ECLI:NL:RBMNE:2022:2927

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
UTR 22/785
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake Wob-verzoek en niet-tijdig beslissen

In deze zaak heeft eiser op 19 december 2021 een verzoek om informatie ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein, heeft om een specificering van het verzoek gevraagd, maar dit verzoek is niet goed gecommuniceerd, waardoor eiser niet in staat was om hierop adequaat te reageren. Uiteindelijk heeft verweerder op 16 februari 2022 besloten het Wob-verzoek buiten behandeling te stellen, maar dit besluit is naar het verkeerde adres verstuurd. Eiser heeft hierop beroep ingesteld wegens niet-tijdig beslissen en heeft uiteindelijk het besluit op zijn Wob-verzoek ontvangen.

De rechtbank heeft de zaak op 7 juli 2022 behandeld. Eiser was aanwezig, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft ter zitting uitspraak gedaan en het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard, omdat verweerder alsnog op het Wob-verzoek had beslist. Het verzoek om een dwangsom werd afgewezen. Echter, het beroep tegen het buiten behandeling stellen van het Wob-verzoek werd gegrond verklaard, omdat de rechtbank oordeelde dat verweerder de aanvraag niet buiten behandeling had mogen stellen. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden.

De rechtbank heeft overwogen dat het verzoek van eiser voldoende gespecificeerd was en dat de communicatie van verweerder niet adequaat was. De rechtbank heeft ook aangegeven dat, nu de Wet Open Overheid (Woo) inmiddels in werking is getreden, verweerder het verzoek langs de lijnen van die wet moet behandelen. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/785
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein, verweerder
(gemachtigde: M. Verhoef-Murray).

Inleiding

Eiser heeft op 19 december 2021 een verzoek om informatie ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Verweerder heeft vervolgens (per e-mail, zoals door eiser gewenst) gevraagd om een specificering van het verzoek. Eiser heeft diezelfde dag gereageerd en aangegeven dat hij niet begrijpt wat hij moet specificeren, omdat het verzoek wat hem betreft specifiek genoeg is. Vervolgens heeft verweerder per post (naar het verkeerde adres) nogmaals gevraagd om een specificering. Omdat verweerder daarop geen reactie kreeg, heeft verweerder op 16 februari 2022 besloten het Wob-verzoek buiten behandeling te stellen. Dit besluit heeft verweerder per post (eveneens naar het verkeerde adres) verstuurd.
Eiser heeft ondertussen verweerder in gebreke gesteld, omdat hij geen besluit op zijn Wob-verzoek ontving en een beroep niet tijdig beslissen bij de rechtbank ingesteld. Eiser heeft vervolgens via de rechtbank alsnog het besluit op zijn Wob-verzoek ontvangen. Ook heeft verweerder op 5 juli 2022 het besluit aan eiser toegestuurd (per e-mail en per post op het juiste adres).
De rechtbank heeft het beroep op 7 juli 2022 behandeld op zitting. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop van de behandeling van de zaak heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om een dwangsom toe te kennen af;
- verklaart het beroep tegen het buiten behandeling stellen van het Wob-verzoek gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op om het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

Beroep niet tijdig beslissen
1. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk. Nadat eiser beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn Wob-verzoek, heeft verweerder namelijk alsnog op zijn aanvraag beslist. Hierdoor heeft eiser geen procesbelang meer bij de behandeling van het beroep. Het verzoek om aan verweerder een dwangsom toe te kennen wordt daarom ook afgewezen.
2. Het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn Wob-verzoek heeft op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ook betrekking op het alsnog genomen besluit. Dit betekent dat de rechtbank ook inhoudelijk ingaat op het besluit tot het buiten behandeling stellen van het Wob-verzoek.
Besluit op het Wob-verzoek
3. De rechtbank verklaart het beroep tegen het genomen besluit gegrond, omdat verweerder de aanvraag van eiser niet buiten behandeling heeft mogen stellen. Allereerst is het verzoek van eiser naar het oordeel van de rechtbank voldoende gespecificeerd. Het feit dat het verzoek omvangrijk is, is geen reden om het verzoek buiten behandeling te stellen. Daarnaast is de tweede brief van verweerder waarin om een nadere specificering van het verzoek is verzocht niet bij eiser aangekomen, waardoor eiser daar niet op heeft kunnen reageren.
4. Het besluit wordt vernietigd, verweerder dient het Wob-verzoek in behandeling te nemen en opnieuw op het Wob-verzoek te beslissen. Nu de Wet Open Overheid (Woo) inmiddels in werking is getreden, zal verweerder het verzoek langs de lijnen van die wet moeten behandelen.
5. De termijn voor het nemen van een nieuw besluit stelt de rechtbank op vier weken, met de mogelijkheid om de termijn op te schorten als verweerder een derde om een zienswijze moet vragen. Op de zitting hebben partijen afspraken gemaakt over welke documenten verweerder als eerste aan eiser zal toesturen. Daarnaast hebben partijen afgesproken met elkaar te blijven overleggen en contact met elkaar op te nemen als er verdere afspraken nodig zijn, bijvoorbeeld als het inderdaad om omvangrijke stukken blijkt te gaan en/of als verdere verduidelijking van het verzoek of de behandeling daarvan nodig is.
6. Omdat het beroep tegen het besluit op het Wob-verzoek gegrond is, dient verweerder het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden. Er zijn verder geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
7. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2022.
de rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, dan kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.