ECLI:NL:RBMNE:2022:3018
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De eiser, eigenaar van de woning aan [adres 1] in [plaats], had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente], waarin de waarde van de woning voor het belastingjaar 2021 was vastgesteld op € 228.000,- per waardepeildatum 1 januari 2020. De eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 174.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een online zitting op 18 februari 2022, waarbij zowel eiser als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank overwoog dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer moet zijn, en dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank beoordeelde de taxatiematrix die door verweerder was overgelegd, waarin de woning werd vergeleken met drie referentiewoningen in [plaats]. De rechtbank concludeerde dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar waren en dat verweerder aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld.
Eiser voerde verschillende argumenten aan, waaronder dat het indexeringspercentage niet controleerbaar was en dat er geen rekening was gehouden met het recht van overpad en de ligging aan de provinciale weg N225. De rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet voldoende onderbouwd waren en volgde het standpunt van verweerder. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de vastgestelde WOZ-waarde van de woning in stand blijft. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.