ECLI:NL:RBMNE:2022:2935

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
1626635520
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens deelname aan criminele organisatie en handel in harddrugs

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 april 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en het dealen van harddrugs. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 25 maart 2022, waar de officier van justitie, mr. J.A. Bekke, de verdenking tegen de verdachte heeft gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder deelname aan een organisatie die zich bezighield met de handel in drugs en het witwassen van geld. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. C.C.J. Tuip, pleitte voor integrale vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de criminele activiteiten.

De rechtbank heeft in haar oordeel vastgesteld dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte wist of had moeten weten dat de geldbedragen die op zijn rekening werden gestort verband hielden met de handel in drugs. Hoewel er enkele geldbedragen op de rekening van de verdachte waren gestort die herleid konden worden tot een drugsdeal, was er onvoldoende bewijs om te concluderen dat de verdachte op de hoogte was van de criminele herkomst van het geld. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, waaronder deelname aan een criminele organisatie en het verkopen en witwassen van harddrugs.

De beslissing van de rechtbank benadrukt het belang van wettig bewijs in strafzaken en de noodzaak voor de aanklager om overtuigend bewijs te leveren voor de beschuldigingen. De vrijspraak van de verdachte is een bevestiging dat zonder voldoende bewijs, de rechtsstaat zijn waarborgen moet handhaven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/266355-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
thans uit andere hoofde gedetineerd te [verblijfplaats] , locatie [locatie] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.A. Bekke en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. C.C.J. Tuip, advocaat te Diemen, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
t.a.v. feit 1:in de periode van 6 mei 2020 tot en met 23 juni 2020 te Harmelen, De Meern, Alphen aan den Rijn, Bodegraven, Woerden, Montfoort, Oudewater, IJsselstein, Nieuwegein, Utrecht, en/of Gouda, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband tussen verdachte en één of meer andere personen, waaronder [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid Opiumwet;
t.a.v. feit 2:in de periode van 6 mei 2020 tot en met 23 juni 2020 te Harmelen, De Meern, Alphen aan den Rijn, Bodegraven, Woerden, Montfoort, Oudewater, IJsselstein, Nieuwegein, Utrecht, en/of Gouda, samen met anderen harddrugs heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd;
subsidiair
hieraan behulpzaam is geweest door zijn persoonsgegevens, pincode en/of bankrekening mee te geven en/of ter beschikking te stellen;
t.a.v. feit 3:in de periode van 6 mei 2020 tot en met 23 juni 2020 te Harmelen, De Meern, Alphen aan den Rijn, Bodegraven, Woerden, Montfoort, Oudewater, IJsselstein, Nieuwegein, Utrecht, en/of Gouda, samen met anderen geldbedragen heeft witgewassen;
subsidiair
hieraan behulpzaam is geweest door zijn persoonsgegevens, pincode en/of bankrekening mee te geven en/of ter beschikking te stellen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om de aanwezigheid van een gestructureerd samenwerkingsverband aan te tonen en aan te nemen dat verdachte hieraan heeft deelgenomen. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman naar voren gebracht dat niet vast is komen te staan dat verdachte enige vorm van wetenschap heeft gehad van en daarmee opzet op, ook niet in voorwaardelijke zin, de handel in harddrugs. De gedragingen die verdachte worden toegeschreven zijn voorts niet van dien aard geweest dat van medeplegen kan worden gesproken. Ten aanzien van feit 3 stelt de raadsman dat op basis van het dossier niet kan worden afgeleid dat verdachte wist dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2 primair en subsidiair en feit 3 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat er op de bankrekening van verdachte enkele malen geldbedragen zijn gestort die zijn te herleiden tot een drugsdeal. Ook kan worden vastgesteld dat verdachte contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte 1] over het al dan niet binnenkomen van geldbedragen op zijn bankrekening. Dit contact bestond uit het uitwisselen van Whatsappberichten. Op basis van deze berichten kan niet zonder meer worden vastgesteld dat verdachte wist of had moeten weten dat de geldbedragen die op zijn rekening werden gestort verband hielden met de handel in drugs. Andere bewijsmiddelen waaruit enige wetenschap van de criminele herkomst van het geld blijkt of die duiden op de betrokkenheid van verdachte bij het dealen van harddrugs ontbreken. De rechtbank zal verdachte bij gebrek aan wettig bewijs integraal vrijspreken van het onder feit 2 en 3 ten laste gelegde.
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van de feiten 2 en 3 en deze gedragingen de kern vormen van de onder feit 1 ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie zal de rechtbank verdachte ook hiervan vrijspreken.

5.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1, feit 2 primair en subsidiair en feit 3 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van de Lustgraaf, voorzitter, mrs. I.G.C. Bij de Vaate en mr. O. Böhmer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 april 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen tussen 6 mei 2020
tot en met 23 juni 2020 te Harmelen en/of De Meern en/of Alphen aan den Rijn
en/of Bodegraven en/of Woerden en/of Montfoort en/of Oudewater en/of
IJsselstein en/of Nieuwegein en/of Utrecht en/of Gouda en/of elders in Nederland,
leiding heeft gegeven en/of deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een
samenwerkingsverband van hem, verdachte, en één of meer perso(o)n(en), onder
wie [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van één
of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde en vierde lid en/of artikel 11
derde en vijfde lid van de Opiumwet, namelijk het (telkens) bereiden, bewerken
en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren
en/of aanwezig hebben van (telkens) één of meer hoeveelhe(i)d(en) van een
materiaal bevattende cocaïne en/of GHB, (telkens) (een) middel(en) als bedoeld op
lijst I van de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de
Opiumwet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 11b lid 1 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )
2. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen tussen 6 mei 2020
tot en met 23 juni 2020 te Harmelen en/of De Meern en/of Alphen aan den Rijn
en/of Bodegraven en/of Woerden en/of Montfoort en/of Oudewater en/of
IJsselstein en/of Nieuwegein en/of Utrecht en/of Gouda en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt
en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens)
opzettelijk aanwezig heeft gehad een (grote) hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of GHB (gamma hydroxy boterzuur) en/of MDA en/of
MDEA en/of MDMA en/of 2CB en/of amfetamine, zijnde cocaïne en/of GHB en/of
MDA en/of MDEA en/of MDMA en/of 2CB en/of amfetamine (telkens) een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (een) ander(en) op één of meer tijdstippen in of
omstreeks de periode gelegen tussen 17 april 2020 tot en met 9 juli 2020 te
Harmelen en/of De Meern en/of Alphen aan den Rijn en/of Bodegraven en/of
Woerden en/of Montfoort en/of Oudewater en/of IJsselstein en/of Nieuwegein
en/of Utrecht en/of Gouda en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig
heeft gehad een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
GHB (gamma hydroxy boterzuur) en/of MDA en/of MDEA en/of MDMA en/of 2CB
en/of amfetamine, zijnde cocaïne en/of GHB en/of MDA en/of MDEA en/of MDMA
en/of 2CB en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet
bij en/of tot het plegen van welk(e) misdrij(f)(ven) verdachte op één of meer
tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen tussen 6 mei 2020 tot en met 23 juni
2020 te Harmelen en/of De Meern en/of Alphen aan den Rijn en/of Bodegraven
en/of Woerden en/of Montfoort en/of Oudewater en/of IJsselstein en/of Nieuwegein en/of Utrecht en/of Gouda en/of elders in Nederland, opzettelijk
gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door aan die [medeverdachte 1] en/of
[medeverdachte 2] en/of die ander(en) zijn, verdachtes persoonsgegevens en/of bankpas
en/of pincode en/of bankrekening (te weten: [rekeningnummer] ) (mee) te
geven en/of ter beschikking te stellen;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen tussen 6 mei 2020
tot en met 23 juni 2020 te Harmelen en/of De Meern en/of Alphen aan den Rijn
en/of Bodegraven en/of Woerden en/of Montfoort en/of Oudewater en/of
IJsselstein en/of Nieuwegein en/of Utrecht en/of Gouda en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal, (telkens) van een of meer voorwerp(en),
te weten één of meer geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding
en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld en/of
heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op
dat/die voorwerp(en) was/waren, of wie bovenomschreven voorwerp(en)
voorhanden had(den), en/of
(telkens) die/dat voorwerpen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat bovenomschreven
voorwerp(en)/geldbedrag(en) (telkens) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven;
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond a
Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (een) ander(en) op één of meerdere tijdstip(pen)
gelegen in of omstreeks de periode van 6 mei 2020 tot en met 23 juni 2020 te
Harmelen en/of De Meern en/of Alphen aan den Rijn en/of Bodegraven en/of
Woerden en/of Montfoort en/of Oudewater en/of IJsselstein en/of Nieuwegein
en/of Utrecht en/of Gouda en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met
elkaar en/of (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) van een of meer voorwerp(en),
te weten één of meer geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding
en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld en/of
heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op
dat/die voorwerp(en) was/waren, of wie bovenomschreven voorwerp(en)
voorhanden had(den) en/of
(telkens) die/dat voorwerp(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (een) ander(en) (telkens) wist(en) dat
bovenomschreven voorwerp(en)/geldbedrag(en) (telkens) geheel of gedeeltelijk -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op één of meer tijdstippen
in of omstreeks de periode van 6 mei 2020 tot en met 23 juni 2020 te Harmelen
en/of De Meern en/of Alphen aan den Rijn en/of Bodegraven en/of Woerden en/of
Montfoort en/of Oudewater en/of IJsselstein en/of Nieuwegein en/of Utrecht en/of
Gouda en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,
en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest door
aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of die ander(en) zijn, verdachtes persoonsgegevens
en/of bankpas en/of pincode en/of bankrekening (te weten:
[rekeningnummer] ) (mee) te geven en/of ter beschikking te stellen.
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond a
Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )