In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit meerdere personen, schadevergoeding van de gedaagden wegens blootstelling aan asbest tijdens sloopwerkzaamheden aan hun huurwoning. De eisers, vertegenwoordigd door mr. N.C. Harteveld-Askamp, stelden dat de asbesthoudende platen in de woning een gebrek vormden en dat de gedaagden, waaronder Stichting Mitros, [gedaagde sub 2] B.V. en [gedaagde sub 3] B.V., aansprakelijk waren voor de geleden schade. De kantonrechter oordeelde dat de aanwezigheid van asbest op zich geen gebrek opleverde, maar dat het vrijkomen van asbest tijdens de sloop wel als een gebrek werd aangemerkt. De rechter concludeerde dat Mitros niet aansprakelijk was omdat het vrijkomen van asbest niet aan haar was toe te rekenen. [gedaagde sub 2] werd eveneens niet aansprakelijk gehouden, terwijl [gedaagde sub 3] wel onrechtmatig had gehandeld door niet tijdig met de werkzaamheden te stoppen toen de asbesthoudende platen zichtbaar werden. De kantonrechter kende immateriële schadevergoeding toe voor de vrees voor gezondheidsschade en materiële schadevergoeding voor gederfde inkomsten aan de eisers toe, met een totaalbedrag van € 8.985,43, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden toegewezen aan de zijde van de eisers voor de gedaagden die in het ongelijk werden gesteld.