ECLI:NL:RBMNE:2022:3313

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
18 augustus 2022
Zaaknummer
22/661
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar en verzoek om dwangsom in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juli 2022, hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. W. van Galen, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 2 juli 2021 werd verleend voor het aanleggen van het voorterrein van het golfclubhuis bij een golfbaan. Eisers dienden op 11 augustus 2021 pro-forma bezwaar in en stelden verweerder op 23 december 2021 in gebreke. Op 3 februari 2022 werd beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar. Verweerder nam op 22 maart 2022 alsnog een beslissing, maar eisers gaven aan geen gronden van beroep in te dienen tegen dit besluit. Ze vroegen wel om vergoeding van de gemaakte kosten, inclusief een dwangsom van € 1.442,-.

De rechtbank overwoog dat, omdat er inmiddels een beslissing op bezwaar was genomen, eisers hun doel hadden bereikt. Echter, het beroep tegen het niet tijdig nemen van de beslissing op bezwaar kon gegrond worden verklaard, aangezien eisers procesbelang hadden. De rechtbank stelde vast dat verweerder in gebreke was en dat de dwangsom moest worden vastgesteld op het maximale bedrag van € 1.442,-. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 379,50,- aan eisers. De rechtbank wees erop dat het door eisers betaalde griffierecht van € 184,- door verweerder vergoed moest worden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep tegen de beslissing op bezwaar niet-ontvankelijk, maar het beroep wegens niet-tijdig beslissen werd gegrond verklaard, en de rechtbank vernietigde het niet tijdig nemen van een besluit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/661

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2022 in de zaak tussen

[eisers] , te [woonplaats] , eisers,

(gemachtigde: mr. W. van Galen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 2 juli 2021 een omgevingsvergunning verleend voor het aanleggen van het voorterrein van het golfclubhuis bij golfbaan [golfbaan] op het perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente] sectie [sectie] , nummer [nummer] en gemeente [gemeente] sectie [sectie] , nummer [nummer] .
Eisers hebben op 11 augustus 2021 pro-forma bezwaar ingediend en op
27 augustus 2021 hebben zij de gronden van bezwaar ingediend.
Bij brief van 23 december 2021 hebben eisers verweerder in gebreke gesteld.
Eisers hebben op 3 februari 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar door verweerder.
Bij besluit van 22 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder alsnog beslist op het bezwaar van eisers.
Bij e-mail van 6 mei 2022 hebben eisers meegedeeld dat zij geen gronden van beroep zullen indienen tegen het bestreden besluit. Wel hebben eisers verzocht om verweerder te veroordelen in de door hen gemaakte kosten van juridisch bijstand, daaronder tevens begrepen het griffierecht en de volledige dwangsom van € 1.442,-.

Overwegingen

1. Omdat er inmiddels een beslissing op bezwaar is genomen, hebben eisers bereikt wat zij wilden bereiken met het indienen van onderhavig beroep, namelijk verweerder aansporen een beslissing op bezwaar te nemen.
Het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 22 maart 20222. Het beroep wordt mede geacht te zijn gericht tegen de beslissing op bezwaar van
22 maart 2022 (artikel 6:20 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Tegen die beslissing op bezwaar hebben eisers geen gronden ingediend. Dat betekent dat het beroep tegen dat besluit niet-ontvankelijk is (artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb).
Het beroep tegen het niet tijdig nemen van de beslissing op bezwaar
3. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van de beslissing op bezwaar kan alsnog gegrond worden verklaard als eisers daarbij belang hebben (artikel 6:20, vijfde lid, van de Awb).
4. Nu eisers hebben verzocht om de dwangsom ex artikel 4:20d en 4:17 van de Awb vast te stellen, is de rechtbank van oordeel dat zij procesbelang hebben.
Dwangsom
5. De rechtbank constateert dat in artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb). Verweerder heeft dit voor zover bekend niet gedaan.
Omdat de beslissing op bezwaar van 22 maart 2022 is genomen nadat er ruim 42 dagen waren verstreken sinds verweerder in gebreke was, stelt de rechtbank de dwangsom vast op het maximale bedrag, € 1.442,-.
Proceskosten
6. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eisers in verband met de behandeling van het beroep wegens niet-tijdig beslissen heeft moeten maken.
7. De rechtbank bepaalt de proceskosten op € 379,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 0,5) aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Griffierecht8. De rechtbank wijst er ten slotte op dat verweerder, gelet op artikel 8:41, zevende lid, van de Awb, het door eisers betaalde griffierecht van € 184,- aan hen dient te vergoeden.
Overig
9. Nu verweerder de beslissing op bezwaar heeft genomen, hebben eisers geen procesbelang meer bij de gevraagde rechterlijke dwangsom.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 22 maart 2022 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep wegens niet-tijdig beslissen gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442-
- veroordeelt verweerder tot betaling aan eisers van € 379,50,- aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
O. Asafiati, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.