ECLI:NL:RBMNE:2022:3219
Rechtbank Midden-Nederland
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Herziening besluit tot terugbetaling lening inburgeringsplicht
In deze zaak heeft eiseres, die sinds 25 februari 2014 inburgeringsplichtig is, een verzoek tot herziening ingediend bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Dienst Uitvoering Onderwijs. Dit verzoek volgde op een besluit van 8 oktober 2018 waarin werd vastgesteld dat eiseres niet op tijd was ingeburgerd, wat leidde tot een boete en de verplichting om een lening terug te betalen. Eiseres heeft op 26 november 2021 de Minister verzocht om herziening van dit besluit, maar de Minister heeft dit verzoek op 25 januari 2022 afgewezen. De rechtbank heeft op 2 augustus 2022 het beroep van eiseres behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, maar de Minister zich had afgemeld.
De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de Minister het herzieningsverzoek terecht heeft afgewezen. Er zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die de afwijzing evident onredelijk zouden maken. De rechtbank constateert dat de Minister in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd, maar heeft dit gebrek gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de Minister in het verweerschrift alsnog de afwijzing heeft gemotiveerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omstandigheden die eiseres aanvoert, zoals haar inspanningen om de examens op tijd te behalen en verwarring over de einddatum van de inburgeringstermijn, niet voldoende zijn om de afwijzing van het herzieningsverzoek als evident onredelijk te beschouwen.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, maar heeft de Minister wel veroordeeld in de proceskosten van eiseres en het betaalde griffierecht vergoed. De proceskosten zijn vastgesteld op € 1.518,-. De rechtbank heeft partijen gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan.