ECLI:NL:RBMNE:2022:3031

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
27 juli 2022
Zaaknummer
UTR 21/5197
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing tegemoetkoming NOW1-regeling wegens omzetverlies en organisatorische verbondenheid

In deze zaak heeft eiseres op 7 april 2020 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op grond van de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW1-regeling) voor de eerste aanvraagperiode. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 11 april 2020 een tegemoetkoming van € 9.688,- toegekend, waarvan € 7.752,- als voorschot is betaald. Eiseres heeft op 16 maart 2021 verzocht om de definitieve vaststelling van de tegemoetkoming, maar het ministerie heeft vastgesteld dat eiseres een omzetverlies van minder dan 20% heeft, waardoor de aanvraag is afgewezen. Dit leidde tot een besluit op 16 september 2021 waarin eiseres werd verplicht het voorschot terug te betalen.

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 18 maart 2022, maar eiseres en haar gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er organisatorische en economische verbondenheid is tussen eiseres en een andere onderneming, waardoor zij als een groep worden beschouwd voor de NOW1-regeling. De rechtbank oordeelt dat het ministerie van SZW terecht heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor de tegemoetkoming, omdat de omzetgegevens van de groep moeten worden meegenomen.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiseres het voorschot van € 7.752,- moet terugbetalen en geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter R. in 't Veld en is openbaar uitgesproken op 22 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/5197

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres,

(gemachtigde: A.P. Flinterman),
en

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder

Inleiding

1. Eiseres heeft op 7 april 2020 bij verweerder een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op grond van de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid van 31 maart 2020 (NOW1-regeling), ten aanzien van de eerste aanvraagperiode (maart, april en mei 2020).
2. In het besluit van 11 april 2020 heeft verweerder aan eiseres een tegemoetkoming van
€ 9.688,- toegekend, waarvan € 7.752,- als voorschot is betaald.
3. Eiseres heeft op 16 maart 2021 om de (definitieve) vaststelling van de tegemoetkoming verzocht. Volgens verweerder is na een controle gebleken dat eiseres een omzetverlies van minder dan 20% heeft. Omdat eiseres hierdoor niet de eisen voldoet voor een tegemoetkoming, is de aanvraag afgewezen. Dit heeft geleid tot het primaire besluit van 16 september 2021, waarbij verweerder heeft beslist dat eiseres het voorschot van € 7.752,- moet terugbetalen.
4. Eiseres is het daar niet mee eens en heeft daartegen bezwaar gemaakt. In het besluit van 2 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder dat bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
5. Op 24 januari 2022 heeft verweerder verzocht om uitstel voor het indienen van een verweerschrift. Op 27 januari 2022 is dit verzoek om uitstel doorgezonden aan eiseres.
Vervolgens is op 3 februari 2022 per aangetekende post een vooraankondiging aan partijen toegezonden, waarin is vermeld dat de zitting op 18 maart 2022 zal plaatsvinden.
Op 3 februari 2022 is per abuis tevens aan partijen een brief toegezonden waarin is vermeld dat de rechtbank een verzoek om uitstel heeft ontvangen van verweerder en dat dit verzoek om uitstel gehonoreerd is en de behandeling van het beroep tot een nader te bepalen datum is uitgesteld. Dit terwijl de rechtbank geen verzoek om uitstel had ontvangen van verweerder. Voorts heeft de rechtbank op 16 februari 2022 aan partijen een brief gezonden waarin is vermeld dat de rechtbank hen een bericht heeft gestuurd dat de zitting van 18 maart 2022 zou zijn uitgesteld, maar dat dit een kennelijke omissie was. Vervolgens ontving de rechtbank op 22 februari 2022 de vooraankondiging, die zij op 3 februari 2022 aangetekend aan eiseres heeft toegezonden, retour omdat de post niet was afgehaald. De vooraankondiging is daarna alsnog op 22 februari 2022 per gewone post aan eiseres toegezonden. Op 3 maart 2022 ontving de rechtbank van de gemachtigde van eiseres een verzoek om uitstel vanwege de mededeling over het eerder verleende uitstel en dat de gemachtigde op 18 maart 2022 was verhinderd. De rechtbank heeft dit verzoek om uitstel op 3 maart 2022 afgewezen.
6. De zaak is op 18 maart 2022 in een online zitting bij de rechtbank behandeld. Eiseres is niet verschenen. Het Uwv is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Het geschil

7. Het gaat in deze zaak om de vaststelling van de tegemoetkoming op grond van NOW1-regeling.
8. In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van organisatorische en economische verbondenheid tussen eiseres en de [bedrijf] ( [bedrijf] ), waardoor eiseres en [bedrijf] als een groep worden gezien voor de NOW1-regeling. Dit betekent volgens verweerder dat voor de bepaling van de ook de omzetgegevens van [bedrijf] moet worden meegenomen bij de berekening van het omzetverlies. Omdat eiseres niet heeft gereageerd op diverse verzoeken om toezending van omzetgerelateerde gegevens over 2019 en 2020, heeft het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) het onderzoek naar het percentage omzetverlies niet kunnen uitvoeren en het omzetdalingspercentage bepaald op nihil.
9. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Eiseres meent dat zij zelfstandig is en geen deel uit maakt van een groep. Indien eiseres met [bedrijf] voor de NOW1-regeling als groep wordt beschouwd, komt zij nog steeds in aanmerking voor een tegemoetkoming. Hieronder zal de rechtbank verder ingaan op de gronden.

Beoordeling door de rechtbank

10. Het beroep is ongegrond: eiseres krijgt geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
11. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. De heer [A] is alleen en zelfstandig bestuurder van eiseres en vennoot van de [bedrijf] . Verder is niet betwist dat alle omzetfacturen van eiseres in 2019 en 2020 door de opdrachtgever [bedrijf] zijn betaald.
Organisatorische en economische verbondenheid?
12. Eiseres voert aan dat zij zelfstandig is en niet in een groep van vennootschappen is verbonden. Volgens eiseres moet daarom worden uitgegaan van haar omzetverlies van 100% over de referentieperiode maart, april en mei 2020. Ter onderbouwing van het omzetverlies in 2020 heeft eiseres de aangifte vennootschapsbelasting 2020 overgelegd.
13. De rechtbank geeft eiseres op dit punt geen gelijk. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat sprake is van een organisatorische en economische verbondenheid tussen eiseres en [bedrijf] . Volgens artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek wordt onder een groep verstaan: een economische eenheid waarin rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch zijn verbonden.
Uit het rapport van bevindingen, opgesteld door het ministerie van SZW van 10 juni 2021 (rapport van bevindingen), volgt dat aan de hand van openbare bronnen is vastgesteld dat de heer [A] alleen en zelfstandig bestuurder van eiseres is en vennoot van [bedrijf] . Hierdoor is voldaan aan het vereiste van organisatorische verbondenheid. Daarnaast is uit de door eiseres aangeleverde financiële administratie over de jaren 2019 en 2020 volgens het ministerie van SZW gebleken dat alle omzetfacturen zijn betaald door één opdrachtgever, [bedrijf] . Hierdoor is sprake van een economische eenheid. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet gemotiveerd heeft betwist dat zij organisatorisch en economisch is verbonden met [bedrijf] . De rechtbank heeft daardoor geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het ministerie van SZW op basis van de voorgaande feiten en omstandigheden terecht vastgesteld dat sprake is van organisatorische en economische verbondenheid tussen eiseres en [bedrijf] , waardoor eiseres en [bedrijf] als een groep worden gezien voor de NOW1-regeling. Omdat eiseres onderdeel is van een groep, moet worden uitgegaan van de omzetdaling van de groep. Dit volgt uit artikel 6, vijfde lid van de NOW1-regeling. De beroepsgrond slaagt niet.
Beoordeling percentage omzetverlies
14. Eiseres voert aan dat als de cijfers van [bedrijf] zouden worden opgeteld bij de cijfers van eiseres, er sprake zou zijn van een totaal omzetverlies van 50,2 %. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres van [bedrijf] diverse financiële jaarstukken overgelegd alsmede aangiften omzetbelasting van april en mei 2020 en aangiften inkomstenbelasting van 2019 en 2020.
15. Ook op dit punt krijgt eiseres geen gelijk. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het niet mogelijk is om het percentage van het omzetverlies van eiseres en [bedrijf] te beoordelen. Uit het rapport van bevindingen volgt dat uit de door eiseres aangeleverde informatie over 2019 en 2020 blijkt dat de facturen door eiseres worden geboekt volgens het kasstelselprincipe. Volgens het kasstelselprincipe wordt de omzet pas geacht te zijn gerealiseerd wanneer de betaling van de factuur is ontvangen. Hierdoor kan er volgens verweerder geen inzicht verkregen worden in de baten en lasten die aan een bepaald boekjaar dienen te worden toegerekend. Op 26 mei 2021, 28 mei 2021 en 31 mei 2021 is daarom verzocht om toezending van aanvullende gegevens over de omzet. Ook tijdens de bezwaarfase is nog tweemaal verzocht om toezending van deze gegevens. Eiseres heeft hierop echter niet gereageerd. Eiseres heeft evenmin gemotiveerd toegelicht waarom zij de verzochte gegevens niet heeft verstrekt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarom terecht het verzoek tot vaststelling van een tegemoetkoming afgewezen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

16. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres een bedrag van € 7.752,- moet terugbetalen. Eiseres krijgt dus geen gelijk in deze beroepszaak. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R. in 't Veld, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2022.
griffier
rechter
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.