In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] B.V. en [gedaagde] B.V. over de betaling van facturen voor servicekosten die voortvloeien uit een huurovereenkomst voor kantoorruimte en parkeerplaatsen. De huurovereenkomst, die op 1 april 2018 in werking trad, kende een aanvangshuurprijs van € 29.000,- per jaar, met een voorschot op de servicekosten van € 40,- per m². De huurovereenkomst werd beëindigd op 1 november 2021. De eiser vorderde betaling van de eindafrekeningen voor de servicekosten over de jaren 2018, 2019, 2020 en 2021, in totaal € 12.076,67, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
De gedaagde voerde aan dat de eindafrekeningen te laat waren ontvangen en dat zij niet kon controleren of de eindafrekeningen klopten, omdat zij slechts een deel van het pand huurde en geen eigen meter had. De kantonrechter oordeelde dat de eiser zich had gehouden aan de termijn voor het verstrekken van de eindafrekeningen zoals vastgelegd in de algemene bepalingen van de huurovereenkomst. De kantonrechter concludeerde dat het tijdsverloop geen reden was voor rechtsverwerking en dat de gedaagde niet was ontslagen van haar betalingsverplichting.
De kantonrechter oordeelde verder dat de eindafrekeningen voldoende specificatie bevatten en dat de berekening van de servicekosten in overeenstemming was met de afspraken tussen partijen. De vordering van de eiser werd toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten, aangezien zij in het ongelijk was gesteld.