ECLI:NL:RBMNE:2022:335

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
UTR 20/1252-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen afwijzing proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 januari 2022 uitspraak gedaan over het verzet van opposante tegen een eerdere uitspraak van 18 januari 2021, waarin haar verzoek om een proceskostenvergoeding was afgewezen. Opposante had op 5 juni 2020 een verzoek ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat zij zelf had besloten de beroepsprocedure niet voort te zetten, waardoor er geen aanleiding was om tegemoet te komen aan het verzoek op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, omdat er geen twijfel bestond over de uitkomst.

Het verzet van opposante was gericht tegen de uitspraak van 18 januari 2021, en de termijn voor het indienen van het verzetschrift was gestart op die datum en eindigde op 1 maart 2021. Opposante heeft het verzetschrift echter pas op 21 juli 2021 ingediend, wat te laat was. De rechtbank heeft haar vervolgens verzocht om uitleg te geven over de te late indiening, maar opposante heeft hierop niet gereageerd.

De rechtbank concludeert dat het verzet niet-ontvankelijk is, omdat het verzetschrift niet tijdig is ingediend. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van 18 januari 2021 in stand blijft en er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De beslissing is genomen door mr. B. Fijnheer, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1252 - V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 januari 2022 op het verzet van

[opposante] , te [woonplaats] , opposante,

(gemachtigde: mr. R. Hulkenberg).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek voor een proceskostenvergoeding dat opposante heeft ingediend bij de rechtbank op 5 juni 2020.
In de uitspraak van 18 januari 2021 heeft de rechtbank het verzoek afgewezen.
Opposante is tegen deze uitspraak in verzet gegaan. Opposante heeft niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 18 januari 2021 het verzoek om een proceskostenvergoeding afgewezen, omdat verzoekster zelf heeft besloten de beroepsprocedure niet te willen voorzetten. Van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is dan ook geen sprake. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Awb.
2. Omdat het verzet van opposante is gericht tegen een uitspraak van 18 januari 2021, verzonden op 27 januari 2021, is de termijn van zes weken voor het indienen van een verzetschrift op grond van de artikel 6:7, 6:8, eerste lid, in samenhang met artikel 8:55, eerste lid en tweede lid, van de Awb gestart op 18 januari 2021 en geëindigd op 1 maart 2021. Uiterlijk op die dag moet het verzetschrift bij de rechtbank zijn binnengekomen of indien het via de reguliere postbezorging is verzonden uiterlijk op die dag ter post zijn bezorgd en niet later dan een week daarna bij de rechtbank zijn binnengekomen.
3. Opposante heeft het verzetschrift met dagtekening 21 juli 2021 per mail aan de rechtbank toegestuurd. Dat is te laat.
4. Bij aangetekende brief van 26 augustus 2021 heeft de rechtbank opposante gevraagd om binnen twee weken na verzending van die brief schriftelijk uitleg te geven waarom het verzetschrift te laat is ingediend. In die brief is opposante er tevens op gewezen dat als er geen geldige reden is voor de te late indiening de rechtbank het verzet niet-ontvankelijk kan verklaren. De brief is onbestelbaar retour gekomen bij de rechtbank. De rechtbank heeft de brief op 15 september 2021 per gewone post nog een keer aan opposante gestuurd.
5. Opposante heeft niet gereageerd op deze brief.
6. De conclusie is dat het verzet van opposante niet-ontvankelijk is, omdat zij het verzetschrift te laat bij de rechtbank heeft ingediend. Dit betekent dat de uitspraak van de rechtbank van 18 januari 2021 in stand blijft.
7. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 24 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de verzenddatum ervan beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De datum van verzending ziet u op de stempel die hierboven staat.