Overwegingen
1. Eiser heeft op 24 november 2021 de huurovereenkomst getekend voor zijn woning aan het [adres] in [plaats] . Dit is een appartement in een nieuwbouwcomplex waarvoor de gemeente vóór 1 april 2019 een omgevingsvergunning heeft uitgegeven. Het complex bevindt zich in een gebied waarvoor betaald parkeren geldt.
2. Voordat eiser de huurovereenkomst heeft ondertekend, heeft hij onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om voor een parkeervergunning in aanmerking te komen. Dit heeft hij gedaan, omdat hij een elektrische auto heeft en er op het parkeerterrein bij het complex weinig parkeerplekken en sowieso geen laadpalen zijn. Zijn aanstaande verhuurder had hem er bovendien op gewezen dat er laadpalen aan de straatzijde staan. Eiser heeft daarom de website van de gemeente bekeken, de voorwaarden gelezen om voor een parkeervergunning in aanmerking te kunnen komen en de zogeheten ‘Adressenlijst uitsluiting parkeervergunningen vanwege gezamenlijke parkeervoorziening’ (de Adressenlijst) geraadpleegd. Omdat het [straat] daarop niet stond vermeld, heeft hij de huurovereenkomst getekend.
3. Op 10 januari 2022 heeft verweerder het [straat] vervolgens op de Adressenlijst geplaatst. Eind januari 2022 is de woning van eiser opgeleverd en kon hij zich inschrijven in de Basisregistratie Personen (BRP). Op dat moment werd het voor hem ook mogelijk om een parkeervergunning aan te vragen. Hij bekeek toen opnieuw de Adressenlijst en kwam erachter dat het [straat] op de Adressenlijst was geplaatst. Eiser heeft naar aanleiding daarvan contact opgenomen met de gemeente die hem heeft geadviseerd om desondanks een aanvraag voor een parkeervergunning in te dienen, zodat hij bezwaar en beroep zou kunnen instellen tegen de afwijzing. Op 10 februari 2022 heeft eiser vervolgens een aanvraag ingediend voor een parkeervergunning. Die is door verweerder afgewezen, omdat het [straat] op de Adressenlijst staat.
4. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte zijn aanvraag voor een parkeervergunning heeft afgewezen, omdat hij erop mocht vertrouwen dat hij aan de voorwaarden voldeed. Voorafgaand aan het ondertekenen van de huurovereenkomst heeft eiser onderzoek gedaan naar zijn parkeermogelijkheden. Op dat moment voldeed eiser aan alle voorwaarden en stond het [straat] niet op de Adressenlijst. Eiser vindt dat verweerder – als hij het adres op de Adressenlijst wilde plaatsen – dit veel eerder had moeten doen. Verweerder wist namelijk al ruim van tevoren dat het wooncomplex voldeed aan de parkeernormen. Als verweerder om die reden van plan was het [straat] op de Adressenlijst te zetten, had hij dat toen of in ieder geval eerder moeten doen. Door het adres desondanks pas op 10 januari 2022 op de Adressenlijst te zetten, is eiser in een situatie terecht gekomen waarin hij vastzit aan een huurovereenkomst, terwijl hij geen parkeerplek heeft. Als hij dit eerder had geweten, was hij de huurovereenkomst niet aangegaan.
5. Verweerder ziet dit anders en stelt zich op het standpunt dat eiser pas op het moment dat er positief zou zijn beslist op zijn aanvraag, vertrouwen mocht ontlenen aan het verkrijgen van een parkeervergunning. Eiser kan geen rechten ontlenen aan de website. Het lag op de weg van eiser om nader onderzoek te doen naar zijn recht op een parkeervergunning of om daarover contact op te nemen met de gemeente. Volgens verweerder is de regelgeving verder ook duidelijk op dit punt: een adres kan op de Adressenlijst worden geplaatst als het gaat om een nieuwbouwcomplex waarvoor vóór 1 april 2019 een omgevingsvergunning is uitgegeven waarbij is getoetst dat de parkeervoorziening op eigen terrein voldoet aan de Nota Parkeernormen. Als een adres op de Adressenlijst staat, wordt de parkeervergunning geweigerd.
6. De vraag die aan de rechtbank voorligt is of verweerder de aanvraag van eiser heeft mogen afwijzen, omdat zijn adres sinds 10 januari 2022 op de Adressenlijst staat. De rechtbank vindt van niet.
7. Vooropgesteld wordt dat de Adressenlijst niet slechts informatie op de website van de gemeente is. Verweerder heeft in zijn beleidsregels bepaald dat aanvragen voor parkeervergunningen door bewoners die op een adres op de Adressenlijst wonen, worden geweigerd.Verweerder kan volgens de beleidsregels adressen aanwijzen en op de Adressenlijst plaatsen als het gaat om nieuwbouw waarvoor vóór 1 april 2019 een omgevingsvergunning is uitgegeven en als er een gezamenlijke parkeervoorziening is gerealiseerd op eigen terrein, waar op grond van de Nota Parkeernormen voldoende ruimte is voor het parkeren van eerste en/of volgende auto’s.Met het plaatsen van het adres van eiser op de Adressenlijst heeft verweerder dus niet alleen informatie op de website gezet, maar heeft hij gebruik gemaakt van de bevoegdheid die hij op basis van de beleidsregels heeft. Om die reden gaat het in deze zaak niet om de vraag of eiser rechten mocht ontlenen aan informatie op de website, maar gaat het erom of verweerder zijn bevoegdheid om adressen op de Adressenlijst te plaatsen in dit geval op een juiste wijze heeft gebruikt en vervolgens op basis daarvan de aanvraag van eiser heeft mogen afwijzen.
8. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder het adres van eiser niet pas op 10 januari 2022 op de Adressenlijst mogen zetten. In de eerste plaats omdat het voor verweerder voorzienbaar was dat het adres op de Adressenlijst zou worden geplaatst. Verweerder wist al bij de verlening van een omgevingsvergunning (vóór 1 april 2019) dat er een grond was op basis waarvan hij van zijn bevoegdheid om het adres op de Adressenlijst te zetten gebruik kon maken. Bovendien heeft verweerder op zitting gezegd dat hij in de praktijk altijd als er zich zo’n situatie voordoet, het betreffende adres op de Adressenlijst plaatst. In de tweede plaats heeft verweerder toegelicht dat er geen vaste werkwijze is voor het plaatsen van een adres op de Adressenlijst. Mocht er een (toekomstige) bewoner van een adres naar de gemeente bellen om te informeren naar zijn of haar recht op een parkeervergunning, dan wordt op dat moment gekeken of het adres op de Adressenlijst moet worden geplaatst. Verweerder kijkt dus niet uit zichzelf of een adres op de Adressenlijst moet worden gezet.
9. Van verweerder mag echter worden verwacht dat – vanuit het oogpunt van rechtszekerheid en zorgvuldigheid – tijdig aan (toekomstige) bewoners zoals eiser duidelijk wordt gemaakt dat hun adres op de Adressenlijst wordt geplaatst, dan wel dat er een werkwijze is waaruit blijkt hoe verweerder daarin te werk gaat, zodat bewoners daar tijdig van op de hoogte kunnen zijn. Dat betekent dat de rechtbank vindt dat in deze situatie niet van eiser kan worden verwacht dat hij nog meer onderzoek zou moeten doen (dan dat hij nu heeft gedaan) naar of zijn adres op de Adressenlijst komt te staan, maar dat het in eerste instantie op de weg van verweerder ligt om burgers zoals eiser daar tijdig over te informeren. Dat klemt temeer omdat de werkwijze van verweerder heeft ertoe heeft geleid dat eiser in feite voor een voldongen feit is gesteld. Hij heeft eind november de Adressenlijst gecheckt en – omdat zijn adres daar niet op stond – de huurovereenkomst gesloten. Eiser kon echter niet eerder dan begin februari 2022 een aanvraag voor een parkeervergunning indienen aangezien hij pas bij de oplevering kon worden ingeschreven op dat adres. In de tussentijd is de Adressenlijst aangepast.
10. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder in dit geval het adres van eiser niet pas op 10 januari 2022 op de Adressenlijst heeft mogen zetten en de aanvraag van eiser om die reden heeft mogen afwijzen.
11. Het beroep van eiser slaagt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Dit betekent dat verweerder de aanvraag van eiser niet heeft mogen afwijzen op de grond dat het adres van eiser op de Adressenlijst staat. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen of zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder opnieuw moet beslissen of eiser al dan niet recht heeft op een parkeervergunning. Verweerder zal daarbij wel deze uitspraak in acht moeten nemen, wat betekent dat verweerder de aanvraag van eiser niet kan afwijzen op de grond dat zijn adres op de Adressenlijst staat. De rechtbank stelt voor het nemen van dit nieuwe besluit een termijn van zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
12. Omdat het beroep gegrond is, dient verweerder het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden. Er zijn verder geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.