ECLI:NL:RBMNE:2022:3303

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
17 augustus 2022
Zaaknummer
UTR 22/1501
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering kinderopvangtoeslag en matiging van het terug te vorderen bedrag

In deze zaak gaat het om de terugvordering van kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen. Eiser heeft in 2020 een voorschot van € 5.804,- ontvangen, maar de definitieve vaststelling van de toeslag kwam uit op € 4.669,-, waardoor eiser een bedrag moest terugbetalen. Eiser was het niet eens met de terugvordering en stelde dat verweerder het terug te vorderen bedrag had moeten matigen. De rechtbank heeft op 12 juli 2022 de zaak behandeld en geconcludeerd dat verweerder de belangenafweging niet had gemaakt, maar dat dit motiveringsgebrek geen invloed had op de uitkomst van de zaak. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven tot matiging van het terug te vorderen bedrag. Eiser had aangevoerd dat er een fout in zijn belastingaangifte zat en dat de rekenmodule op de website van verweerder een lager inkomen aangaf dan het definitieve toetsingsinkomen. De rechtbank oordeelde echter dat deze omstandigheden niet bijzonder genoeg waren om tot matiging over te gaan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bepaalde dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiser moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter A.A.M. Elzakkers, in aanwezigheid van griffier A.M. Slierendrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1501
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de Belastingdienst/Toeslagen (verweerder)

(gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] ).

Inleiding

Eiser is het niet eens met het terug te betalen bedrag aan kinderopvangtoeslag over het jaar 2020. Het bezwaar van eiser heeft verweerder op 16 februari 2022 gegrond verklaard voor zover het ziet op de motivering van het primaire besluit, maar voor het overige ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 12 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn echtgenote (en toeslagpartner) mr. [A] en de gemachtigden van verweerder.
Na afloop van de behandeling van de zaak heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan, waarbij is gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. Dit proces-verbaal is daarvan de schriftelijke uitwerking.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden.

Overwegingen

1. Deze zaak gaat over de definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag over het jaar 2020. Eiser heeft voor het jaar 2020 een voorschot kinderopvangtoeslag van € 5.804,- ontvangen. Het voorschot is vastgesteld aan de hand van geschatte inkomensgegevens van eiser en zijn toeslagpartner. Eiser heeft deze gegevens aan de hand van de rekenmodule op de website van verweerder doorgegeven. Op 7 augustus 2021 heeft verweerder de kinderopvangtoeslag definitief vastgesteld op € 4.669,-. Dit komt doordat het definitieve toetsingsinkomen op een hoger bedrag is vastgesteld dan het geschatte inkomen. Het verschil tussen het voorschot en het definitief vastgestelde bedrag moet eiser terugbetalen.
2. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verweerder het terug te vorderen bedrag had moeten matigen. In het Verzamelbesluit Toeslagen van 11 januari 2021 (het Verzamelbesluit) is geregeld dat verweerder een belangenafweging moet maken en onder bijzondere omstandigheden van terugvordering moet afzien of het terug te vorderen bedrag moet matigen. Verweerder heeft die belangenafweging in de beslissing op bezwaar ten onrechte niet gemaakt. Dat is een motiveringsgebrek. De rechtbank passeert dat motiveringsgebrek, omdat de uitkomst voor eiser hierdoor niet verandert. De rechtbank ziet namelijk geen reden voor matiging. Dat zit in het volgende.
3. Eiser voert aan dat er een fout zit in de belastingaangifte voor het jaar 2020 en dat hij recent een aangepaste aangifte heeft gedaan. Als dit leidt tot een ander inkomensgegeven wordt de kinderopvangtoeslag echter opnieuw vastgesteld. Ook het terug te vorderen bedrag kan dan – als daar aanleiding voor bestaat – worden aangepast. Dit is daarom geen bijzondere omstandigheid die moet leiden tot matiging van het nu voorliggende terug te vorderen bedrag.
4. Eiser voert verder aan dat uit de rekenmodule op de website van verweerder een veel lager inkomen kwam dan het inkomen waarvan bij de definitieve vaststelling is uitgegaan. De rechtbank snapt dat eiser het frustrerend vindt dat hij dacht dat hij kon vertrouwen op de rekenmodule, terwijl achteraf bleek dat de rekentool niet overeenkomt met het inkomen dat verweerder uiteindelijk heeft gebruikt bij de definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag. Dat betekent echter niet dat dat zo bijzonder of nadelig is dat het terug te vorderen bedrag moet worden gematigd. In het Verzamelbesluit is aangegeven dat een verschil tussen het geschatte inkomen op basis waarvan het voorschot is berekend en het daadwerkelijke toetsingsinkomen in principe geen bijzondere omstandigheid oplevert. Dat kan de rechtbank – ook in deze zaak – volgen. Het systeem is namelijk zo dat er eerst een voorschot wordt uitgekeerd op basis van de door eiser aangeleverde (geschatte) gegevens. Daarvoor kan eiser desgewenst de rekentool gebruiken op de website. Dit blijft echter een voorschot en dus een voorlopige vaststelling. Pas als verweerder de definitieve kinderopvangtoeslag vaststelt, is echt duidelijk wat de kinderopvangtoeslag is voor dat jaar. Verweerder moet ook bij die definitieve vaststelling uitgaan van het inkomensgegeven en op basis daarvan de kinderopvangtoeslag vaststellen. Dat het voor eisers nog steeds niet duidelijk is waardoor het verschil is ontstaan dat tot het terug te vorderen bedrag heeft geleid, is vervelend maar dat kan verweerder niet worden aangerekend. Het is namelijk niet meer te achterhalen welke gegevens eiser precies in de rekenmodule heeft ingevuld. Verweerder kan en hoeft dat ook niet te achterhalen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Het bedrag dat wordt teruggevorderd, hoeft niet te worden gematigd. Omdat het motiveringsgebrek wordt gepasseerd, moet verweerder wel het griffierecht van € 50,- aan eiser vergoeden. Er zijn geen proceskosten die vergoed moeten worden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2022 door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Slierendrecht, griffier.
De griffier is verhinderd het
proces-verbaal te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.