Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
€ 600,00 126,00
1.846,67
300,00-
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft [handelsnaam] [gedaagde] gedagvaard voor de kantonrechter in Utrecht, waarbij de vordering betrekking had op een openstaand bedrag van € 1.546,67, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De procedure vond plaats op 30 november 2021, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. [gedaagde] had haar (vakantie) woning verhuurd aan [A], die de huur niet volledig betaalde. [gedaagde] gaf haar vordering ter incasso aan [handelsnaam], die vervolgens een gerechtelijke procedure opstartte. Na een vonnis van de kantonrechter op 10 februari 2021, waarbij [A] werd veroordeeld tot betaling van incassokosten en salaris voor de gemachtigde van [gedaagde], stuurde [handelsnaam] een eindafrekening naar [gedaagde] voor de geleverde diensten. [gedaagde] heeft echter slechts een deel van de factuur betaald en de rest onbetaald gelaten, wat leidde tot de vordering van [handelsnaam]. De kantonrechter heeft de vordering van [handelsnaam] afgewezen, omdat er geen overeenkomst was over het betalen van het salaris van de gemachtigde. Tevens werd [handelsnaam] veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].