ECLI:NL:RBMNE:2022:3

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
9276833
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van incassokosten en salaris gemachtigde in geschil tussen deurwaarder en opdrachtgever

In deze zaak heeft [handelsnaam] [gedaagde] gedagvaard voor de kantonrechter in Utrecht, waarbij de vordering betrekking had op een openstaand bedrag van € 1.546,67, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De procedure vond plaats op 30 november 2021, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. [gedaagde] had haar (vakantie) woning verhuurd aan [A], die de huur niet volledig betaalde. [gedaagde] gaf haar vordering ter incasso aan [handelsnaam], die vervolgens een gerechtelijke procedure opstartte. Na een vonnis van de kantonrechter op 10 februari 2021, waarbij [A] werd veroordeeld tot betaling van incassokosten en salaris voor de gemachtigde van [gedaagde], stuurde [handelsnaam] een eindafrekening naar [gedaagde] voor de geleverde diensten. [gedaagde] heeft echter slechts een deel van de factuur betaald en de rest onbetaald gelaten, wat leidde tot de vordering van [handelsnaam]. De kantonrechter heeft de vordering van [handelsnaam] afgewezen, omdat er geen overeenkomst was over het betalen van het salaris van de gemachtigde. Tevens werd [handelsnaam] veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9276833 UC EXPL 21-4375 EC/51367
Vonnis van 5 januari 2022
inzake
[eiser] , h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats 1] ,
verder ook te noemen [handelsnaam] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. [eiser] ,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J.A. Oudendijk.

1.De procedure

1.1.
[handelsnaam] heeft [gedaagde] gedagvaard voor de kantonrechter. [gedaagde] heeft een conclusie van antwoord ingediend waarna de zaak bij de kantonrechter via Skype is besproken op 30 november 2021. Namens [handelsnaam] was zijn gemachtigde, mr. L. van der Zwaag, aanwezig. [gedaagde] was in persoon aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, mr. J.A. Oudendijk. Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht. Zij hebben geantwoord op de door de kantonrechter gestelde vragen en zij hebben op elkaar kunnen reageren. Van deze zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft haar (vakantie) woning aan de [adres] te [plaatsnaam] vanaf 15 september 2018 verhuurd aan [A] , hierna te noemen [A] . [A] betaalde de huurpenningen niet dan wel niet volledig waarna [gedaagde] op 12 juni 2020 haar vordering ter incasso aan [handelsnaam] uit handen heeft gegeven.
2.2.
[handelsnaam] heeft de opdracht van [gedaagde] op 30 juni 2020 schriftelijk bevestigd. In deze bevestiging verwijst [handelsnaam] naar de van toepassing zijnde algemene voorwaarden. In artikel 6 van de algemene voorwaarden van [handelsnaam] staat het volgende:
“ 6. Tarieven overige opdrachtgevers
(…)
6.1
Voor werkzaamheden en/of kosten, welke niet vallen binnen het kader van de normale incassowerkzaamheden (zoals het voeren van onderhandelingen, het geven van adviezen, het voeren van een procedure, het verlenen van rechtskundige bijstand enz.) is de opdrachtgever aan [handelsnaam] verschuldigd de door deze betaalde verschotten en een salaris van € 125,= per uur, behoudens omstandigheden, waaronder het belang van de zaak, die naar redelijkheid en billijkheid een hoger uurtarief rechtvaardigen, zulks naar het oordeel van [handelsnaam] .
2.3.
[handelsnaam] heeft in overleg met [gedaagde] , toen betaling door [A] uitbleef, een gerechtelijke procedure ingeleid. [gedaagde] heeft hiervoor een voorschot van € 300,00 aan [handelsnaam] betaald ter dekking van kosten van dagvaarding, griffierecht en dergelijke.
2.4.
In de procedure van [gedaagde] tegen [A] heeft de kantonrechter op 10 februari 2021 vonnis gewezen. De kantonrechter heeft de vordering van [gedaagde] toegewezen en [A] (onder andere) veroordeeld tot betaling van € 641,30 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde van [gedaagde] .
2.5.
[gedaagde] heeft [handelsnaam] geen opdracht gegeven om het vonnis van 10 februari 2021 te executeren. Zij heeft deze opdracht aan een andere deurwaarder verstrekt. [handelsnaam] heeft [gedaagde] daarom een eindafrekening gestuurd bij factuur van 15 februari 2021. In deze factuur vordert [handelsnaam] betaling van het bedrag van € 1.546,67. De factuur van [handelsnaam] is als volgt opgebouwd:
(…)
btw
Griffierecht € 236,00
Exploten van derden € 83,38 17,51
Informatiekosten € 6,45 1,36
Incassokosten € 641,30 134,67
Salaris
€ 600,00 126,00
Totaal kosten € 1.567,13 279,54
1.846,67
Voorschot €
300,00-
Door u te voldoen € 1.546,67
(…)
2.6.
[gedaagde] heeft nadien nog een betaling van € 686,00 verricht. Het restant van de factuur heeft zij onbetaald gelaten.
3. Het geschil
3.1.
[handelsnaam] vordert, bij dagvaarding, veroordeling van [gedaagde] om aan hem te voldoen € 1.546,67, te vermeerderen met de wettelijke rente (berekend tot 9 juni 2021 op € 6,86) en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. De kantonrechter stelt vast dat [handelsnaam] tijdens de mondelinge behandeling zijn eis heeft verminderd vanwege de door [gedaagde] verrichte betaling van € 686,00.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn vordering stelt [handelsnaam] dat [gedaagde] de verplichtingen die voortvloeien uit de tussen partijen gesloten overeenkomst niet is nagekomen, door de factuur van 15 februari 2021, ondanks sommaties, (deels) onbetaald te laten. [handelsnaam] maakt ook aanspraak op de wettelijke rente nu [gedaagde] in verzuim is geraakt.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [handelsnaam] in de proceskosten. [gedaagde] stelt ter onderbouwing van haar standpunt dat [handelsnaam] niet heeft aangetoond dat hij factureert hetgeen hij met haar is overeengekomen. [gedaagde] stelt verder dat de dienstverlening van [handelsnaam] onder de maat is geweest nu [handelsnaam] niet aanwezig was tijdens de mondelinge behandeling van haar geschil met [A] en dat er ten onrechte alleen namens haar als verhuurder is geprocedeerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn verdeeld over de vraag of [gedaagde] het nog openstaande deel van de factuur van [handelsnaam] moet betalen. Dat betreft de vergoeding voor de werkzaamheden in het kader van het voeren van de procedure van € 600,- en de btw daarover van € 126,-.
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [handelsnaam] toegelicht dat artikel 6.10 van de algemene voorwaarden, geciteerd onder punt 2.2 op deze werkzaamheden van toepassing is. Op grond van dat artikel zou [handelsnaam] recht hebben op een uurtarief van € 125,-. [handelsnaam] heeft zijn vordering echter niet gebaseerd op de door hem gehanteerde tarieven, maar vraagt een bedrag gelijk aan het in de proceskostenveroordeling opgenomen bedrag aan salaris gemachtigde, volgens zijn toelichting omdat dat al jaren zo wordt gedaan.
4.3.
De vordering van [handelsnaam] wordt afgewezen omdat hij nakoming vraagt van een afspraak die partijen niet hebben gemaakt. Partijen zijn niet overeengekomen dat [gedaagde] aan [handelsnaam] een bedrag gelijk aan het salaris gemachtigde in het vonnis zou betalen.
4.4.
[handelsnaam] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 374,- (2 punten x € 187,-)
4.5.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter als volgt. Voor de tarieven heeft [handelsnaam] in de opdrachtbevestiging verwezen naar de algemene voorwaarden. Daarmee is de prijs, een kernbeding van de overeenkomst, geregeld in de algemene voorwaarden en is daarover niet onderhandeld. De kantonrechter is van oordeel dat de tarieven in de algemene voorwaarden niet duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd. Pas na de toelichting van [handelsnaam] tijdens de mondelinge behandeling was voor de kantonrechter duidelijk welk artikel van de algemene voorwaarden van toepassing is. Daarnaast is het beding onredelijk bezwarend, voor zover daarin is bepaald dat het ter beoordeling van [handelsnaam] is of een hoger uurtarief gerechtvaardigd is. Tenslotte is voor de kantonrechter onduidelijk waarom op de factuur over de forfaitaire bedragen (salaris gemachtigde en incassokosten) nog btw wordt gerekend.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [handelsnaam] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 374,- aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2022.