ECLI:NL:RBMNE:2022:3314

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
18 augustus 2022
Zaaknummer
22/662
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van beslissing op bezwaar inzake omgevingsvergunning voor golfterrein

In deze zaak hebben eisers, wonende in de gemeente De Bilt, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 16 juni 2021 is verleend voor de aanleg van een golfterrein. Eisers hebben op 27 juli 2021 een pro-forma bezwaar ingediend en op 27 augustus 2021 de gronden van bezwaar. Na een periode van inactiviteit hebben eisers op 3 februari 2022 beroep ingesteld, omdat verweerder niet tijdig op hun bezwaar had beslist. Op 22 maart 2022 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op het bezwaar van eisers, maar eisers hebben geen gronden van beroep ingediend tegen dit besluit.

De rechtbank heeft overwogen dat, omdat er inmiddels een beslissing op bezwaar is genomen, het beroep tegen het niet tijdig nemen van de beslissing op bezwaar gegrond kan worden verklaard, mits eisers daarbij belang hebben. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers procesbelang hebben, omdat zij verzocht hebben om een dwangsom vast te stellen. De rechtbank heeft de dwangsom vastgesteld op het maximale bedrag van € 1.442,-, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 379,50,- aan eisers en het griffierecht van € 184,-. De rechtbank heeft het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 22 maart 2022 niet-ontvankelijk verklaard, maar het beroep wegens niet-tijdig beslissen gegrond verklaard en het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/662

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2022 in de zaak tussen

[eisers] , te [woonplaats] , eisers,

(gemachtigde: mr. W. van Galen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 16 juni 2021 een omgevingsvergunning verleend voor het aanleggen van een golfterrein (fase 2) op het perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente] ,
sectie [sectie] , nummer [nummer] .
Eisers hebben een pro-forma bezwaar d.d. 27 juli 2021 ingediend en op
27 augustus 2021 hebben zij de gronden van bezwaar ingediend.
Bij brief van 23 december 2021 hebben eisers verweerder in gebreke gesteld.
Eisers hebben op 3 februari 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar door verweerder.
Bij besluit van 22 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder alsnog beslist op het bezwaar van eisers.
Bij brief van 6 mei 2022 hebben eisers meegedeeld dat zij geen gronden van beroep zullen indienen tegen het bestreden besluit. Wel hebben eisers verzocht om verweerder te veroordelen in de door hen gemaakte kosten van juridisch bijstand, daaronder tevens begrepen het griffierecht en de volledige dwangsom van € 1.442,-.

Overwegingen

1. Omdat er inmiddels een beslissing op bezwaar is genomen, hebben eisers bereikt wat zij wilden bereiken met het indienen van onderhavig beroep, namelijk verweerder aansporen een beslissing op bezwaar te nemen.
Het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 22 maart 2022
2. Het beroep wordt mede geacht te zijn gericht tegen de beslissing op bezwaar van
22 maart 2022 (artikel 6:20 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Tegen die beslissing op bezwaar hebben eisers geen gronden ingediend. Dat betekent dat het beroep tegen dat besluit niet-ontvankelijk is (artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb).
Het beroep tegen het niet tijdig nemen van de beslissing op bezwaar
3. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van de beslissing op bezwaar kan alsnog gegrond worden verklaard als eisers daarbij belang hebben (artikel 6:20, vijfde lid, van de Awb).
4. Nu eisers hebben verzocht om de dwangsom ex artikel 4:20d en 4:17 van de Awb vast te stellen, is de rechtbank van oordeel dat zij procesbelang hebben.
Dwangsom
5. De rechtbank constateert dat in artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb). Verweerder heeft dit voor zover bekend niet gedaan. Omdat de beslissing op bezwaar van 22 maart 2022 is genomen nadat er ruim 42 dagen waren verstreken sinds verweerder in gebreke was, stelt de rechtbank de dwangsom vast op het maximale bedrag, € 1.442,-.
Proceskosten
6. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eisers in verband met de behandeling van het beroep wegens niet-tijdig beslissen heeft moeten maken.
7. De rechtbank bepaalt de proceskosten op € 379,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 0,5) aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Griffierecht8. De rechtbank wijst er ten slotte op dat verweerder, gelet op artikel 8:41, zevende lid, van de Awb, het door eisers betaalde griffierecht van € 184,- aan hen dient te vergoeden.
Overig
9. Nu verweerder de beslissing op bezwaar heeft genomen, hebben eisers geen procesbelang meer bij de gevraagde rechterlijke dwangsom..

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 22 maart 2022 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep wegens niet-tijdig beslissen gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442-
- veroordeelt verweerder tot betaling aan eisers van € 379,50,- aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
O. Asafiati, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.