ECLI:NL:RBMNE:2022:290

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
20/3635 en 20/3388
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake herbeoordeling arbeids(on)geschiktheid door UWV

Op 27 januari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin opposante in verzet is gegaan tegen een eerdere uitspraak van 19 april 2021. In die uitspraak werd het beroep van opposante niet-ontvankelijk verklaard, omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) tijdig de beslistermijn had verlengd op basis van overmacht door coronabeperkingen. De rechtbank oordeelde dat er geen twijfel was over de uitkomst van de zaak, waardoor een zitting niet nodig was, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

In het verzet heeft opposante aangevoerd dat de UWV niet zonder meer de wettelijke termijn van acht weken kan overschrijden, ongeacht de coronapandemie. Ze stelde dat andere UWV-kantoren alternatieven hadden gevonden, zoals beoordelingen op basis van dossierstukken of Zoom-meetings. De rechtbank heeft echter geen aanleiding gezien om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak. De rechtbank concludeerde dat de UWV tijdig had gecommuniceerd dat het niet mogelijk was om binnen de beslistermijn een beslissing te nemen, en dat de UWV terecht een beroep deed op overmacht.

De rechtbank heeft uiteindelijk het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak van 19 april 2021 in stand blijft. De beslissing is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep mogelijk is, zoals vermeld in de artikelen 4:13 en 4:14 van de Awb.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3635 en 20/3388

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2022 op het verzet van

[opposante] , uit [woonplaats] , opposante

(gemachtigde: mr. J.A.M. Houberg).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposante heeft ingediend tegen het niet tijdig beslissen van het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) op het verzoek tot herbeoordeling van haar arbeids(on)geschiktheid.
In de uitspraak van 19 april 2021 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante is tegen deze uitspraak in verzet gegaan.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 19 april 2021 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat verweerder met de brief van 21 april 2020 tijdig de beslistermijn heeft verlengd. Verweerder kon namelijk een beroep doen op overmacht wegens de coronabeperkingen. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposante gelijk heeft met haar beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 19 april 2021 niet juist was.
3. Volgens opposante is de uitspraak van de rechtbank van 19 april 2021 niet juist omdat de UWV niet zonder meer de wettelijke termijn van het nemen van een beslissing kan overschrijden ondanks de coronapandemie. Het UWV heeft de coronapandemie als excuus gebruikt om de aanvraag van eiseres niet binnen de wettelijke termijn van acht weken uit te voeren. [1] Door andere UWV-kantoren zijn wel alternatieven genomen, zoals een beoordeling op basis van de aanwezige dossierstukken, of door middel van een Zoom-meeting. Door de rechtbank is in de uitspraak van 19 april 2021 een vrijbrief gegeven aan het UWV om tijdens de coronapandemie zelf te kiezen welke (her)beoordelingen of aanvragen wel en niet worden afgehandeld binnen de wettelijke termijn van acht weken. Er is geen aanleiding geweest voor de UWV om een beroep te doen op overmacht, omdat er voldoende alternatieven beschikbaar waren.
4. In hetgeen opposante heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 19 april 2021 is gedaan. Door de coronapandemie kon er geen fysiek onderzoek plaatsvinden en de verzekeringsarts heeft in de situatie van eiseres blijkbaar ook geen mogelijkheid gezien om een alternatief toe te passen. De UWV heeft in de brief van 21 april 2020 tijdig laten weten dat het niet mogelijk was om binnen de beslistermijn een beslissing te nemen op de aanvraag van eiseres. Doordat verweerder dit tijdig heeft laten weten, heeft verweerder aan zijn plicht voldaan. Dat er door andere UWV-kantoren wel alternatieven zijn genomen, betekent niet dat dat ook in de situatie van eiseres mogelijk was. De UWV mocht een beroep doen op overmacht en de beslistermijn voor de aanvraag van eiseres verlengen.
5. Dit betekent dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank van 19 april 2021 in stand blijft.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van E. Mulder, griffier
.De beslissing uitgesproken op 27 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
de rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.

Voetnoten

1.Artikel 4:13 en 4:14 van de Awb.