ECLI:NL:RBMNE:2022:3183

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
8 augustus 2022
Zaaknummer
UTR 22/1306
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing op bezwaar inzake WW-uitkering en procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van 19 januari 2022. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen twee betalingsspecificaties van 27 augustus 2021 en 8 september 2021, waarin haar WW-uitkering op nihil was gesteld. Echter, op 12 oktober 2021 was deze uitkering alsnog volledig uitbetaald. Verweerder verklaarde het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk, omdat er volgens hem geen procesbelang meer was, aangezien de uitkering inmiddels was voldaan.

Eiseres betwistte dit en stelde dat zij schade had geleden door de eerdere nihil stelling van haar uitkering en dat zij niet in de gelegenheid was gesteld om haar gronden van beroep te verduidelijken. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder met de volledige uitbetaling van de WW-uitkering aan de bezwaren van eiseres had voldaan. De rechtbank vond dat er geen procesbelang meer was en dat het verzoek om schadevergoeding in een aparte procedure behandeld kon worden. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep kennelijk ongegrond op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De uitspraak werd gedaan door rechter mr. S.C.A. van Kuijeren, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk, en is openbaar uitgesproken. Eiseres werd geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens was met de uitspraak, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1306

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K.S. Faber),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder ( gemachtigde: W.A. Postma).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 19 januari 2022.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Verweerder heeft met de beslissing van 19 januari 2022 het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang. Het bezwaar is namelijk gericht tegen twee betalingsspecificaties van 27 augustus 2021 en 8 september 2021 waarin de WW-uitkering van eiseres op nihil is gesteld. Op 12 oktober 2021 is deze uitkering alsnog volledig uitbetaald. Daarom is er volgens verweerder geen procesbelang meer.
3. Eiseres stelt in haar beroepschrift dat er wel procesbelang is. Eiseres heeft namelijk schade geleden door de nihil stelling en de daardoor latere uitbetaling van haar uitkering. Ook geeft ze aan dat verweerder met zijn brief van 10 januari 2022 de beslistermijn heeft verlengd met zes weken, omdat hij nog op een reactie van eiseres wacht. Vervolgens wordt er – zonder dat er een reactie van eiseres is gekomen – op 19 januari 2022 toch ineens een beslissing gestuurd. Daarnaast is eiseres – ondanks herhaaldelijke verzoeken daartoe – niet in de gelegenheid gesteld om aan te geven wat de gronden van haar beroep zijn.
4. De rechtbank is het niet eens met eiseres. Verweerder heeft namelijk de WW-uitkering alsnog volledig betaald. Daarmee is verweerder volledig tegemoet gekomen aan de bezwaren van eiseres. Het verzoek om schadevergoeding kan in een aparte procedure worden afgehandeld. Verweerder heeft dit verzoek daarom doorgezet naar de juiste afdeling.
5. Het beroep is kennelijk ongegrond (artikel 8:54 van de Awb).
6. Van een proceskostenvergoeding is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.