ECLI:NL:RBMNE:2022:2878
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening wegens gebrek aan spoedeisend belang in bestuursrechtelijke schadevergoedingzaak
Op 15 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster had op 18 maart 2022 het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) verzocht om schadevergoeding, maar het UWV had op 6 mei 2022 aangegeven dat verzoekster geen recht had op schadevergoeding. In afwachting van de uitspraak over haar verzoek om schadevergoeding, heeft verzoekster de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 15 juli 2022, waarbij verzoekster en een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening kan worden getroffen als er sprake is van 'onverwijlde spoed'. In deze zaak, die een financieel geschil betreft, is het niet snel het geval dat er sprake is van spoedeisend belang, tenzij er een onomkeerbare situatie dreigt of acute financiële nood bestaat.
Verzoekster heeft aangevoerd dat zij in een acute financiële noodsituatie verkeert, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoekster niet voldoende financiële stukken heeft overgelegd om dit te onderbouwen. Hoewel verzoekster aangaf dat haar uitgaven hoger zijn dan haar inkomsten, ontbrak het aan bewijs dat zij niet in haar primaire levensbehoeften kan voorzien. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening en heeft het verzoek afgewezen. Verzoekster krijgt het griffierecht niet terug, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.