Procesverloop
Bij besluit van 2 juli 2020 heeft het Uwv de uitkering van eiseres op grond van de Ziektewet (ZW) met ingang van 3 augustus 2020 beëindigd.
Bij besluit van 10 september 2020 heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Op 17 september 2020 heeft het Uwv dit besluit aangevuld. De besluiten van 10 september 2020 en 17 september 2020 vormen samen het bestreden besluit 1.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Op 25 juni 2021 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar (het bestreden besluit 2) genomen. In dit besluit heeft het Uwv bestreden besluit 1 ingetrokken en de ZW-uitkering van eiseres per een latere datum, namelijk per 18 oktober 2020, beëindigd.
Wegens technische problemen heeft de zitting via Skype op 10 juni 2021 geen doorgang kunnen vinden. Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden via Skype op 22 juli 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst om eiseres de gelegenheid te bieden om medische gegevens over te leggen. Op 27 juli 2021 heeft eiseres deze gegevens toegezonden. Vervolgens heeft het Uwv een nader rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 18 augustus 2021 met een aangepaste functionele mogelijkhedenlijst en een nader rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 7 september 2021 overgelegd. Bij brief van 29 september 2021 heeft eiseres hierop gereageerd. Het Uwv heeft bij brief van 15 oktober 2021 onder meer een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep overgelegd van 14 oktober 2021.
Met toestemming van partijen heeft de rechtbank het onderzoek vervolgens op 22 november 2021 gesloten.
Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres werkte als junior pr-consultant. Zij is per 1 maart 2019 werkloos geraakt en heeft per die datum een werkloosheidsuitkering gekregen. Op 15 mei 2019 heeft eiseres zich ziek gemeld in verband met een burnout. Het Uwv heeft haar met ingang van 14 augustus 2019 een ZW-uitkering toegekend. In het kader van de zogenoemde Eerstejaarsziektewetbeoordeling (EZWB) heeft medisch en arbeidskundig onderzoek door het Uwv plaatsgevonden. Vervolgens heeft het Uwv de besluiten genomen zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
2. Aan het bestreden besluit 2 heeft het Uwv ten grondslag gelegd dat eiseres per 18 oktober 2020 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering, omdat zij meer dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Daarbij heeft het Uwv zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapporten.
3. De rechtbank overweegt allereerst dat bestreden besluit 2 niet tegemoet komt aan het beroep van eiseres. Het beroep is daarom van rechtswege mede gericht tegen bestreden besluit 2. Dit volgt uit artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Beroep tegen bestreden besluit 1
4. Bij bestreden besluit 2 heeft het Uwv bestreden besluit 1 ingetrokken. Niet gesteld of gebleken is dat eiseres nog procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van bestreden besluit 1. Voor zover het beroep gericht is tegen het bestreden besluit 1 verklaart de rechtbank dat beroep daarom niet-ontvankelijk.
5. De rechtbank ziet in de gewijzigde besluitvorming tijdens de beroepsprocedure aanleiding om het Uwv op grond van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de door eiseres als gevolg van het bestreden besluit 1 in redelijkheid gemaakte proceskosten. Deze kosten worden voor het beroep met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1) als kosten voor verleende rechtsbijstand. Tevens moet het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht van € 48,- vergoeden.
Beroep tegen bestreden besluit 2
6. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan een eiser om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
7. Eiseres voert tegen de medische beoordeling aan dat het Uwv op zowel preventieve als energetische gronden een urenbeperking van 20 uur per week had moeten aannemen. Zij verwijst in dit verband naar het rapport van juni 2021 van Calder Werkt.
8. Naar het oordeel van de rechtbank kan het rapport van Calder Werkt niet dienen als onderbouwing van een verdergaande urenbeperking. Het oordeel van de arts dat eiseres maximaal 20 uur per week kan werken is uitsluitend gebaseerd op de anamnese. Dit is wat eiseres zelf met betrekking tot de voorgeschiedenis van haar ziekte heeft verteld. In de conclusie van het rapport is aangegeven dat eiseres wisselend inzetbaar is, dat ze niet geschikt is voor betaald werk maar wel voor vrijwilligerswerk, dat eiseres zelf een goed idee heeft waar zij denkt het beste geholpen te kunnen worden. Echter niet wordt toegelicht op basis van welke objectief medische aanknopingspunten een urenbeperking van 20 uur is aangewezen.
9. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende begrijpelijk en is er ook verder geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Eiseres heeft geen medische gegevens overgelegd ter onderbouwing van haar standpunt dat
met haar psychische en lichamelijke klachten onvoldoende rekening is gehouden.
Arbeidskundige beoordeling
10. Eiseres heeft aangevoerd dat zij de functies archiefmedewerker en postbezorging niet kan verrichten vanwege haar overgevoeligheid voor huisstof.
11. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 7 september 2021 toegelicht dat in vier van de (vijf) geselecteerde functies stof geen kenmerkende belasting is binnen de functie. In de vijfde functie (de functie archiefmedewerker) komt wel belasting op dit item voor, maar blijft het contact met stof uiterst beperkt waardoor de belasting de grenzen van de belastbaarheid van eiseres niet overschrijdt. Hij heeft hierover overleg gehad met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Die heeft aangegeven dat eiseres beperkt is wanneer sprake is van veelvuldig in aanraking komen met stof. Naar het oordeel van de rechtbank is overtuigend gemotiveerd dat in de geduide functies de belastbaarheid van eiseres op het item stof niet wordt overschreden.
12. Eiseres heeft verder aangevoerd dat zij de functies administratief medewerker, archiefmedewerker en medewerker postbezorging niet kan verrichten omdat daarin een beroep wordt gedaan op haar performale intelligentie. Zij heeft echter een disharmonisch intelligentieprofiel en is verbaal veel sterker dan performaal.
13. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres niet beperkt heeft geacht in verband met een disharmonisch intelligentieprofiel. Eiseres heeft niet met objectieve medische gegevens onderbouwd dat haar disharmonisch intelligentieprofiel reden moet zijn voor het aannemen van meer beperkingen.
14. Uitgaande van de belastbaarheid zoals vastgesteld door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. In zijn rapport van 17 september 2020 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gemotiveerd waarom de geduide functies passen binnen de belastbaarheid van eiseres. De rechtbank kan deze motivering volgen.
15. De rechtbank concludeert dat het Uwv de ZW-uitkering van eiseres in het bestreden besluit 2 terecht heeft beëindigd per 18 oktober 2020. Voor zover het beroep daartegen is gericht verklaart de rechtbank het beroep daarom ongegrond.