Op 27 januari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin opposante in verzet is gegaan tegen een eerdere uitspraak van 19 april 2021. In die uitspraak werd het beroep van opposante niet-ontvankelijk verklaard, omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) tijdig de beslistermijn had verlengd op basis van overmacht door coronabeperkingen. De rechtbank oordeelde dat er geen twijfel was over de uitkomst van de zaak, waardoor een zitting niet nodig was, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In het verzet heeft opposante aangevoerd dat de UWV niet zonder meer de wettelijke termijn van acht weken kan overschrijden, ongeacht de coronapandemie. Ze stelde dat andere UWV-kantoren alternatieven hadden gevonden, zoals beoordelingen op basis van dossierstukken of Zoom-meetings. De rechtbank heeft echter geen aanleiding gezien om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak. De rechtbank concludeerde dat de UWV tijdig had gecommuniceerd dat het niet mogelijk was om binnen de beslistermijn een beslissing te nemen, en dat de UWV terecht een beroep deed op overmacht.
De rechtbank heeft uiteindelijk het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak van 19 april 2021 in stand blijft. De beslissing is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep mogelijk is, zoals vermeld in de artikelen 4:13 en 4:14 van de Awb.