ECLI:NL:RBMNE:2022:3374

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
22/1819
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit door college van burgemeester en wethouders inzake handhavingsverzoek

In deze zaak heeft eiser op 25 oktober 2021 een verzoek om handhaving ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht met betrekking tot een bouwwerk. Op 13 december 2021 heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat de beslistermijn met acht weken werd verlengd. Aangezien er geen beslissing volgde, heeft eiser verweerder op 23 februari 2022 in gebreke gesteld. Vervolgens heeft eiser op 21 april 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder te laat heeft beslist op het handhavingsverzoek van eiser. De rechtbank heeft geen zitting nodig geacht en heeft de zaak op basis van de stukken beoordeeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de vereiste ingebrekestelling heeft gedaan en dat verweerder inmiddels een dwangsom van € 1.442,- heeft toegekend aan eiser. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag vastgesteld voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 379,50, en het griffierecht moet door verweerder aan eiser worden terugbetaald.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en verweerder veroordeeld tot betaling van de dwangsom en proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1819

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. drs. R.T.M. Lagerweij),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 25 oktober 2021 een verzoek om handhaving ingediend bij verweerder met betrekking tot een bouwwerk op het adres [adres] [woonplaats] . Op 13 december 2021 heeft verweerder aan eiser medegedeeld de beslistermijn met acht weken te verdagen. Vanwege het uitblijven van een beslissing op het handhavingsverzoek heeft eiser verweerder met de brief van 23 februari 2022 in gebreke gesteld.
Eiser heeft op 21 april 2022 een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingesteld. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Niet in geschil is dat verweerder te laat is met het nemen van een beslissing op het verzoek om handhaving van eiser. Eiser heeft verweerder in gebreke gesteld en verweerder heeft inmiddels de volledige dwangsom van € 1.442,- toegekend aan eiser.
4. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen acht weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55, lid 1, van de Awb). Verweerder heeft uitgelegd dat hij deze tijd nodig heeft in verband met de zienswijzetermijn op het voornemen last onder dwangsom. De rechtbank vindt dat een goede reden.
5. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
6. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
7. Dat betekent ook dat eiser een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 379,50.
8. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiser heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 379,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2022.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.