In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in het verzet van de opposant tegen de eerdere uitspraak van 28 maart 2022, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant had beroep ingesteld omdat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht niet tijdig had beslist op zijn aanvraag van 20 september 2021. De rechtbank heeft in de eerdere uitspraak geoordeeld dat er geen twijfel was over de uitkomst van de zaak, waardoor een zitting niet noodzakelijk was. De opposant heeft in verzet gesteld dat hij recht had op een zitting en dat hij ontvankelijk was omdat hij het besluit van 20 december 2021 pas na het indienen van zijn beroep had ontvangen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het beroep van de opposant geen procesbelang meer had, aangezien verweerder inmiddels een besluit had genomen. De rechtbank heeft bevestigd dat de eerdere uitspraak juist was en dat er geen aanleiding was om het verzet gegrond te verklaren. De rechtbank heeft de uitspraak van 28 maart 2022 in stand gelaten en het verzet ongegrond verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep tegen deze uitspraak.