ECLI:NL:RBMNE:2022:3194

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
C/16/539627 / KG ZA 22-215
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige hinder door buren bij omvangrijke verbouwing

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, hebben twee buren, eiseressen, een kort geding aangespannen tegen hun buren, gedaagden, vanwege overlast door een omvangrijke verbouwing die in juni 2019 begon en nog steeds niet is afgerond. Eiseressen stellen dat de verbouwing hen onrechtmatige hinder toebrengt, met name door geluidsoverlast en het ontbreken van een gedetailleerd bouwplan. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juli 2022 gaven partijen aan mediation te willen proberen, maar deze poging is niet geslaagd. Eiseressen vorderen dat de verbouwing wordt stilgelegd totdat gedaagden een bouwplan met planning overleggen en dat werkzaamheden 48 uur van tevoren worden aangekondigd.

De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagden als eigenaars van hun woning het recht hebben om te verbouwen, ook al veroorzaakt dit hinder voor de buren. De rechter stelt vast dat de overlast die eiseressen ervaren niet zodanig is dat deze als onrechtmatig kan worden aangemerkt. De voorzieningenrechter wijst erop dat de aard, ernst en duur van de hinder, evenals de omstandigheden van het geval, in overweging moeten worden genomen. Eiseressen hebben onvoldoende bewijs geleverd dat de overlast onrechtmatig is, vooral gezien het feit dat gedaagden hebben geprobeerd rekening te houden met de wensen van hun buren.

De rechter wijst de vorderingen van eiseressen af en veroordeelt hen in de proceskosten van gedaagden, vastgesteld op € 1.330,-. Dit vonnis is uitgesproken op 9 augustus 2022 door mr. A.A.T. van Rens.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/539627 / KG ZA 22-215
Vonnis in kort geding van 9 augustus 2022
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eiseressen,
advocaat mr. A.V. Mostert te 's-Gravenhage,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. A.F. de Jager te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 27
  • van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] producties 1 t/m 12
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2]
  • de pleitnota van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]
1.2.
Op 1 juli 2022 heeft mr. A.A.T. van Rens, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G. Delissen, griffier, een mondelinge behandeling gehouden. Daarbij waren aanwezig mevrouw [eiseres sub 1] en mevrouw [eiseres sub 2] , bijgestaan door mr. A.V. Mostert. Verder waren aanwezig de heer [gedaagde sub 1] en mevrouw [gedaagde sub 2] , bijgestaan door mr. A.F. de Jager.
1.3.
Aan het eind van de mondelinge behandeling hebben partijen te kennen gegeven dat zij mediation willen proberen. Om partijen daartoe in de gelegenheid te stellen is de zaak tot 29 juli 2022 aangehouden. Op 26 juli 2022 hebben partijen de voorzieningenrechter meegedeeld dat de mediation niet is geslaagd en dat zij vonnis wensen.
1.4.
Hierna is vonnis bepaald.

2.Waar gaat de zaak over

2.1.
Partijen zijn buren van elkaar. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben in juni 2019 het huis naast dat van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] gekocht en zijn direct begonnen met een omvangrijke verbouwing. Die verbouwing is nog steeds niet volledig afgerond. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] ervaren veel (geluids)overlast van de verbouwing en zijn op het punt beland dat zij dit niet meer kunnen verdragen. Zij vinden dat er (inmiddels) sprake is van onrechtmatige hinder en willen via dit kort geding voor elkaar krijgen dat de bouw stil wordt gelegd totdat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een gedetailleerd bouwplan overleggen met een planning, waarbij het einde van de bouw op maximaal een jaar van nu mag liggen. Verder willen ze dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geplande werkzaamheden 48 uur van tevoren aankondigen en dat zij die alleen uitvoeren tussen 7 en 19 uur.

3.De beoordeling

3.1.
Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben (artikel 5:1 BW). Het staat de eigenaar vrij om van zijn eigendomsrecht gebruik te maken zoals hem goeddunkt zonder dat hij op de belangen van zijn buurman hoeft te letten, tenzij uitoefening van de eigenaarsbevoegdheid hinder oplevert in de zin van artikel 5:37BW.
3.2.
Artikel 5:37 BW bepaalt dat de eigenaar van een erf niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 162 van Boek 6 onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder mag toebrengen zoals door het verspreiden van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen, door het onthouden van licht of lucht of door het ontnemen van steun.
3.3.
[eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] stellen zich op het standpunt dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] misbruik van hun eigendomsrecht maken, omdat de overlast die zij met hun verbouwing veroorzaken onrechtmatige hinder oplevert.
Onrechtmatige hinder
3.4.
De vraag of er sprake is van onrechtmatige hinder als bedoeld in artikel 5:37 BW is afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval waaronder de plaatselijke omstandigheden, waarbij onder meer rekening moet worden gehouden met het gewicht van de belangen die door de hinder toebrengende activiteit worden gediend en de mogelijkheid, mede gelet op de daaraan verbonden kosten, en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van de schade te nemen.
3.5.
Volgens [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] is er drie jaar lang vrijwel onafgebroken verbouwd en is dat gedaan in de uren tussen 5 en 23 uur en ook in de weekenden. Daardoor hebben ze geen enkel moment rust gehad. Ze hebben niet kunnen slapen, niet thuis kunnen werken en geen gasten kunnen ontvangen. Er lijkt geen einde te komen aan de werkzaamheden die ongeorganiseerd en amateuristisch worden uitgevoerd. Ook zijn de werkzaamheden niet van tevoren aangekondigd, zodat ze er steeds door werden verrast. Communicatie met de buren is onmogelijk en zij houden zich steeds niet aan de afspraken.
3.6.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] betwisten dat en hebben een andere versie van het gebeuren. Zij erkennen dat er sprake is geweest van overlast, maar niet onafgebroken. De werkzaamheden zijn met tussenpozen uitgevoerd en niet heel vroeg in de ochtend of laat in de avond. Zij hebben een kind met ADHD dat regelmaat nodig heeft, dus alleen al daarom zouden zij niet op dat soort tijden kunnen werken. Het is slechts één keer voorgekomen dat een ingehuurde kracht ’s ochtends heel vroeg is begonnen met werkzaamheden en die is daarop aangesproken. Verder is er wel degelijk overleg geweest met de buren. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] stellen dat zij hebben geprobeerd om de buren zoveel mogelijk ter wille te zijn, zoals bijvoorbeeld bij de keuze van de afwerking van de muur van de uitbouw aan hun kant. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] wilden dat die muur werd afgewerkt met een laag steenstrips. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben die muur laten bekleden met door [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] uitgezochte strips Voor [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] lijkt het erop dat [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] nooit tevreden zullen zijn. Verder wordt er meegedacht in oplossingen om zo min mogelijk hinder te veroorzaken voor de buren.
3.7.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] als eigenaars vrij staat om hun woning te verbouwen op de manier die zij willen, ook als die bouwactiviteiten hinder voor omwonenden veroorzaken. Zij hebben als eigenaars de vrijheid om dat te doen in de fasering en in het tempo dat zij nodig achten en ook om (een deel van) de werkzaamheden zelf uit te voeren. Uit de stukken en de toelichting tijdens de zitting blijkt dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een ingrijpende verbouwing hebben uitgevoerd, waarbij met tussenpozen twee dakkapellen zijn geplaatst, een kelder is geplaatst en een grote uitbouw is gemaakt. Dit heeft ongetwijfeld voor overlast gezorgd. Dat die overlast dusdanig was en nog steeds is, dat er sprake is van onrechtmatige hinder, hebben [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] echter onvoldoende aannemelijk weten te maken.
3.8.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn in 2019 begonnen met het plaatsen van de dakkapellen, waarvoor zij, zo stellen zij, ongeveer twee maanden nodig hebben gehad. De kelder is geplaatst op 2 maart 2021, zo blijkt uit productie 6 van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . In totaal waren volgens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] twee dagen nodig voor de werkzaamheden rondom het plaatsen van de kelder. Dit is door [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] bevestigd dan wel niet weersproken. Daarnaast hebben er in 2020, zo maakt de voorzieningenrechter op uit de door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] overgelegde WhatsAppberichten (productie 7), voorafgaand aan het plaatsen van de kelder, ook nog werkzaamheden plaatsgevonden in het huis en om de in november 2019 geplaatste dakkapellen af te werken (zie dagvaarding randnummer 1). Volgens [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] heeft de afwerking van de dakkapellen een jaar geduurd. Als dat inderdaad zo lang heeft geduurd is des te minder aannemelijk dat er dagelijks aan is gewerkt. Als dat het geval was geweest zouden de dakkapellen immers veel eerder klaar zijn geweest. Verder blijkt uit de hiervoor genoemde WhatsAppberichten dat er in die periode regelmatig contact is geweest tussen partijen. Werkzaamheden zijn aangekondigd en zo mogelijk afgestemd met [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] . Er is slechts één concreet voorbeeld gegeven door [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] waar [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te laat op de avond hebben gewerkt en [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] daardoor niet hebben kunnen slapen. Zie het emailbericht van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] van 7 juni 2020 (productie 7 bij de dagvaarding). Kennelijk is het ook één keer voorgekomen dat een ingehuurde kracht ‘s ochtends heel vroeg met werkzaamheden is begonnen, althans [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben gesteld dat het slechts één keer is voorgekomen en [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] hebben geen concrete andere voorbeelden genoemd. Verder blijkt uit het gespreksverslag van 23 november 2020, dat is opgesteld door [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] , dat partijen uitgebreid met elkaar hebben gesproken over de geplande uitbouw en over de belangrijkste onderdelen daarvan afspraken hebben gemaakt. De WhatsAppberichten, mails en het gespreksverslag laten zien dat beide partijen over het algemeen op een nette en begripvolle manier met elkaar omgaan en dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] inderdaad moeite doen om tegemoet te komen aan wensen van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] en om de hinder te beperken. Uit het rapport van bouwkundig adviesbureau [adviesbureau] , opgemaakt op 24 juni 2022, blijkt verder dat de deskundige van oordeel is dat de werkzaamheden kundig en doordacht zijn uitgevoerd en dat er nu alleen nog afbouwwerkzaamheden uitgevoerd hoeven te worden. Van de door [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] gestelde amateuristische chaos lijkt dus geen sprake te zijn. Naar de mening van de deskundige zullen de nu nog noodzakelijke werkzaamheden geen geluidsoverlast meebrengen, omdat er geen zware machines hoeven te worden gebruikt. De deskundige verwacht dat de werkzaamheden half oktober 2022 afgerond zullen zijn.
3.9.
Dit alles duidt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet op onrechtmatige hinder. Het is wel voorstelbaar dat [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] door het vele thuiswerken in verband met Covid en vanwege de behandeling van een ernstige ziekte van één van beiden, de overlast als extra hinderlijk hebben ervaren. Dat maakt de hinder echter niet onrechtmatig. Daar komt bij dat er een einddatum in zicht is en dat de werkzaamheden die nog uitgevoerd moeten worden, beperkte geluidsoverlast mee zullen brengen, zodat er ook in de nabije toekomst geen onrechtmatige hinder te verwachten valt. Daarbij is ook relevant dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tijdens de zitting hebben toegezegd de werkzaamheden te beperken tot de uren tussen 8.00 en 19.00 uur en de zondag zoveel als mogelijk te vermijden. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanleiding om de gevraagde bouwstop op te leggen of [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen om geplande werkzaamheden 48 uur van tevoren aan te kondigen. De vorderingen van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] worden daarom afgewezen.
3.10.
Het is jammer dat de mediation niet heeft geleid tot afspraken tussen partijen. De voorzieningenrechter zag daar mogelijkheden voor omdat partijen in het verleden wel met regelmaat in overleg zijn gegaan en ook afspraken hebben gemaakt (zie ook hiervoor onder 3.8.). Naast de toezegging ter zitting van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] over de nog uit te voeren werkzaamheden (zie hiervoor onder 3.9.) hebben zij in een brief van 13 februari 2022 (productie 23 bij de dagvaarding) ook toegezegd dat zij [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] zullen waarschuwen wanneer er werkzaamheden gepland worden waarvan overlast te verwachten valt. De voorzieningenrechter hoopt dat dit [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] zal helpen om te accepteren dat de afronding van de verbouwing nog enige hinder zal opleveren en dat ook in de toekomst wellicht niet alles volgens verwachting zal verlopen waardoor [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] mogelijk op ook voor hen onverwachte en niet welkome momenten actie moeten ondernemen of er vertraging in de afronding komt.
De proceskosten
3.11.
Omdat [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] ongelijk hebben gekregen zullen zij de proceskosten van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] moeten vergoeden. Die kosten worden vastgesteld op € 1.330,-, waarvan € 1.016,- aan salaris advocaat en € 314,- aan griffierecht.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] af,
4.2.
veroordeelt [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] in de proceskosten van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot op heden vastgesteld op € 1.330,-,
4.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. van Rens, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2022.