ECLI:NL:RBMNE:2022:2891

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
21/2877
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 7 juli 2022, gaat het om een verzoek van de verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. B.J.M. de Leest, had eerder beroep aangetekend tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genomen op 28 mei 2021. Op 19 mei 2022 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op dit besluit en het wijzigt, waardoor verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken. Verweerder heeft op 3 juni 2022 aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de vergoeding van de (forfaitaire) proceskosten.

De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), de rechtbank een partij kan veroordelen tot betaling van de proceskosten van de tegenpartij. In dit geval heeft de rechtbank de proceskosten van verzoeker vastgesteld op € 759,-, wat overeenkomt met 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor van 1. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht van € 49,- aan verzoeker betalen, conform artikel 8:41 Awb.

De rechtbank heeft in haar beslissing verweerder veroordeeld tot betaling van € 759,- aan proceskosten aan verzoeker. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier O. Asafiati. De beslissing is op 7 juli 2022 in het openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de partijen. Verzoekers hebben de mogelijkheid om binnen 6 weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2877

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juli 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

(gemachtigde: mr. B.J.M. de Leest),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 3 juni 2022 gereageerd op dit verzoek en aangegeven dat zij geen bezwaar hebben tegen het vergoeden van de (forfaitaire) proceskosten.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 28 mei 2021 een besluit genomen. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan. Op 19 mei 2022 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 28 mei 2021 en dat hij dit besluit wijzigt. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en aangegeven bereid te zijn om de proceskosten te vergoeden.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op
€ 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het griffierecht van €49,- aan verzoeker betalen (artikel 8:41 Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 759,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.