ECLI:NL:RBMNE:2022:3049
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- M.P. Glerum
- M.L. Bressers
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende keuringsbevoegdheid voertuigen
In de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 juli 2022, in de zaak met nummer UTR 22/1852, is het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. De zaak betreft een verzoeker die zijn keuringsbevoegdheid voor voertuigen tot en met 3500 kg voor een periode van 12 weken had zien intrekken door de directie van de RDW. Dit besluit werd genomen op 4 oktober 2021. Het bezwaar van de verzoeker tegen dit primaire besluit werd op 13 april 2022 ongegrond verklaard door de verweerder. Hierop heeft de verzoeker op 6 mei 2022 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Het verzoek om voorlopige voorziening betreft zowel het primaire besluit als het bestreden besluit. De voorzieningenrechter constateerde echter dat er tegen het bestreden besluit geen beroepsprocedure aanhangig was. De verzoeker was hier zowel schriftelijk als telefonisch op gewezen, maar heeft geen beroep ingesteld. De voorzieningenrechter oordeelde dat alleen als er een beroepsprocedure loopt, een verzoek om voorlopige voorziening kan worden ingediend. Aangezien dit niet het geval was, werd het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door mr. M.P. Glerum, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, en is openbaar uitgesproken op 4 juli 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.