In deze zaak hebben eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], [gedaagde] gedagvaard vanwege een huurachterstand en vorderden zij ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De eisers zijn sinds 31 december 2020 de verhuurders van de woning die [gedaagde] sinds 1 september 2014 huurt. De huurachterstand bedraagt € 5.178,02, maar [gedaagde] betwist deze hoogte en stelt dat er een huurprijsvermindering moet worden toegepast vanwege gebreken in de woning. De huurcommissie heeft de huurprijs verlaagd tot 40% van de geldende huurprijs, die door de kantonrechter is vastgesteld op € 465,67 per maand. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gebreken in de woning zijn hersteld, maar dat [gedaagde] tot mei 2022 een verlaagde huurprijs van € 186,27 per maand verschuldigd was. De totale huurachterstand tot en met april 2022 bedraagt € 421,35. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming is afgewezen, omdat de huurachterstand niet substantieel genoeg is. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter mr. J.W. Langeler op 29 juni 2022.