ECLI:NL:RBMNE:2022:3244

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
11 augustus 2022
Zaaknummer
C/16/522009 / HA ZA 21-363
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake gebreken bij aanneming van werk en aansprakelijkheid van de aannemer

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde] over de uitvoering van een verbouwing aan de woning van [eiser sub 1] c.s. De verbouwing, uitgevoerd door [gedaagde], wordt door [eiser sub 1] c.s. als gebrekkig ervaren. De rechtbank heeft op 17 augustus 2022 een tussenvonnis gewezen waarin zij de aansprakelijkheid van [gedaagde] voor een aantal gebreken heeft vastgesteld, maar ook heeft aangegeven dat er nadere informatie van een deskundige nodig is voor andere gestelde gebreken. De rechtbank heeft de partijen de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de vragen aan de deskundige en over wie als deskundige zou moeten worden benoemd. De rechtbank concludeert dat [gedaagde] aansprakelijk is voor een aantal gebreken, waaronder het ontbreken van PIR-platen, en dat [eiser sub 1] c.s. recht heeft op vervangende schadevergoeding. De rechtbank heeft ook de vordering in reconventie van [gedaagde] tot betaling van € 5.000,00 toegewezen, omdat [eiser sub 1] c.s. niet heeft aangetoond dat de betalingsverplichting is komen te vervallen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de benoeming van een deskundige.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/522009 / HA ZA 21-363
Vonnis van 17 augustus 2022
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

en
2.
[eiseres sub 2],
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. H.W. Leemans te Zoetermeer,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. A.C. de Kanter te Amersfoort.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] c.s. (mannelijk enkelvoud) en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie,
  • de conclusie van antwoord in reconventie,
  • de -mail van 10 december 2021 van de griffier van de rechtbank aan partijen, waarin is weergegeven dat de rechtbank heeft bepaald dat een mondelinge behandeling van de zaak zal plaatsvinden.
1.2.
Op 28 april 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er gezegd is en de advocaten van [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde] hebben spreekaantekeningen overgelegd.
1.3.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de rechtbank bepaald dat de akte van 14 april 2022 van [eiser sub 1] c.s. geweigerd wordt. Deze is daarom niet opgenomen in het procesverloop.
1.4.
Aan het einde van de mondelinge behandeling is bepaald dat een vonnis zal worden gewezen. Helaas is het niet gelukt om dit vonnis op de toen aan partijen meegedeelde datum te wijzen.

2.Waar gaat de zaak over en wat is de conclusie van de rechtbank

2.1.
[gedaagde] heeft op grond van een offerte van 10 juli 2018 de woning van [eiser sub 1] c.s., gelegen aan de [adres 1] in [plaats] , volledig gerenoveerd (hierna: de verbouwing). Volgens [eiser sub 1] c.s. heeft [gedaagde] de verbouwing gebrekkig uitgevoerd. Dat baseert [eiser sub 1] c.s. op keuringen van het werk op 18 april, 9 juni en 27 november 2020 door een door [eiser sub 1] c.s. ingeschakelde deskundige, de heer [A] , NRBI register bouwkundig inspecteur (hierna: [A] ). De keuring op 18 april 2020 bestond uitsluitend uit bestudering van foto’s. Bij de keuringen ter plaatse op 9 juni en 22 november 2020 is [gedaagde] aanwezig geweest. [A] heeft van de keuringen verslag uitgebracht: zie de respectievelijke producties 23, 24 en 43 van [eiser sub 1] c.s. De belangrijkste twistpunten tussen partijen zien op de vraag of [gedaagde] aansprakelijk is voor het herstel van de door [A] geconstateerde gebreken. Tussen partijen staat niet ter discussie dat van eventueel herstel door [gedaagde] zelf geen sprake meer is. Voor zover [gedaagde] aansprakelijk zou zijn, heeft [eiser sub 1] c.s. de verplichting tot nakoming namelijk omgezet in een verplichting tot betalen van vervangende schadevergoeding (artikel 6:87 BW).
Vorderingen over en weer
2.2.
In conventie vordert [eiser sub 1] c.s. € 97.753,24 aan verwachte herstelkosten voor de door hem gestelde gebreken, te vermeerderen met wettelijke rente. [eiser sub 1] c.s. baseert dat bedrag grotendeels op een offerte van [onderneming] (productie 48 van [eiser sub 1] c.s.). Volgens [eiser sub 1] c.s. zijn de herstelwerkzaamheden zodanig ingrijpend, dat hij de woning zal moeten verlaten en de meubels in opslag zal moeten geven. [eiser sub 1] c.s. vordert daarvoor een vergoeding van € 14.844,28. Verder vordert [eiser sub 1] c.s. betaling van de kosten van [A] , € 1.243,93. Ook vordert [eiser sub 1] c.s. € 1.752,53 aan buitengerechtelijke incassokosten. Ten slotte maakt [eiser sub 1] c.s. aanspraak op vergoeding van zijn proceskosten.
2.3.
[gedaagde] voert in conventie verweer en acht zich niet tot betaling gehouden. [gedaagde] betwist het bestaan van de gebreken. Voor zover wel sprake is van gebreken, voert hij aan daarvoor niet aansprakelijk te zijn. [gedaagde] wijst er ook op dat [eiser sub 1] c.s. nu al vanaf februari 2019 in de woning woont, en daardoor gebruikersschade kan zijn ontstaan. Mocht [gedaagde] gehouden zijn tot het betalen van een schadevergoeding, dan betoogt hij dat de offerte van [onderneming] niet kan worden gebruikt als grondslag voor de hoogte hiervan.
2.4.
In reconventie vordert [gedaagde] betaling van zijn factuur van 11 februari 2020 van € 5.000,00. Volgens [gedaagde] is [eiser sub 1] c.s. die verschuldigd op grond van de aanvullende overeenkomst van 10 mei 2019 (productie 10), omdat [gedaagde] alle daarin afgesproken werkzaamheden (productie 11) heeft afgerond.
2.5.
[eiser sub 1] c.s. voert in reconventie verweer.
2.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
Wat is de conclusie van de rechtbank
2.7.
De conclusie van de rechtbank is dat [gedaagde] aansprakelijk is voor een aantal gebreken, waaronder het ontbreken van PIR-platen. Voor andere gestelde gebreken is nadere informatie van een door de rechtbank te benoemen deskundige nodig . Dit vonnis is dus nog geen eindvonnis, maar een tussenvonnis. Partijen mogen zich nog uitlaten over de vragen aan de deskundige en over wie als deskundige zou moeten worden benoemd. De rechtbank zal de deskundige ook vragen om zich uit te laten over de aard van de herstelwerkzaamheden en de daarmee gepaard gaande kosten. In reconventie komt de rechtsbank tot de slotsom dat [gedaagde] recht heeft op betaling van € 5.000,00, die hij met de hoogte van de schade door de gebreken kan verrekenen. Hoe de rechtbank tot deze conclusies komt, wordt hierna uitgelegd.

3.De beoordeling vooraf (algemeen)

Kwalificatie van de overeenkomst

3.1.
De rechtbank beschouwt de overeenkomst tussen [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde] als een overeenkomst van aanneming van werk zoals bedoeld in artikel 7:750 BW. Volgens [eiser sub 1] c.s. zou de overeenkomst ook te beschouwen zijn als consumentenkoop, maar de rechtbank is van oordeel dat voor zover daar al sprake van zou zijn, die elementen volledig ondergeschikt zijn aan de aanneemovereenkomst. [gedaagde] lijkt zich in zijn conclusie van antwoord in conventie op het standpunt te stellen dat hij uitsluitend als tussenpersoon opgetreden zou hebben en (zo legt de rechtbank dat betoog uit) dus niet als aannemer. Voor zover [gedaagde] dat daadwerkelijk zo heeft bedoeld, gaat de rechtbank daaraan voorbij. [gedaagde] heeft daarvoor volstrekt te weinig feitelijk aangevoerd.
Oplevering in de zin van artikel 7:758 BW plaatsgevonden? Nee.
3.2.
[gedaagde] stelt dat het werk al was opgeleverd ruimschoots voor de keuring door [A] en de daaropvolgende klachten van [eiser sub 1] c.s. Volgens [gedaagde] is hij daarom op grond van artikel 7:758 BW niet (meer) aansprakelijk voor eventuele gebreken die [eiser sub 1] c.s. bij de oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken (zo begrijpt de rechtbank het betoog van [gedaagde] ). [eiser sub 1] c.s. betwist dat het werk is opgeleverd. [eiser sub 1] c.s. krijgt gelijk om de volgende redenen:
  • [gedaagde] voert eerst aan dat [eiser sub 1] c.s. de woning op 15 of 16 februari 2019 al heeft betrokken, en op dat moment niet veel werkzaamheden resteerden, dus dat er toen is opgeleverd. Maar de enkele ingebruikname houdt niet automatisch een oplevering in, omdat dit nog niet wil zeggen dat het werk door [eiser sub 1] c.s. is aanvaard. Dat laatste is nodig voor een rechtsgeldige oplevering volgens artikel 7:758 BW. Bovendien blijkt uit het feit dat partijen op 10 mei 2019 nog een lijst met uit te voeren werkzaamheden hebben opgesteld (zie productie 11) dat in februari 2019 beslist niet alle werkzaamheden waren afgerond.
  • [gedaagde] voert aan dat de oplevering dan in ieder geval wel zou hebben plaatsgevonden op 10 mei 2019, toen de laatste werkzaamheden zouden zijn afgesproken (productie 10). In die overeenkomst van 10 mei 2019 staat:
  • In de overeenkomst van 10 mei 2019 staat bovendien: "
3.3.
De conclusie is dat het werk nog niet was opgeleverd ten tijde van de keuringen door [A] . Voor zover er gebreken worden vastgesteld die aan [gedaagde] kunnen worden toegerekend, is [gedaagde] voor het herstel daarvan dan ook aansprakelijk.
[A]
3.4.
[gedaagde] heeft in zijn algemeenheid aangevoerd dat [A] een partijdige deskundige zou zijn, onder meer omdat [A] [gedaagde] bij de keuringen onvoldoende aan het woord zou hebben gelaten. Voor zover [gedaagde] daarmee heeft bedoeld dat de conclusies van [A] sowieso niet kunnen kloppen, is dat verweer onvoldoende concreet en slaagt daarom niet. In principe gaat de rechtbank uit van de deskundigheid van [A] (de rechtbank ziet geen aanleiding om daaraan te twijfelen) en de juistheid van zijn feitelijke weergave van de staat van het werk. In het laatste rapport van [A] (productie 43) zijn de commentaren van [gedaagde] op de specifieke gebreken weergegeven, met de reactie van [A] daarop. Voor zover die weergave onjuist of incompleet zou zijn, is het aan [gedaagde] om dat duidelijk te stellen bij het desbetreffende specifieke gebrek.

4.De beoordeling per gesteld gebrek

4.1.
De rechtbank houdt hierna de door [A] in zijn rapport van de keuring van 27 november 2020 (productie 43) opgestelde gebreken als leidraad aan (zie pagina 6 van dat rapport). Per gesteld gebrek zal kort het debat tussen partijen worden weergegeven, en daarna de beoordeling door de rechtbank. De nummering van [A] zal daarbij worden aangehouden (waarbij overigens nummer 13 geheel ontbreekt). [A] heeft zijn rapporten voor de fysieke keuringen uitgebracht op respectievelijk 11 juni 2020 (voor de keuring op 9 juni 2020, productie 24) en 20 januari 2021 (voor de keuring op 27 november 2021, productie 43). Bij de beoordeling van de gestelde gebreken zal verwezen worden naar de rapporten aan de hand van de uitbrengdatum.
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat de gestelde gebreken onder nummers 6, 22 en 23 inmiddels zijn verholpen door [gedaagde] , en deze hoeven hierna dan ook niet meer te worden beoordeeld.
4.3.
Bij een aantal gestelde gebreken zal de rechtbank tot de conclusie komen dat een deskundige moet worden benoemd. Partijen kunnen zich over de tot de te benoemen deskundige te stellen vragen en de persoon nog bij akte uitlaten. De maatstaf voor de beoordeling van het werk door de deskundige zal zijn of het werk voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk vakwerk.
1. Isolatiewerkzaamheden niet conform richtlijnen fabrikant geplaatst
4.4.
Dit punt gaat om de isolatie van het dakbeschot. Onder punt 16 zal worden geoordeeld dat het [gedaagde] vrijstond steenwol te gebruiken voor de isolatie van het dakbeschot, dus van verkeerd isolatiemateriaal op die plek is geen sprake. Volgens [eiser sub 1] c.s. ( [A] ) zijn de steenwol spijkerflensdekens verkeerd aangebracht, namelijk niet overlappend en niet voorzien van aluminium tape, waardoor deze zakken en een koudebrug ontstaat (zie pagina 7 van het rapport van 11 juni 2020). Ook zou de isolatie achter de knieschotten geheel ontbreken. [gedaagde] betwist dat de isolatie niet goed vast zou zitten, of dat op sommige delen in het geheel geen isolatie geplaatst zou zijn. De foto’s in het rapport van 11 juni 2020 zouden gemaakt zijn voordat de dekens zijn uitgerold.
4.5.
De rechtbank vindt het nodig dit punt te laten beoordelen door een te benoemen deskundige, die wellicht destructief onderzoek zal moeten uitvoeren. De rechtbank sluit namelijk niet uit dat [gedaagde] nog werkzaamheden aan de spijkerflensdekens heeft verricht na het moment waarop de foto’s zijn gemaakt, zoals [gedaagde] gemotiveerd heeft aangegeven. De vragen die kunnen worden gesteld zijn:
- Is de steenwol isolatie voor het dakbeschot op de juiste manier aangebracht, dat wil zeggen overeenkomstig de eisen van goed en deugdelijk vakwerk? ?
- Is de steenwol isolatie ook in de knieschotten aangebracht en zo ja, op de juiste wijze? Zo nee, is dat in strijd met de eisen van goed en deugdelijk vakwerk?
- Indien van toepassing: hoe hoog begroot u de kosten van herstel op dit punt?
2. Het niet of niet goed aanbrengen van dampremmende folie.
4.6.
Volgens [eiser sub 1] c.s. is er geen gesloten dampremmende laag aangebracht, dan wel is er op sommige plekken in het geheel geen folie aangebracht, dan wel op de verkeerde manier. Volgens [gedaagde] zit er overal folie, behalve op de overloop waar de wasmachine zou komen te staan. Dat is volgens [gedaagde] geen gebrek, omdat het geen badkamer of slaapkamer betreft en dat voor het vocht geen problemen zou kunnen veroorzaken. Op binnenmuren is het volgens [gedaagde] in het geheel niet noodzakelijk om folie te plaatsen.
4.7.
De rechtbank vindt het nodig ook dit punt te laten beoordelen door een te benoemen deskundige, die ook op dit punt wellicht destructief onderzoek zal moeten uitvoeren. De vragen die kunnen worden gesteld zijn:
  • Is dampremmende folie aangebracht waar dat zou moeten?
  • Zo ja, is de dampremmende folie op de juiste manier aangebracht?
  • Zo nee, wat zou een passende manier zijn om dat op te lossen?
  • Indien van toepassing: hoe hoog begroot u de kosten van herstel op dit punt?
3. Isolatie/Ventilatie lekken uit wandcontactdozen tussen vloer en plinten
4.8.
Volgens [eiser sub 1] c.s. houdt dit punt verband met gebrek 1 en 2, in die zin dat de dampremmende folie op genoemde punten niet juist is aangebracht en de wandcontactdozen niet zijn geïsoleerd met purschuim of iets vergelijkbaars. [gedaagde] betwist dat dit een gebrek betreft. Volgens [gedaagde] is de ruimte tussen vloer en plinten dicht gegoten, dus zou daar lekken onmogelijk zijn. [gedaagde] stelt verder dat extra purschuim bij de wandcontactdozen eenvoudig is aan te brengen.
4.9.
De rechtbank overweegt dat dit punt zodanig samenhangt met punt 1 en 2, dat hiervoor de te benoemen deskundige zich zal moeten uitlaten. Voor het punt van de isolatie dekken de bij punt 1. en 2. gestelde vragen de lading. Aanvullend denkt de rechtbank aan de vraag:
  • Is er sprake van onvoldoende afdichting bij de wandcontactdozen?
  • Zo ja, hoe is dat op te lossen en hoe hoog begroot u de daarmee samenhangende kosten?
4. Ondeugdelijke voorzetwanden niet conform afspraak (bevestiging TV beugel)
4.10.
Volgens [eiser sub 1] c.s. zou in de overeenkomst begrepen zijn dat [gedaagde] voorzetwanden zou versterken met 18 mm underlayment platen om een stevige ondergrond te creëren voor het ophangen van een tv-beugel. Volgens [gedaagde] is dat niet overeengekomen, maakt dat dus geen onderdeel uit van het werk en is dit daarom geen gebrek. Ter zitting is [gedaagde] daarop teruggekomen en heeft hij erkend dat een plaat zou worden aangebracht achter de muur waar de televisie zou komen, maar dat dit niet is gebeurd. [gedaagde] verklaarde dit te hebben opgelost, door een extra balk te plaatsen.
4.11.
De rechtbank overweegt dat vaststaat dat het plaatsen van een underlayment plaat tot het afgesproken werk behoorde. [gedaagde] is die afspraak niet nagekomen, maar heeft – zonder voorafgaande instemming van [eiser sub 1] c.s. – gekozen om een houten balk te plaatsen. De rechtbank is het met [A] eens dat dit in kwalitatief opzicht een inferieur alternatief is. [gedaagde] is dus tekortgeschoten in de nakoming van de gemaakte afspraak. Dat betekent dat [eiser sub 1] c.s. de wand alsnog kan laten plaatsen op kosten van [gedaagde] . Aan de te benoemen deskundige zal worden gevraagd zich uit te laten over de hoogte van die kosten.
5. Leidingen niet gebeugeld (warm en koud)
4.12.
Volgens [eiser sub 1] c.s. zijn de waterleidingen op de foto in het rapport van 11 juni 2020 niet gebeugeld en slordig verwerkt. Volgens [gedaagde] is het beugelen van leidingen niet nodig en in dit geval ook niet mogelijk, omdat hij er niet bij zou kunnen. [A] vindt het beugelen wel nodig (zie pagina 8 van het rapport van 20 januari 2021).
4.13.
De rechtbank heeft op dit punt nadere informatie nodig van de door haar te benoemen deskundige, gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] . De vragen die aan de deskundige kunnen worden gesteld zijn:
- Is het nodig (naar de eisen van goed en deugdelijk vakwerk) om de betreffende leidingen te beugelen?
- Was het in dit geval ook (redelijkerwijs) mogelijk om de leidingen te beugelen? Zo nee, heeft [gedaagde] naar uw mening in dat geval gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend aannemer mag worden verwacht?
- Indien van toepassing: hoe hoog begroot u de kosten van herstel op dit punt?
7. Hang en sluitwerk van alle nieuwe kozijnen functioneren niet goed
4.14.
Volgens [eiser sub 1] c.s. is het hang- en sluitwerk van de ramen en kozijnen van een matige kwaliteit, sluiten deuren niet goed in de sluitkast van de dagschoot, wijken scharnieren en zijn driepuntsluitingen zichtbaar vanaf buiten. Het beslag van de draairamen op de verdieping en de begane grond zou niet goed vastzitten en is fragiel. Volgens [gedaagde] zijn deze zaken eenvoudig op te lossen door het nastellen ervan.
4.15.
[eiser sub 1] c.s. heeft onvoldoende gesteld om de conclusie te trekken dat de kwaliteit van het hang- en sluitwerk zodanig afwijkt van de overeenkomst, dat deze geheel zou moeten worden vervangen. De rechtbank gaat ervan uit dat dit punt een gebrek betreft, in die zin dat het hang- en sluitwerk onvoldoende is nagesteld. Dat kan [eiser sub 1] c.s. laten doen op kosten van een derde. Aan de te benoemen deskundige zal worden gevraagd zich uit te laten over de hoogte van die kosten.
8. Dorpels van alle openslaande kozijnen (deuren) condenseren
4.16.
Volgens [eiser sub 1] c.s. is dit een gebrek en betreft het de dorpels op de bovenverdieping. Er zou geen koudebrug onderbreking zijn toegepast tussen de vloer en de dorpel, doordat niet zoals op de benedenverdieping foam daartussen is aangebracht. [gedaagde] betwist dat dit een gebrek is. Volgens hem komen de kozijnen van een erkende kozijnenfabriek en zijn deze van goede kwaliteit. Ter zitting heeft [gedaagde] verklaard dat het kunststofdorpels betreft met luchtkamers erin, en dat hij niet weet wat daar mis mee zou kunnen zijn.
4.17.
In het rapport van 11 juni 2020 zegt [A] dat hij zelf dit gebrek niet heeft kunnen constateren. [A] heeft zich op dit punt dus (zo legt de rechtbank uit) alleen op de verklaringen van [eiser sub 1] c.s. kunnen baseren. Het is de rechtbank nog onvoldoende duidelijk hoe dit feitelijk zit. Aan de te benoemen deskundige zal worden gevraagd dit punt nader te analyseren. Aan de deskundige kan worden gevraagd:
Heeft u feitelijke aanwijzingen voor condensvorming bij de dorpels op de bovenverdieping?
- Zo ja, hoe wordt de condensvorming volgens u veroorzaakt? Is dit een gebrek in die zin, dat de oorzaak is gelegen in het niet uitvoeren van het werk volgens de eisen van goed en deugdelijk vakwerk door [gedaagde] ?
- Als het een gebrek betreft in bovenstaande zin, hoe hoog begroot u de herstelkosten?
9. Vrij hangend toilet op eerste verdieping niet vast
4.18.
Volgens [eiser sub 1] c.s. is dit een gebrek, en zou er (zo begrijpt de rechtbank de constatering van [A] op pagina 15 van het rapport van 11 juni 2020) wellicht geen bevestigingsmat tussen het toilet en de wandtegel zijn aangebracht. [gedaagde] betwist niet dat het toilet los zit, maar geeft aan dat dit gemakkelijk te herstellen is.
4.19.
Het toilet hangt dus los, en dat hoort niet. [eiser sub 1] c.s. kan dat op kosten van [gedaagde] laten herstellen door een derde. Aan de te benoemen deskundige zal worden gevraagd zich uit te laten over de hoogte van die kosten.
10. Vloerverwarming in de tweede badkamer 1e verdieping te diep aangelegd
4.20.
Volgens [eiser sub 1] c.s. wordt bedoelde vloerverwarming moeilijk warm, en zou dit komen doordat de vloerverwarming te diep is aangelegd of (zie het rapport van [A] van 11 juni 2020) de voeler van de thermostaat verkeerd is gemonteerd. [A] zegt dit gestelde gebrek niet fysiek te hebben kunnen waarnemen, omdat daarvoor sloop- en breekwerk nodig is. Volgens [gedaagde] is de vloerverwarming noodzakelijkerwijs iets dieper aangelegd in verband met de drain en is dat niet aan te merken als gebrek.
4.21.
Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is de rechtbank van oordeel dat het feit dat de vloerverwarming moeilijk(er) warm wordt, niet op zichzelf aan te merken als een gebrek. Bovendien heeft [gedaagde] uitgelegd waarom de vloerverwarming dieper is aangebracht dan gebruikelijk, en dat spreekt [eiser sub 1] c.s. niet tegen. Het dieper aanleggen van de vloerverwarming was dus kennelijk noodzakelijk. De conclusie is daarom dat [eiser sub 1] c.s. onvoldoende heeft onderbouwd dat dit punt valt aan te merken als een gebrek.
11. Kimbanden in de badkamers verkeerd verwerkt.
4.22.
Volgens [eiser sub 1] c.s. is de kimband in de badkamers niet volgens de instructie van de fabrikant aangebracht, waardoor geen waterdichte afsluiting zou zijn ontstaan. Uit het rapport van [A] van 11 juni 2020 volgt dat dit punt (enkel) ziet op de kimband bij het bad. Volgens [gedaagde] is door de toepassing van een zandcement dekvloer een kimband niet noodzakelijk. Daarnaast zou het aanbrengen van een kimband alleen nodig zijn bij de douche en de afvoer, en niet bij het bad.
4.23.
De rechtbank kan zich nog geen oordeel op dit punt vormen. [A] antwoordt op de opmerking van [gedaagde] dat een kimband niet nodig zou zijn:
“Rbi[= [A] , rechtbank]
geeft aan dat de kimband is gebruikt maar verkeerd is aangebracht”(zie pagina 8 van het rapport van 20 januari 2021). Daarin leest de rechtbank geen duidelijke stelling dat een kimband bij het bad wél nodig zou zijn. De te benoemen deskundige zal zich hierover moeten uitlaten. Ook dient de deskundige zich uit te laten over de wijze waarop de kimband is toegepast. Aan de te benoemen deskundige kan worden gevraagd:
- Is het aanbrengen van een kimband bij het bad nodig op grond van eisen van goed en deugdelijk vakwerk, mede (maar niet uitsluitend) gelet op het materiaal waarvan de dekvloer is gemaakt?
- Zo ja, is de montage zoals [gedaagde] heeft uitgevoerd (voor zover vast te stellen op basis van de gemaakte foto’s ) in overeenstemming met de eisen van goed en deugdelijk vakwerk?
- Zo nee, hoe hoog begroot u de kosten van herstel op dit punt?
12. Vloertegels badkamer (ouder slaapkamer) klinken op sommige plaatsen hol (klanktest)
4.24.
Volgens [eiser sub 1] c.s. is het hol klinken van sommige tegels een gevolg van lokale niet-hechting van de tegellijm en bestaat de kans dat tegels op termijn breken (zie het rapport van [A] van 11 juni 2020). Volgens [gedaagde] is dit het gevolg van de legwijze die [eiser sub 1] c.s. zou hebben gekozen en is dit op te lossen door (zoals [A] ook adviseert) het injecteren van 2 componenten lijm. Maar dat zou volgens [gedaagde] meerwerk zijn.
4.25.
Het verweer van [gedaagde] dat hij niet verwijtbaar heeft gehandeld omdat hij conform de instructies van [eiser sub 1] c.s. heeft gehandeld, slaagt niet. Niet gesteld en ook niet gebleken is dat [gedaagde] [eiser sub 1] c.s. heeft gewaarschuwd dat de manier waarop de tegels moesten worden gelegd, tot gevolg zou kunnen hebben dat sommige tegels loskomen en/of breken. Dat had [gedaagde] op grond van artikel 7:754 (waarschuwingsplicht) wel moeten doen. [gedaagde] kan zich als professionele aannemer niet zonder meer verschuilen achter instructies die hij van zijn opdrachtgever ontvangt, zeker niet nu die opdrachtgever in dit geval een particulier betreft zonder enige bouwkundige kennis. Dit betekent dat [gedaagde] aansprakelijk blijft voor het herstel van de holtes, en [eiser sub 1] c.s. dit herstel op kosten van [gedaagde] kan laten uitvoeren door een derde. Aan de te benoemen deskundige zal worden gevraagd zich uit te laten over de hoogte van die kosten.
14. Schilderwerk matig uitgevoerd.
4.26.
[A] zegt in het rapport van 11 juni 2020 dat dit met name gaat om het schilderwerk in de hal (garderobe) en de plinten. [eiser sub 1] c.s. heeft ter zitting nog toegevoegd dat het schilderwerk op de zolder naar beneden kwam. Volgens [gedaagde] ziet het schilderwerk er goed uit en heeft hij het werk geschuurd en gespoten. Weliswaar zijn niet alle gaatjes opgevuld, maar volgens [gedaagde] is dat ook niet de gewoonte. Volgens [gedaagde] heeft [eiser sub 1] c.s. het schilderwerk zo op deze manier opgedragen. In het rapport van [A] van 20 januari 2021 staat dat [gedaagde] het door [eiser sub 1] c.s. gestelde betiteld als een ‘opleverpuntje’ (zie pagina 9 van het rapport van die datum).
4.27.
De rechtbank oordeelt dat voldoende vaststaat dat het schilderwerk voor de plinten en de garderobe niet voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk vakwerk. Ook hier geldt dat [gedaagde] zich niet kan verschuilen achter instructies van [eiser sub 1] c.s., tenzij hij vooraf heeft gewaarschuwd over de risico’s verbonden aan die instructies (zie 4.25 hiervoor). Van een dergelijke waarschuwing is niet gebleken. [eiser sub 1] c.s. kan het schilderwerk in de hal en aan de plinten laten herstellen door derden op kosten van [gedaagde] . Aan de te benoemen deskundige zal worden gevraagd zich uit te laten over de hoogte van die kosten. Dat geldt niet voor het door [eiser sub 1] c.s. ter zitting aangevoerde schilderwerk op zolder, nu dit voor het eerst op zitting is aangevoerd en niet wordt onderbouwd door de bevindingen van [A] . Daarmee heeft [eiser sub 1] c.s. dit punt onvoldoende onderbouwd.
15. Buitenkraan is zonder overleg verwijderd.
4.28.
Tussen partijen is er geen discussie over dat [gedaagde] een buitenkraantje heeft weggehaald, en dat niet vooraf met [eiser sub 1] c.s. heeft overlegd. Volgens [gedaagde] deed het kraantje het niet meer, wat [eiser sub 1] c.s. betwist.
4.29.
Hoe dan ook had [gedaagde] het kraantje niet zonder overleg mogen verwijderen. [eiser sub 1] c.s. kan op kosten van [gedaagde] het kraantje door een derde laten terugplaatsen. Aan de te benoemen deskundige zal worden gevraagd zich uit te laten over de hoogte van die kosten.
16. Ander isolatiemateriaal gebruikt dan is afgesproken
4.30.
Als isolatie heeft [gedaagde] bij de muren (achter de voorzetwanden) steenwol (merk Rockwool) gebruikt, en steenwol spijkerflensdekens voor het dakbeschot. Volgens [eiser sub 1] c.s. is afgesproken dat [gedaagde] PIR-platen zou gebruiken voor de isolatie, wat [gedaagde] betwist. Niet ter discussie staat dat PIR-isolatie een veel hogere isolatiewaarde heeft dan steenwol, maar duurder is. Partijen voeren samengevat het volgende aan:
  • Volgens [eiser sub 1] c.s. heeft hij bewust voor PIR-platen achter de voorzetwanden gekozen in oktober 2018, nadat die door een isolatiespecialist in de woning waren achtergelaten als voorbeeld. Dit is ook met [gedaagde] besproken. Toen 15 november 2020 bleek dat [gedaagde] ander isolatiemateriaal had gebruikt, heeft [eiser sub 1] c.s. hier melding van gemaakt bij [gedaagde] . [gedaagde] heeft vervolgens aangegeven dat hij het steenwol al had geplaatst, maar dat hij zou zoeken naar andere oplossingen om een hogere isolatiewaarde te bereiken. Dat is niet gebeurd (althans, niet succesvol).
  • Volgens [gedaagde] is er nooit specifiek over PIR-platen gesproken, maar is [eiser sub 1] c.s. akkoord gegaan met de isolatie die is gebruikt in de voorbeeldwoning (op de [adres 2] in [plaats] ). In die woning is steenwol gebruikt voor de isolatie. [gedaagde] voert aan dat [eiser sub 1] c.s. wist dat in het dak van de voorbeeldwoning steenwol was gebruikt en is hij daarmee ook akkoord gegaan.
4.31.
De rechtbank overweegt als volgt. [eiser sub 1] c.s. heeft onbetwist aangevoerd dat bij een bespreking tussen partijen op 15 november 2018 is gesproken over de isolatie met PIR-platen. [eiser sub 1] c.s. heeft van die bespreking een gespreksverslag opgesteld, dat op 7 december 2018 per e-mail aan [gedaagde] is toegestuurd (productie 6). In het verslag staat onder meer:
"Voor de isolatie is een andere product gebruikt dan besproken. Ook de isolatiewaarde is fors minder. Pit[de rechtbank neemt aan: PIR]
platen zitten op zo’n 2,3 Rc en steenwol op 1,3 Rc. Dat geldt ook voor het dak. [gedaagde (voornaam)][ [gedaagde] , rechtbank]
heeft aangegeven voor het dak nooit anders te gebruiken dan Steenwol. Er zijn verder meerdere redenen geweest om voor steenwol te kiezen, zoals eenvoudige verwerking en akoestische demping. Echter is voor ons een hoge mate van isolatie altijd een belangrijk punt geweest. Er is afgesproken welke extra isolatie voor de muren te onderzoeken of een extra laag van twee centimeter of toch isoleren van de spouwmuur een oplossing is."
4.32.
De inhoud van dit gespreksverslag ondersteunt kortom het standpunt van [eiser sub 1] c.s. dat vóór 15 november 2018 wel degelijk is gesproken over PIR-platen en dat toen de afspraak is gemaakt dat PIR-platen zouden worden gebruikt voor de isolatie. [gedaagde] heeft de inhoud van dit gespreksverslag voorafgaand aan deze procedure niet betwist. Dat had wel voor de hand gelegen, indien hij van mening was dat het gebruik van PIR-platen niet was afgesproken.
4.33.
Daar staat tegenover dat het standpunt van [gedaagde] – dat afgesproken was dat steenwol zou worden gebruikt voor de isolatie – niet wordt ondersteund door de in deze procedure overgelegde stukken. Weliswaar staat in de offerte dat is uitgegaan van de "
[adres 2]" voor de materialen en oplevering, maar ook staat in de offerte dat "
nog niet duidelijk is waar wat moet komen en wat voor materialen gebruikt gaan worden". Uit correspondentie van na de datum van offerte blijkt vervolgens dat de offerte geen betrekking had op de isolatie en dat partijen nog met elkaar in gesprek waren over de wijze van isolatie (inclusief het te gebruiken materiaal). De rechtbank verwijst in dit verband naar de notities van een gesprek tussen partijen dat op 20 juli 2018 heeft plaatsgevonden (productie 49 van [gedaagde] ). Die notities heeft [eiser sub 1] c.s. op 16 augustus 2018 aan [gedaagde] toegestuurd. In de notities komen puntsgewijs verschillende vragen aan de orde die [eiser sub 1] c.s. (kennelijk) hadden naar aanleiding van de offerte en die tijdens het gesprek aan bod zijn gekomen. Onder meer is in de notities opgenomen:
"
12a. (Isolatie) dat houdt in; spouw en vloerisolatie met dakisolatie binnen als deze niet goed genoeg meer is?
Nee zit niet in standaard bedrag
12b. Is het niet beter een isolatie specialist nu naar het huis te laten kijken en te bepalen wat handig is? (…)
Ja, zullen in vakantie zoveel mogelijk informatie proberen te krijgen"
4.34.
Dat de isolatie geen onderdeel was van de offerte en dat daar dus nog aparte afspraken over moesten worden gemaakt, blijkt overigens ook uit de eigen stellingen van [gedaagde] in deze procedure (zie randnummer 9 van de conclusie van antwoord). Er kan kortom niet van uit worden gegaan dat [eiser sub 1] c.s. heeft ingestemd met een isolatie van steenwol, enkel en alleen omdat dit ook is gebruikt bij de voorbeeldwoning.
4.35.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat destijds is afgesproken om PIR-platen te gebruiken voor de isolatie. Naar het oordeel van de rechtbank is die afspraak echter beperkt tot de muren. Op zitting heeft [eiser sub 1] c.s. namelijk verklaard dat de isolatie met PIR-platen was afgesproken voor de muren en dat het nog onduidelijk was of het dak op vergelijkbare wijze kon worden geïsoleerd. Nu hierover dus kennelijk geen concrete afspraak bestond tussen partijen, kwam [gedaagde] bij de isolatie van het dak enige mate van keuzevrijheid toe, zolang een goed en deugdelijk resultaat zou worden bereikt. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is: niet is immers gebleken dat steenwol een ondeugdelijk of ongeschikt product is voor de isolatie van daken.
4.36.
Het gebruik van steenwol in plaats van PIR-platen is daarom voor wat betreft de muren te beschouwen als een tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van zijn verplichtingen op grond van de overeenkomst. Op grond van de gemaakte afspraken was [gedaagde] immers gehouden om PIR-platen te gebruiken. [eiser sub 1] c.s. kan op kosten van [gedaagde] alsnog PIR-platen laten aanbrengen achter de voorzetwanden van de muren van de woning. Aan de te benoemen deskundige zal worden gevraagd zich uit te laten over de hoogte van die kosten.
17. Kozijn (openslaande deuren slaapkamer) zit veel beweging in.
4.37.
Volgens [eiser sub 1] c.s. moeten de kozijnen worden nagekeken omdat er veel speling op zou zitten. Volgens [gedaagde] is dat mogelijk, maar geen gebrek omdat dit door gebruik zal zijn ontstaan. [gedaagde] wijst erop dat [eiser sub 1] c.s. nu al circa 2,5 jaar in de woning woont en de kozijnen al die tijd zullen zijn gebruikt. In het rapport van [A] van 20 januari 2021 staat dat [gedaagde] heeft gezegd dat de beweging is ontstaan doordat – als gevolg van het ontwerp van het kozijn – het niet mogelijk is het kozijn aan de onderkant goed te stellen of vast te zetten. [gedaagde] heeft dat verder niet betwist.
4.38.
De rechtbank gaat ervan uit dat de beweging in het kozijn veroorzaakt wordt omdat het kozijn niet goed vastgezet is. Wanneer het ontwerp een goed vastzetten verhinderd, blijft dat voor rekening van [gedaagde] . Het maakt daarbij niet uit wie de keuze voor het soort kozijn heeft gemaakt. Voor zover dat [gedaagde] was, blijft het gebrek sowieso voor zijn rekening. Voor zover dat [eiser sub 1] c.s. was, is niet gesteld of gebleken dat [gedaagde] [eiser sub 1] c.s. voor dat risico heeft gewaarschuwd, waarmee ook in dat geval het gebrek voor rekening van [gedaagde] blijft (artikel 7:754 BW). [eiser sub 1] c.s. kan voor rekening van [gedaagde] het kozijn laten afstellen. Gelet op de reactie van [gedaagde] zoals opgenomen in het rapport van [A] , kan echter niet worden uitgesloten dat afstellen in dit geval geen soelaas biedt (omdat de oorzaak van het probleem bij het ontwerp van het kozijn zit). In dat geval kan [eiser sub 1] c.s. het probleem op een andere wijze laten verhelpen op kosten van [gedaagde] . Aan de te benoemen deskundige zal worden gevraagd zich hierover uit te laten. Daarbij kan worden gedacht aan de volgende vragen:
- Is het naar uw mening mogelijk om de beweging in het kozijn te verhelpen door het kozijn goed af te stellen of vast te zetten? Zo nee, hoe kan dit probleem volgens u dan wel worden verholpen?
- Hoe hoog begroot u de kosten van herstel op dit punt?
18. Doorvalbeveiliging (rem) raamkozijnen kinderkamers werkt niet goed
4.39.
[eiser sub 1] c.s. voert aan dat de rem van het draairaam te licht is afgesteld en valbeveiliging had moeten worden toegepast. [gedaagde] betwist dat, volgens hem is de rembeveiliging aanwezig en is een doorvalbeveiliging niet overeengekomen.
4.40.
De betwisting van [gedaagde] slaagt. [eiser sub 1] c.s. heeft onvoldoende onderbouwd aangetoond dat een doorval beveiliging onderdeel uitmaakt van het afgesproken werk. [A] zegt dat de rem van het draairaam te licht is afgesteld (zie het rapport van 11 juni 2020, pagina 21). Dat is door [gedaagde] niet betwist. [eiser sub 1] c.s. mag daarom de rem van de draairamen op kosten van [gedaagde] laten afstellen. Aan de deskundige zal worden gevraagd de kosten hiervan te begroten.
19. Ongelijk hangende deuren
4.41.
In het rapport van 11 juni 2020 zegt [A] dat de deuren op de begane grond en in de ouderslaapkamer ongelijk zijn afgehangen. In het rapport van 20 januari 2021 gaat het, voor zover de rechtbank begrijpt, alleen nog om de deuren in de ouderslaapkamer omdat [gedaagde] die op de begane grond al heeft afgesteld. Volgens [gedaagde] is dit geen gebrek, maar iets wat door gebruik ontstaat.
4.42.
De manier waarop deuren zijn afgehangen kan naar zijn aard niet zijn ontstaan door gebruik. [gedaagde] heeft kennelijk zelf al een herstel uitgevoerd bij de deuren op de begane grond. De deuren op de ouderslaapkamer kan [eiser sub 1] c.s. op kosten van [gedaagde] laten afstellen door een derde. Aan de te benoemen deskundige zal worden gevraagd zich uit te laten over de hoogte van die kosten.
20. Loodslabbe boven kozijnen niet goed aangebracht open stootvoeg ontbreekt (cosmetisch?)
4.43.
[A] schrijft in het rapport van 20 januari 2021 (pagina 10) dat het ontbreken van open stootvoegen niet meer als gebrek wordt beschouwd, en de rechtbank hoeft dit punt daarom ook niet meer te beoordelen. [eiser sub 1] c.s. baseert immers zijn vordering op de bevindingen van [A] . [eiser sub 1] c.s. stelt wel dat het bladlood op de kozijnen slordig en niet goed is aangebracht (zie de foto’s op pagina 25 van het rapport van 11 juni 2020). Volgens [gedaagde] was de loodslabbe niet nodig vanwege overstek. [gedaagde] voert aan dat het bladlood op het kozijn niet relevant is, alleen esthetisch van aard is en door de overstek bijna niet zichtbaar is.
4.44.
De rechtbank kan zich nog geen oordeel op dit punt vormen. De te benoemen deskundige zal zich hierover moeten uitlaten. Aan de te benoemen deskundige kan worden gevraagd:
- Is de loodslabbe boven de kozijnen conform de eisen van goed en deugdelijk vakwerk aangebracht?
- Zo nee, hoe hoog begroot u de kosten van herstel op dit punt?
21. Beschadiging (afkeur) nieuw kozijnhout
4.45.
Volgens [eiser sub 1] c.s. is er bij een kozijn houtschade aanwezig (butsen en gaatjes). [A] schrijft in het rapport van 20 januari 2021 dat dit vermoedelijk is ontstaan tijdens werkzaamheden aan de gevel door [gedaagde] . Hij voegt daar echter aan toe dat dit een aanname is. Ook schrijft [A] dat dit gebrek niet aan [gedaagde] kan worden toegerekend, omdat het op de weg van de schilder had gelegen om dit af te werken. [gedaagde] heeft betwist dat de butsen en gaatjes zijn ontstaan bij de uitvoering van zijn werkzaamheden, en voert aan dat het schilderwerk niet door hem is uitgevoerd.
4.46.
Dat [gedaagde] de houtschade heeft veroorzaakt, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende komen vast te staan. Bovendien geeft [A] zelf aan dat – zelfs al zou dit wel het geval zijn – het aan de schilder was om dit weg te werken. [gedaagde] is daarom niet aansprakelijk voor de houtschade aan het kozijn.
Ventilatieroosters (afzonderlijk punt)
4.47.
Naast de kosten voor herstel van de punten zoals opgenomen in het rapport van [A] , maakt [eiser sub 1] c.s. aanspraak op kosten voor de vervanging van een aantal ventilatieroosters. Volgens [eiser sub 1] c.s. heeft [gedaagde] de verkeerde roosters geplaatst en is hij daarmee tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen tegenover [eiser sub 1] c.s.
4.48.
Dit betoog faalt. Uit de e-mail van 28 november 2019 van [eiser sub 1] c.s. aan [gedaagde] (productie 15) blijkt precies welke roosters [eiser sub 1] geplaatst wil zien, namelijk
“6 x Ducoline Glasmax ZR 10 en 4 x Ducoline Glasmax ZR 25”. Volgens [gedaagde] heeft hij ook exact die roosters besteld, wat ook inderdaad blijkt uit zijn WhatsAppbericht van 20 december 2019 (zie het geciteerde bericht onder punt 27 van de conclusie van antwoord in conventie). [eiser sub 1] c.s. is het met die bestelling eens, wat blijkt uit zijn reactie op dat bericht op 20 december 2019 (
“Rooster top!”, zie hetzelfde geciteerde bericht). Volgens [gedaagde] heeft hij de roosters vervolgens geplaatst, wat [eiser sub 1] c.s. niet betwist. Ook is niet gebleken dat de roosters gebrekkig zijn of anderszins niet functioneren of ongeschikt zijn. Ten slotte is niet gebleken dat [eiser sub 1] c.s. vooraf als voorwaarde heeft gesteld dat de ventilatieroosters exact hetzelfde zouden zijn als op de slaapkamer. Dat [eiser sub 1] c.s. achteraf spijt heeft van zijn keuze voor dit type ventilatierooster, kan [gedaagde] niet worden aangerekend.

5.Concluderend in conventie en beoordeling in reconventie

In conventie

5.1.
Samengevat komt de beoordeling in conventie op het volgende neer. De overeenkomst tussen [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde] is aanneming van werk (artikel 7:750 BW). Het werk is nog niet opgeleverd (artikel 7:758 BW), maar van herstel van gebreken door [gedaagde] is geen sprake meer omdat [eiser sub 1] c.s. zijn vordering tot nakoming heeft omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding (artikel 6:87 BW).
5.2.
Voor de volgende gebreken moet een te benoemen deskundige de aanwezigheid van een gesteld gebrek nader feitelijk onderzoeken, waarbij de rechtbank denkt aan de volgende vragen:
1. Isolatie werkzaamheden niet conform richtlijnen fabrikant geplaatst
- Is de steenwol isolatie voor het dakbeschot op de juiste manier aangebracht, dat wil zeggen overeenkomstig de eisen van goed en deugdelijk vakwerk? ?
- Is de steenwol isolatie ook in de knieschotten aangebracht en zo ja, op de juiste wijze? Zo nee, is dat in strijd met de eisen van goed en deugdelijk vakwerk?
- Indien van toepassing: hoe hoog begroot u de kosten van herstel op dit punt?
2. Het niet of niet goed aanbrengen van damp remmende folie
- Is damp remmende folie aangebracht waar dat zou moeten?
- Zo ja, is de damp remmende folie op de juiste manier aangebracht?
- Zo nee, wat zou een passende manier zijn om dat op te lossen?
3. Isolatie / Ventilatie lekken uit wandcontactdozen tussen vloer en plinten
- Is er sprake van onvoldoende afdichting bij de wandcontactdozen?
- Zo ja, hoe is dat op te lossen en hoe hoog begroot u de daarmee samenhangende kosten?
5. Leidingen niet gebeugeld (warm en koud)
- Is het nodig (naar de eisen van goed en deugdelijk vakwerk) om de betreffende leidingen te beugelen?
- Was het in dit geval ook (redelijkerwijs) mogelijk om de leidingen te beugelen? Zo nee, heeft [gedaagde] naar uw mening in dat geval gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend aannemer mag worden verwacht?
- Indien van toepassing: hoe hoog begroot u de kosten van herstel op dit punt?
8. Dorpels van alle openslaande kozijnen (deuren) condenseren
- Heeft u feitelijke aanwijzingen voor condensvorming bij de dorpels op de bovenverdieping?
- Zo ja, hoe wordt de condensvorming volgens u veroorzaakt? Is dit een gebrek in die zin, dat de oorzaak is gelegen in het niet uitvoeren van het werk volgens de eisen van goed en deugdelijk vakwerk door [gedaagde] ?
- Als het een gebrek betreft in bovenstaande zin, hoe hoog begroot u de herstelkosten?
11. Kimbanden in de badkamers verkeerd verwerkt
- Is het aanbrengen van een kimband bij het bad nodig op grond van eisen van goed en deugdelijk vakwerk, mede (maar niet uitsluitend) gelet op het materiaal waarvan de dekvloer is gemaakt?
- Zo ja, is de montage zoals [gedaagde] heeft uitgevoerd (voor zover vast te stellen op basis van de gemaakte foto’s ) in overeenstemming met de eisen van goed en deugdelijk vakwerk?
- Zo nee, hoe hoog begroot u de kosten van herstel op dit punt?
17. Kozijn (openslaande deuren slaapkamer) zit veel beweging in
- Is het naar uw mening mogelijk om de beweging in het kozijn te verhelpen door het kozijn goed af te stellen of vast te zetten? Zo nee, hoe kan dit probleem volgens u dan wel worden verholpen?
- Hoe hoog begroot u de kosten van herstel op dit punt?
20. Loodslabbe boven kozijnen niet goed aangebracht open stootvoeg ontbreekt (cosmetisch?)
- Is de loodslabbe boven de kozijnen conform de eisen van goed en deugdelijk vakwerk aangebracht?
- Zo nee, hoe hoog begroot u de kosten van herstel op dit punt?
5.3.
De te benoemen deskundige wordt gevraagd voor de volgende gebreken alleen een kostenbegroting te maken:
4. Ondeugdelijke voorzetwanden niet conform afspraak (bevestiging TV beugel)
Dit gaat om de kosten voor het alsnog plaatsen van 18 mm underlayment platen achter de muur waar de televisie moest worden aangebracht.
7. Hang en sluitwerk van alle nieuwe kozijnen functioneren niet goed
Dit gaat alleen om de kosten van het nastellen.
9. Vrij hangend toilet op eerste verdieping niet vast
Dit gaat om de kosten van het vastzetten van het toilet, eventueel met bevestigingsmat wanneer deze ontbreekt.
12. Vloertegels badkamer (ouder slaapkamer) klinken op sommige plaatsen hol (klank test)
Dit gaat om de kosten van het injecteren met 2 componentenlijm op plaatsen waar de tegel hol klinkt.
14. Schilderwerk matig uitgevoerd
Dit gaat alleen om de kosten van nieuw schilderwerk van de garderobe en de plinten.
15. Buitenkraan is zonder overleg verwijderd
Dit gaat om de kosten van het terugplaatsen van een buitenkraantje op de oude plek.
16. Ander isolatiemateriaal gebruikt dan is afgesproken
Dit gaat om de kosten van het vervangen van de steenwolisolatie in de muren door PIR-platen.
18. Doorvalbeveiliging (rem) raamkozijnen kinderkamers werkt niet goed
Dit gaat enkel om de kosten voor het afstellen van de rem van de draairamen op de kinderkamers.
19. Ongelijk hangende deuren
Dit punt gaat alleen over de kosten van het afstellen van de deuren in de ouderslaapkamer.
5.4.
De vraag of de eventuele herstelwerkzaamheden zodanig ingrijpend zijn dat van [eiser sub 1] c.s. niet verwacht kan worden dat hij in de woning verblijft, kan de rechtbank nu nog niet beantwoorden. De rechtbank zal de deskundige vragen om haar hierover nader te informeren. Omdat [gedaagde] ook de hoogte van de begrote kosten voor opslag en tijdelijke huisvesting elders heeft betwist, zal de rechtbank de deskundige verzoeken zich ook daarover uit te laten. Aan de deskundige kunnen de volgende vragen worden gesteld, aanvullend op de vorige:
- Uw antwoorden op de vorige vragen in aanmerking genomen: kan gezien de aard en omvang van de benodigde herstelwerkzaamheden redelijkerwijs van [eiser sub 1] c.s. worden verwacht dat hij tijdens die werkzaamheden in de woning blijft wonen?
- hoe hoog begroot u de kosten voor tijdelijke opslag en – indien uw antwoord op de vorige vraag ‘nee’ is – tijdelijke huisvesting elders?
In reconventie
5.5.
In reconventie vordert [gedaagde] betaling van € 5.000,00, zijnde het restant van de betaling van de werkzaamheden zoals overeengekomen op 10 mei 2019 (productie 10). [gedaagde] heeft daarvoor [eiser sub 1] c.s. een factuur gestuurd op 11 februari 2020 (productie 50), maar [eiser sub 1] c.s. heeft die factuur tot nog toe onbetaald gelaten. Volgens [gedaagde] zijn alle werkzaamheden afgerond. [eiser sub 1] c.s betwist dat en voert ook aan dat [gedaagde] nog aansprakelijk is voor herstelwerkzaamheden, waarmee [eiser sub 1] c.s. de factuur van [gedaagde] zal kunnen verrekenen.
5.6.
Het is juist dat [gedaagde] op bepaalde onderdelen tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen en daarom aansprakelijk is jegens [eiser sub 1] c.s. Dat maakt echter niet dat daardoor de betalingsverplichting van [eiser sub 1] c.s is komen te vervallen. Dat was anders geweest wanneer [eiser sub 1] c.s. de overeenkomst had ontbonden, maar dat is niet het geval. Dat betekent dat [eiser sub 1] c.s. het bedrag van € 5.000,00 moet betalen. De vordering in reconventie is toewijsbaar.
5.7.
In principe kan [eiser sub 1] c.s. dit bedrag wel volledig verrekenen met de door [gedaagde] te betalen herstelkosten, ervan uitgaande dat het door [gedaagde] te betalen bedrag meer is dan € 5.000,00. De vraag of dat zo is, zal worden vastgesteld in het eindvonnis.
Hoe nu verder?
5.8.
Eerst kan [eiser sub 1] c.s. zich bij akte uitlaten over de voorgestelde vragen en de persoon van de deskundige. [gedaagde] kan daarop bij akte reageren. Daarna zal de rechtbank een deskundige benoemen. Als eisende partij, op wie de bewijslast rust van de gestelde gebreken, dient [eiser sub 1] c.s. het voorschot voor die deskundige te voldoen. Na het onderzoek van de deskundige kan de rechtbank dan in principe het eindvonnis uitspreken. In dit eindvonnis zal de rechtbank zich ook uitspreken over wie de kosten van de deskundige moet dragen (inclusief herstelkosten in verband met eventueel destructief onderzoek). Indien [eiser sub 1] c.s. overwegend in het gelijk wordt gesteld ten aanzien van de te onderzoeken punten, moet [gedaagde] die kosten betalen. Als de rechtbank echter na het onderzoek concludeert dat het merendeel van de gestelde gebreken niet aanwezig is of niet aan [gedaagde] kan worden toegerekend, zal [eiser sub 1] c.s. de kosten moeten betalen.
5.9.
Elke verdere beslissing wordt aangehouden.
5.10.
De rechtbank merkt ten overvloede nog het volgende op. Het staat partijen vrij om op basis van wat de rechtbank nu heeft overwogen en beslist tot een onderlinge regeling te komen, en zodoende de kosten van een deskundige te voorkomen. Dit kan ook een regeling zijn die alleen betrekking heeft op de gestelde gebreken die de deskundige zal moeten onderzoeken. In dat geval zal de deskundige zich alleen hoeven uit te laten over de aard van de herstelwerkzaamheden en de herstelkosten voor de in dit vonnis vastgestelde gebreken.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 14 september 2022, waar [eiser sub 1] c.s. zich schriftelijk dient uit te laten over hetgeen onder 5.8. is overwogen;
6.2.
bepaalt dat [gedaagde] vervolgens in de gelegenheid zal worden gesteld om daarop schriftelijk te reageren op de rol van vier weken daarna;
6.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. ter Meulen en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2022.

Voetnoten

1.type: RW 4211