ECLI:NL:RBMNE:2022:3264

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 augustus 2022
Publicatiedatum
12 augustus 2022
Zaaknummer
UTR - 22 _ 1675
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieaanvraag gedupeerden aanbodsysteem woningcorporatie

In deze zaak heeft eiser, die samen met zijn vriendin en broer op zoek is naar een woning, een urgentieverklaring aangevraagd bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiser had eerder een klacht ingediend bij de Klachtencommissie Woningcorporaties Regio Utrecht, maar deze werd ongegrond verklaard. Eiser stelt dat hij gedupeerd is door het aanbodsysteem van de woningcorporatie Bo-Ex, maar het college heeft zijn aanvraag afgewezen omdat er geen positief advies van de klachtencommissie was. De rechtbank heeft de zaak op 19 juli 2022 behandeld, waarbij eiser niet aanwezig was. De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft getwijfeld aan de identiteit van eiser, omdat er discrepanties waren in de geboortedata op verschillende formulieren. De rechtbank oordeelt dat er geen basis is om eiser als gedupeerden van het aanbodsysteem aan te merken, aangezien de klachtencommissie geen positief advies heeft gegeven. Eiser heeft ook geen bewijs geleverd voor zijn claim dat het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de urgentieaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1675

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] (eiser)

(gemachtigden: mr. R.N. van der Ham en [gemachtigde] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (het college)
(gemachtigden: mr. W. van Beveren en T.R. van der Hoef ).

Waar gaat deze zaak over?

1. Eiser heeft zich met zijn vriendin en broer ingeschreven als woningzoekende bij Woningnet. Hij zoekt woonruimte voor een driepersoonshuishouden. Op 19 juli 2018 heeft eiser bericht gekregen dat hij kandidaat huurder was voor de woning aan de [adres] in Utrecht. De woningcorporatie Bo-Ex heeft vervolgens geweigerd om met eiser een huurcontract te sluiten voor deze woning. Eiser heeft op 27 augustus 2018 een klacht ingediend bij de Klachtencommissie Woningcorporaties Regio Utrecht (klachtencommissie). De klachtencommissie heeft op 6 november 2018 een advies uitgebracht en bepaald dat de klacht van eiser ongegrond is.
2. Door de politieke partij DENK zijn op 14 december 2020 raadsvragen gesteld aan het college over de bevoegdheden van woningcorporaties en in het bijzonder toepassing van de bezettingsnormen in de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2019, gemeente Utrecht (Huisvestingsverordening). Op basis van de beantwoording van die raadsvragen heeft eiser de klachtencommissie verzocht om opnieuw naar zijn klacht te kijken. De klachtencommissie heeft aangegeven niet terug te komen op een gegeven advies.
3. Op 12 mei 2021 heeft eiser bij Het Vierde Huis verzocht om een urgentieverklaring op de grond dat hij gedupeerde is van het aanbodsysteem. Het college heeft dit verzoek afgewezen (het primaire besluit). Eiser was het met deze beslissing niet eens en heeft bezwaar gemaakt. Het college heeft dit bezwaar met het besluit van 28 februari 2022 ongegrond verklaard (het besluit op bezwaar). Volgens het college ligt er – kort gezegd – geen positief advies van een klachtencommissie waarin eiser als gedupeerde van het aanbodsysteem is aangemerkt. Om die reden vindt het college dat eiser niet in aanmerking komt voor een urgentieverklaring.
4. De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van eiser en de gemachtigden van het college. Eiser was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft het college mogen twijfelen aan de identiteit van eiser?
5. Het college heeft op de zitting naar voren gebracht dat hij twijfelt of eiser, die stelt een klacht te hebben ingediend bij de klachtencommissie omdat hij gedupeerde is van het aanbodsysteem, dezelfde persoon is als degene die de urgentieaanvraag heeft ingediend. Het college betwijfelt dit, omdat op het aanvraagformulier van Het Vierde Huis een afwijkende geboortedatum staat. Eiser heeft als geboortedatum [geboortedatum 1] -1992 opgegeven, terwijl op het aanvraagformulier [geboortedatum 2] -1950 staat.
6. De rechtbank gaat ervan uit dat het in deze zaak om een en dezelfde persoon gaat en dat dat eiser is. De gemachtigden van eiser hebben op de zitting bevestigd dat zij eiser bijstaan, dat de urgentieaanvraag van eiser afkomstig is en dat ook de klacht destijds door eiser is ingediend. Het enige aanknopingspunt dat het college heeft om te twijfelen aan de identiteit van eiser is de afwijkende geboortedatum op een formulier dat niet van eiser, maar van Het Vierde Huis afkomstig is. De rechtbank is verder nergens uit gebleken dat eiser een ander persoon zou zijn. Bovendien heeft het college deze zaak tot aan de zitting ook behandeld als zijnde dat het bezwaar en beroep van eiser afkomstig was en niet van een ander persoon.
Moet eiser alsnog als gedupeerde van het aanbodsysteem worden aangemerkt?
7. In de Huisvestingsverordening staat dat urgentie onder meer geïndiceerd wordt voor gedupeerden van het aanbodsysteem. [1] Het college kan een woningzoekende de indicatie ‘gedupeerde aanbodsysteem’ toekennen, mits de klachtencommissie heeft geconstateerd dat de aanvrager daadwerkelijk door het aanbodsysteem is gedupeerd. [2]
8. Partijen zijn het erover eens dat er in dit geval geen positief advies van de klachtencommissie ligt, waaruit volgt dat eiser gedupeerde is van het aanbodsysteem. [3] Eiser voert echter aan dat hij ten onrechte niet als gedupeerde van het aanbodsysteem door de klachtencommissie is aangemerkt. Eiser verwijst naar de beantwoording van de raadsvragen van DENK. Uit die beantwoording blijkt volgens eiser dat woningcorporaties geen bezettingsnormen mogen hanteren. Volgens eiser heeft de woningcorporatie Bo-Ex dat in zijn geval wel gedaan. Dit betekent dat hij destijds dus gelijk had moeten krijgen van de klachtencommissie en de gedupeerdenstatus had moeten krijgen. Nu er geen positief advies van de klachtencommissie ligt, stelt eiser dat het artikel uit de Huisvestingsverordening in zijn geval buiten toepassing moet worden gelaten dan wel onverbindend moet worden verklaard. Er bestaat strijd met het evenredigheidsbeginsel, omdat dit zo’n uitzonderlijke situatie is waarin hij onevenredig wordt benadeeld. Hij vindt daarom dat het college nu zelf moet vaststellen dat hij de gedupeerdenstatus heeft dan wel dat het college aan de klachtencommissie moet opdragen om nader te onderzoeken of hij daarvoor in aanmerking komt.
9. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog. De rechtbank vindt niet dat toepassing van het artikel in de Huisvestingsverordening, dat bepaalt dat er een positief advies van de klachtencommissie moet liggen om de indicatie ‘gedupeerde aanbodsysteem’ van het college toegekend te krijgen, in de concrete situatie van eiser onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Dat betekent dat de rechtbank vindt dat het college dit artikel aan de afwijzing van eisers urgentieaanvraag ten grondslag heeft mogen leggen. De rechtbank licht dat toe.
10. Vaststaat dat eiser geen advies heeft van de klachtencommissie om aan hem de gedupeerdenstatus toe te kennen. Anders dan eiser vindt de rechtbank echter ook niet dat het evident is dat eiser die gedupeerdenstatus had moeten krijgen. In de eerste plaats staat niet vast dat de woningcorporatie Bo-Ex destijds een fout heeft gemaakt. Belangrijker vindt de rechtbank echter nog dat zelfs als vast zou komen te staan dat Bo-Ex iets fout zou hebben gedaan, dit niet betekent dat eiser de indicatie ‘gedupeerde aanbodsysteem’ toegekend zou hebben gekregen. De gemeenteraad heeft in de Huisvestingsverordening expliciet neergelegd dat de klachtencommissie bepaalt of aan een woningzoekende de gedupeerdenstatus wordt toegekend. Bij het bepalen of er het advies wordt gegeven om de gedupeerdenstatus toe te kennen, heeft de klachtencommissie ruimte om een eigen afweging te maken aan de hand van de situatie die zich voordoet. Zo bekijkt de klachtencommissie bijvoorbeeld eerst of er sprake is van een verwijtbare fout van de corporatie, waardoor iemand onevenredig is benadeeld. Als dat zo blijkt te zijn, dan
kande klachtencommissie adviseren de gedupeerdenstatus toe te kennen, maar dat hoeft niet. Dit volgt uit het reglement van de klachtencommissie. [4] Dat de klachtencommissie steeds een eigen afweging maakt, blijkt ook uit de door eiser verstrekte voorbeelden van klachtafhandeling door de klachtencommissie. Daaruit komt namelijk naar voren dat de klachtencommissie – ook in gevallen waarin een fout door een betrokken corporatie wordt geconstateerd – niet altijd komt tot het advies om de gedupeerdenstatus toe te kennen.
11. Dit betekent dus dat allesbehalve vaststaat dat eiser zonder meer de indicatie ‘gedupeerde aanbodsysteem’ toegekend had moeten krijgen in 2018. Verder stelt de rechtbank vast dat het inmiddels vier jaar geleden is dat de woningcorporatie Bo-Ex geen huurcontract met eiser heeft gesloten voor de woning aan de [adres] in Utrecht en dat zijn klacht hierover door de klachtencommissie is afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat het niet in de gedachte achter de urgentieregeling past dat een woningzoekende die geen positief advies van de klachtencommissie heeft gekregen alsnog vele jaren later, ongeacht de feitelijke situatie op het moment waarop urgentie wordt aangevraagd, als ‘gedupeerde aanbodsysteem’ kan worden aangemerkt en daarmee urgentie kan krijgen. Gelet daarop (en op wat hierboven is overwogen), vindt de rechtbank dan ook niet dat het college of de klachtencommissie op dit moment opnieuw onderzoek moet doen naar hoe de situatie van eiser destijds was en of dit – naar de huidige stand van zaken – tot een gedupeerdenstatus en urgentie moet leiden. Wat eiser verder nog naar voren heeft gebracht over dat de klachtencommissie niet het mandaat had om een advies uit te brengen, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Handelt het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel?
12. Eiser doet een beroep op het gelijkheidsbeginsel en stelt dat het college vaker zonder een advies van de klachtencommissie aan woningzoekenden de gedupeerdenstatus toekent en op die grond urgentie verleent. Eiser leidt dit af uit de statistieken van de jaarverslagen 2019 en 2020 van de klachtencommissie en uit de Regionale Corporatiemonitor 2020 en 2021. Daaruit zou volgens eiser blijken dat er fors meer woningen aan gedupeerden zijn toegewezen, dan het aantal keer dat een gedupeerdenstatus door de klachtencommissie is geadviseerd.
13. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt en overweegt daartoe als volgt. Eiser heeft niet aangetoond dat er sprake is van vergelijkbare gevallen. Het college heeft aangegeven dat er geen urgentieverklaringen aan gedupeerden van het aanbodsysteem zonder advies van de klachtencommissie worden verleend. Dat uit de statistieken iets anders lijkt te volgen, heeft twee oorzaken. In de eerste plaats staat er bij de statistieken over 2019 dat de cijfers bij de noemer ‘gedupeerden aanbodsysteem’ waarschijnlijk niet helemaal juist zijn door de overgang naar een nieuw systeem van Woningnet. Daarnaast is uit navraag bij de secretaris van de Stichting Woonruimteverdeling Regio Utrecht gebleken dat het verschil ook te maken heeft met de mogelijkheid van woningcorporaties om direct woningen te bemiddelen en dat dat dan in sommige gevallen in het systeem wordt geregistreerd als “gedupeerden aanbodsysteem”. De rechtbank kan deze uitleg van het college volgen. Dat betekent dat uit de door eiser aangedragen statistieken niet blijkt dat het college aan woningzoekenden de gedupeerdenstatus toekent zonder advies van de klachtencommissie en vervolgens op die grond urgentie verleent. Gelet daarop kan er niet gesproken worden van vergelijkbare gevallen.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college terecht heeft besloten om de urgentieaanvraag van eiser af te wijzen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 2.5.1, eerste lid, aanhef en onder g, van de Huisvestingsverordening.
2.Zie artikel 2.5.1 g van de Huisvestingsverordening. Zie ook de toelichting bij dat artikel, waaruit blijkt dat de klachtencommissie bedoeld in dit artikel de Klachtencommissie Woningcorporaties Regio Utrecht (zoals hierboven al afgekort als klachtencommissie) is.
3.Niet van de huidige klachtencommissie en ook niet van de Klachtencommissie Woonruimteverdelingssysteem Regio Utrecht, die in 2018 in de toelichting op de toen geldende Huisvestingsverordening werd aangemerkt als klachtencommissie die adviseert over het toekennen van de gedupeerdenstatus.
4.Zie bijlage A, onder 2, van het Reglement Klachtencommissie Woningcorporaties Regio Utrecht.