ECLI:NL:RBMNE:2022:2886

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
21/4342
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 8 juli 2022 uitspraak gedaan op het verzet van de opposante tegen een eerdere uitspraak van 3 mei 2022, waarin haar beroep niet-ontvankelijk was verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. Opposante, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J. Visscher, heeft in verzet gesteld dat zij het griffierecht op 24 maart 2022 wel degelijk heeft betaald. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de betaling van het griffierecht op 1 april 2022 is ontvangen, maar dat er een vertraging was in de verwerking van deze betaling in het systeem van de rechtbank. Hierdoor was de rechtbank ten onrechte in de veronderstelling dat het griffierecht niet was voldaan.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzet gegrond is, omdat de opposante tijdig het griffierecht heeft betaald. De eerdere uitspraak van 3 mei 2022 vervalt, en de rechtbank zal de zaak nu verder behandelen op een zitting. De rechtbank heeft benadrukt dat dit nog niet betekent dat de opposante gelijk zal krijgen in haar beroep, aangezien dit pas in een latere uitspraak zal worden beoordeeld. Tevens is er nog geen beslissing genomen over de proceskosten van de opposante, dit zal in de einduitspraak over het beroep worden behandeld.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier heeft een afschrift verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4342-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2022 op het verzet van

[opposante] , te [woonplaats] , opposante,

(gemachtigde: mr. J. Visscher),

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposante heeft ingediend tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort van
17 september 2021.
In de uitspraak van 3 mei 2022 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante zijn is tegen deze uitspraak in verzet gegaan en heeft niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 13 mei 2022 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat opposante het griffierecht niet heeft betaald. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposante gelijk heeft met haar beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 3 mei 2022 niet juist was.
3. Volgens opposante is de uitspraak van de rechtbank van 3 mei 2022 niet juist. Zij stelt daartoe dat zij het griffierecht wél heeft betaald, namelijk op 24 maart 2022. Opposante verwijst hierbij naar een afschrijving van haar bankafschrift op 24 maart 2022 om 16:32:38. Ook heeft opposante telefonisch van het Dienstencentrum Rechtspraak (LDCR) bergrepen dat de betaling diezelfde dag is ontvangen en ook richting de rechtbank als voldaan zou moeten worden gezien. Tot slot verzoekt opposante om toekenning van de gemaakte proceskosten.
4. De rechtbank volgt opposante in haar standpunt dat zij het griffierecht (tijdig) heeft voldaan. Uit intern onderzoek is inderdaad gebleken dat de rechtbank het griffierecht van
€ 49,- op 1 april 2022 heeft ontvangen. De rechtbank licht in dit verband toe dat het normaliter, na betaling van het griffierecht, één dag duurt voordat de betaling daadwerkelijk te zien is in het rechtbank systeem. In onderhavige zaak duurde het verwerken van de griffierechtbetaling in het rechtbanksysteem, om onverklaarbare reden, zeven dagen. Hierdoor was de rechtbank, tijdens het controleren van het griffierecht een aantal dagen na verloop van de termijn, in de veronderstelling dat het griffierecht niet betaald zou zijn.
5. Dit betekent dat opposante hierover gelijk heeft. Het verzet is dus gegrond en de uitspraak van 3 mei 2022 vervalt (artikel 8:55, lid 9, Awb).
6. De zaak wordt nu verder behandeld door de rechtbank op een zitting. Opposante krijgt hierover nog bericht. Voor de duidelijkheid merkt de rechtbank op dat dit nog niet direct betekent dat de rechtbank opposante gelijk zal geven met haar beroep. Dat moet nog beoordeeld worden.
7. De rechtbank neemt nu nog geen beslissing over de vergoeding van de proceskosten van opposante. Dit gebeurt pas in de einduitspraak over het beroep.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2022
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.