In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 augustus 2022 een verzoek tot wraking van de rechter mr. M.A.A.T. Engbers ongegrond verklaard. Het verzoeker, die in een zorgmachtigingsprocedure betrokken was, stelde dat hij geen vertrouwen had in de onpartijdigheid van de rechter omdat deze eerder een vonnis in kort geding had gewezen. Verzoeker voerde aan dat de rechter tijdens die zitting vragen had gesteld over mogelijke psychische problemen, en dat de uitspraak destructieve gevolgen had gehad voor zijn gezin.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de gronden voor wraking niet objectief gerechtvaardigd zijn. De wrakingskamer benadrukte dat de onpartijdigheid van de rechter wordt verondersteld, en dat verzoeker niet voldoende bewijs heeft geleverd voor persoonlijke vooringenomenheid. De wrakingskamer oordeelde dat de eerdere uitspraak in kort geding niet voldoende aanleiding geeft om aan de onpartijdigheid van de rechter te twijfelen. Bovendien waren de overige wrakingsgronden gericht tegen het systeem van de rechtspraak en de inhoud van de eerdere uitspraak, wat niet kan dienen als basis voor een wrakingsverzoek.
De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker zijn gronden niet tijdig had ingediend en dat de wrakingsgrond met betrekking tot een artikel in de Volkskrant te laat was ingebracht. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en de procedure in de hoofdzaak moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.