ECLI:NL:RBMNE:2022:3037

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
27 juli 2022
Zaaknummer
UTR 21/4283
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Definitieve vaststelling tegemoetkoming NOW1-regeling en terugbetaling voorschot door fout boekhouder

In deze zaak heeft eiseres, een kapsalon in Utrecht, een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op grond van de NOW1-regeling als gevolg van coronamaatregelen. In het besluit van 10 april 2020 ontving zij een voorschot van € 6.483,-, waarvan € 5.184,- is betaald. Echter, na een herbeoordeling op 28 juli 2021, stelde verweerder de definitieve tegemoetkoming vast op € 0,-, wat leidde tot een terugvordering van het voorschot. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiseres voerde aan dat de lagere loonsom het gevolg was van een fout van haar boekhouder, en dat zij meer salaris had uitbetaald dan aangegeven. De rechtbank oordeelde dat de loonaangiften te laat waren gecorrigeerd en dat de NOW1-regeling geen ruimte biedt voor afwijkingen van de peildata. De rechtbank concludeerde dat de definitieve vaststelling van de tegemoetkoming op € 0,- terecht was en dat eiseres het voorschot moest terugbetalen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en verweerder was niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4283

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] ,eiseres,

(gemachtigde: M.T. van Elck),
en

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
(gemachtigde: S. Meeuwsen).

Inleiding

1. Eiseres exploiteert een kapsalon in Utrecht. Als gevolg van de coronamatregelen heeft eiseres op 6 april 2020 bij verweerder een aanvraag gedaan voor een tegemoetkoming op grond van de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid van 31 maart 2020 (NOW1-regeling), ten aanzien van de eerste aanvraagperiode (maart, april en mei 2020).
2. In het besluit van 10 april 2020 heeft verweerder aan eiseres een tegemoetkoming van
€ 6.483,- verleend, waarvan een bedrag van € 5.184,- (80%), als voorschot is betaald.
3. Naar aanleiding van de aanvraag van eiseres van 28 juli 2021 heeft verweerder de tegemoetkoming definitief vastgesteld op € 0,-. Met het primaire besluit van 19 augustus 2021 is eiseres meegedeeld dat zij het verschil tussen het betaalde voorschot en het vastgestelde bedrag moet terugbetalen.
4. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. In het besluit van 30 september 2021
(het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
5. Met de brief van 15 februari 2022 heeft de voormalige gemachtigde van eiseres de rechtbank geïnformeerd niet langer als gemachtigde in deze procedure te zullen optreden. De huidige gemachtigde van eiseres heeft zich gesteld bij e-mail van 17 maart 2022 en verzocht om toezending van de digitale zittingsuitnodiging.
6. De zaak is op 18 maart 2022 bij de rechtbank behandeld via een online zitting. Eiseres en verweerder hebben zich bij de zitting laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Het geschil

7. Het gaat in deze zaak om de vaststelling van de tegemoetkoming op grond van NOW1-regeling en de terugbetaling van het betaalde voorschot.
8. In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat voor de vaststelling van de definitieve tegemoetkoming is gerekend met de loonsommen zoals die voor de maand maart 2020 uiterlijk op 15 mei 2020 zijn ingediend en voor de maanden april en mei 2020 zoals die uiterlijk op 19 juli 2020 zijn ingediend. Daarbij stelt verweerder dat het uitgangspunt van de NOW1-regelgever is dat de loonsom zoveel mogelijk gelijk blijft in de periode waarover de werkgever de tegemoetkoming ontvangt. Als de loonsom toch lager is geworden, dan heeft dit gevolgen voor de definitieve tegemoetkoming. Volgens verweerder maakt het daarbij niet uit wat de reden van de lagere loonsom is. In het geval van eiseres is de opgetelde loonsom over de maanden maart, april en mei 2020 lager uitgevallen dan drie keer de loonsom over januari 2020. Op basis van dit laatste bedrag is het voorschotbedrag bepaald. Voor de berekening van de definitieve vaststelling is in de regeling bepaald dat voor elke euro die de loonsom over de maanden maart, april en mei lager is dan driemaal de loonsom van januari 90 eurocent van het verleende bedrag (dat is het als voorschot betaalde bedrag) wordt afgetrokken.
9. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Eiseres voert aan dat ten onrechte is gerekend met een lagere loonsom in de subsidieperiode, omdat eiseres over deze periode meer salaris heeft uitbetaald dan oorspronkelijk, door een fout van haar boekhouder, op de loonaangiften is aangegeven. Eiseres heeft daarom de loonaangiften over de maanden maart, april en mei 2020 per 27 augustus 2021 gecorrigeerd. Ook stelt eiseres dat het recht om te worden gehoord is geschonden. Daarnaast is er volgens eiseres sprake van een onjuiste voorstelling van zaken geweest voor wat betreft de mogelijkheid van mediation en een betalingsregeling.

Beoordeling door de rechtbank

Beoordelingskader
10. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het wettelijk kader in deze zaak te vinden is in de subsidietitel(titel 4.2) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de NOW1-regeling. Volgens artikel 14, vijfde lid, van de NOW1-regeling wordt de tegemoetkoming vastgesteld aan de hand van de berekeningswijze zoals omschreven in artikel 7 van de regeling. Op grond van artikel 7, negende lid, van de NOW1-regeling wordt de loonsom van het derde aangiftetijdvak (de maand maart) van het jaar 2020 beoordeeld op grond van de loonaangifte zoals die uiterlijk op 15 mei 2020 is ingediend en de loonsom met betrekking tot het vierde en vijfde aangiftetijdvak (april en mei) van het jaar 2020 op grond van de loonaangifte zoals die uiterlijk op 19 juli 2020 is ingediend. Voor aanvullingen op deze loonaangiften gelden dezelfde data.
Schending hoorplicht
11. Eiseres voert aan dat in het bestreden besluit ten onrechte is opgenomen dat zij afstand heeft gedaan van haar recht om te worden gehoord. Volgens eiseres is dit een feitelijke onjuistheid en is de hoorplicht geschonden.
12. De rechtbank geeft eiseres op dit punt geen gelijk. Verweerder heeft bij zijn verweerschrift een gespreksverslag overgelegd van een telefoongesprek tussen verweerder en een medewerker van het kantoor van de voormalige gemachtigde van eiseres, waaruit volgt dat is afgezien van een hoorzitting. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiseres hier ter zitting niets tegenin gebracht. De rechtbank heeft daarom geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van het gespreksverslag. De beroepsgrond slaagt niet.
Bevoegdheid afwijken peildata
13. Tussen partijen is niet in geschil dat de loonaangiften over de periode maart tot en met mei 2020 op 27 augustus 2021, en dus te laat, zijn gecorrigeerd. Op de zitting is door eiseres naar voren gebracht dat zij te goeder trouw heeft gehandeld en dat door een fout van haar boekhouder niet de juiste gegevens in de loonaangifte zijn ingevuld. Eiseres doet daarom een beroep op de redelijkheid en billijkheid.
14. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat in de NOW1-regeling geen mogelijkheid is opgenomen om van de peildata af te wijken. De in de regeling genoemde peildata van 15 mei 2020 en 19 juli 2020 zijn een bewuste keuze geweest, zoals blijkt uit nota van toelichting bij de NOW1-regeling. Deze data zijn gekozen ter beperking van het fraude- en misbruikrisico. [1] De rechtbank vindt daarbij van belang dat de NOW1-regeling een noodmaatregel is, die snel tot stand is gekomen en waarbij in korte tijd aan een zeer groot aantal werkgevers duidelijkheid moest worden verschaft over de aard en de inhoud van de regeling. Hierdoor heeft de regeling een algemeen en grofmazig karakter en kan niet steeds maatwerk worden geboden. Dit wordt onderschreven door een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 januari 2021. [2]
De rechtbank merkt nog op dat nu de bedoeling van de vaste peildata is gelegen in het voorkomen van fraude en misbruik, dit niet betekent dat in deze zaak sprake is van fraude of misbruik. Het is ook niet gebleken dat verweerder zich op het standpunt stelt dat eiseres heeft gefraudeerd. Verweerder stelt echter wel impliciet dat het belang van fraudepreventie zwaarder dient te wegen dan de belangen van aanvragers die hun gegevens te laat hebben gecorrigeerd. De rechtbank kan deze afweging volgen en ziet in de specifieke omstandigheden van het geval van eiseres geen aanleiding om tot een andere conclusie te komen. Weliswaar heeft de rechtbank op zichzelf begrip voor de door eiseres op de zitting genoemde omstandigheden, maar dat neemt niet weg dat fouten van de boekhouder in de risicosfeer van eiseres liggen waardoor de gevolgen hiervan in relatie tot het belang van fraudepreventie en voorkoming van misbruik niet zo zwaar wegen dat verweerder de rechtsplicht heeft van de uiterste correctiedatum af te wijken ten gunste van eiseres. Eiseres is zelf verantwoordelijk voor een juiste en tijdige invulling van de gegevens op de loonaangifte. Er is niet gesteld of gebleken dat eiseres en/of haar boekhouder door overmacht niet in staat zijn geweest de aangiften tijdig te corrigeren. Het beroep op de redelijkheid en billijkheid slaagt niet.
Onjuiste voorstelling van zaken mediation en betalingsregeling
15. Eiseres voert aan dat zij geen gebruik heeft kunnen maken van mediation omdat verweerder volgens eiseres niet tot een afspraak wilde komen met haar. Ook is volgens eiseres zonder haar medeweten een betalingsregeling met haar overeengekomen voor de terugbetaling van de tegemoetkoming van de eerste aanvraagperiode.
16. De rechtbank concludeert dat zowel de mediation als de betalingsregeling geen onderwerp van het bestreden besluit zijn. De rechtbank merkt hierbij nog op dat verweerder de betalingsregeling in het besluit van 24 september 2021 aan eiseres heeft bevestigd. Tegen dit besluit had eiseres rechtsmiddelen kunnen aanwenden.

Conclusie

17. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de definitieve vaststelling van de tegemoetkoming op grond van de NOW1-regeling terecht op € 0,- heeft berekend. Dit betekent dat eiseres een bedrag van € 5.184,- moet terugbetalen. Eiseres krijgt dus geen gelijk in deze beroepszaak. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft dus de proceskosten die eiseres heeft gemaakt en het griffierecht dat zij heeft betaald, niet aan haar te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R. in ’t Veld, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2022.
griffier
rechter
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de Nota van Toelichting bij de NOW1-regeling, Staatscourant 2020, nr. 19874, 1 april 2020, p. 28.