden. De rechtbank ziet daarom niet in waarom eiser de functies niet kan uitoefenen. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat eiser al sinds 1996 gewerkt heeft als schoonmaker en deze functie ook heeft kunnen doen. De beroepsgrond slaagt niet.
26. Eiser voert verder aan dat hij snel afgeleid is door lawaai en in de functie medewerker beddenreiniging sprake is van een radio. Daarnaast is volgens eiser niet duidelijk waar het besmettingsgevaar op ziet. Eiser heeft een zeer fragiele gezondheid en een gevoelig lichaam met achterliggende aandoeningen.
27. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Ten aanzien van het lawaai heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [C] in de rapporten van 19 maart 2021 en 7 december 2021 geconcludeerd dat eiser beperkt is op werk waarbij hij niet wordt afgeleid door anderen. Hij wordt snel afgeleid door lawaai in directe omgeving. In deze functie wordt eiser niet veelvuldig gestoord door andere werkzaamheden zoals binnenkomende telefoontjes, collega’s die veelvuldig wat vragen, kamergenoot die overleg voert, een drukke bouwplaats of werkomgeving. Er wordt alleen met één collega gewerkt in de directe werkomgeving. De radio kan worden uitgezet. Ten aanzien van het besmettingsgevaar is in de Resultaatfunctiebeoordeling toegelicht dat eiser niet kan werken bij of met machines of gereedschap met verwondingsrisico. Eiser kan niet werken bij hitte/open vuur en niet op hoogtes of open water. Arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [C] heeft inzichtelijk gemotiveerd dat de functie geschikt is, omdat de functie niet één van de beschreven risico’s bevat. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
28. Eiser voert ook aan dat hij alleen kan samenwerken met een afgebakende deeltaak, terwijl er in de functie medewerker beddenreiniging sprake is van gezamenlijke uitvoering/intensieve samenwerking met collega’s. Eiser is ook beperkt ten aanzien van eigen gevoelens uiten.
29. De rechtbank volgt eiser ook hierin niet. Ten aanzien van het samenwerken heeft arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [C] de functie geschikt geacht, omdat het hier het uitvoeren van eenvoudige handelingen betreft. Het samenwerken blijft beperkt tot een voor dit werk functioneel niveau. Verder staat het niet adequaat kunnen uiten van de eigen gevoelens het uitvoeren van deze werkzaamheden niet in de weg. De communicatie over het opmaken van bedden en het transport vragen niet om een adequaat uiten van gevoelens. De rechtbank kan dit volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
30. Zoals onder 21. is overwogen, is er sprake van een motiveringsgebrek in de zin van artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Nu het Uwv het bestreden besluit in beroep alsnog voldoende heeft gemotiveerd, eiser zich hierover heeft kunnen uitlaten en het Uwv hiermee het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. De rechtbank ziet echter wel aanleiding om het Uwv op te dragen aan eiser het door hem betaalde griffierecht te vergoeden. Daarnaast veroordeelt de rechtbank het Uwv in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.897,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting bij de rechtbank en 0.5 punt voor het indienen van een schriftelijke reactie, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).