ECLI:NL:RBMNE:2022:336

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
UTR 21/1776-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen eerdere uitspraak inzake dwangsom en beslissing op bezwaar

Op 2 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een verzetprocedure van eiseres tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten. Eiseres had eerder, op 16 september 2021, een beroep ingesteld tegen een besluit van 6 mei 2020, waarbij de rechtbank het beroep gegrond verklaarde en een dwangsom vaststelde omdat de opposant niet tijdig een beslissing op bezwaar had genomen. De opposant ging in verzet tegen deze uitspraak.

De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een belanghebbende verzet kan doen tegen een uitspraak. De rechtbank constateerde dat de opposant pas op 11 oktober 2021, na de eerdere uitspraak, een beslissing op het bezwaar had genomen, waarbij het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk was verklaard. De opposant stelde dat er geen dwangsom verschuldigd was, omdat het bezwaar niet-ontvankelijk was verklaard.

De rechtbank volgde deze redenering niet en oordeelde dat ten tijde van de eerdere uitspraak er nog geen beslissing op bezwaar was genomen. Daarom was de vaststelling van de dwangsom terecht. De rechtbank zag geen aanleiding om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak. Het verzet werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1776-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2022 op het verzet van

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten, te Dronten, opposant,
en

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. C. van der Ent),
geopposeerde.

Procesverloop

Bij uitspraak van 16 september 2021 heeft deze rechtbank met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het beroep van [eiseres] , gericht tegen het besluit van 6 mei 2020 van opposant, gegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank tevens de dwangsom als bedoeld in artikel 4:17, van de Awb vastgesteld. De rechtbank is hiertoe overgegaan, omdat opposant niet voldaan heeft aan de verplichting binnen de termijn een beslissing op bezwaar van [eiseres] te nemen.
Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:55, eerste lid, van de Awb – voorzover hier van belang – kan een belanghebbende tegen de uitspraak, bedoeld in artikel 8:54, tweede lid, van de Awb verzet doen bij de rechtbank. Indien de rechtbank het verzet niet-ontvankelijk of ongegrond verklaart, blijft de uitspraak waartegen verzet was gedaan op grond van artikel 8:55, achtste lid, van de Awb in stand.
2. De rechtbank constateert dat opposant eerst op 11 oktober 2021, dus ná de uitspraak van 16 september 2021 een beslissing op het bezwaar heeft genomen waarbij het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard.
3. Opposant stelt zich op het standpunt dat op grond van artikel 4:17, zesde lid, aanhef en onder c, van de Awb, geen dwangsom verschuldigd is nu het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is geacht.
4. De rechtbank volgt de redenering van opposant niet. Ten tijde van de uitspraak was er (nog) geen beslissing op bezwaar. Daarom is naar het oordeel van de rechtbank terecht de dwangsom vastgesteld. Dat opposant – naderhand – het bezwaar kennelijk ongegrond verklaart, maakt niet dat (alsnog) geen dwangsom verschuldigd zou zijn.
5. In hetgeen opposant heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 16 september 2021 is gedaan.
6. Het verzet is ongegrond.
7. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 2 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de rechter is verhinderd
om deze uitspraak te
ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.