ECLI:NL:RBMNE:2022:3403

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
24 augustus 2022
Zaaknummer
542893 / HA RK 22-172
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek ongegrond verklaard; geen objectieve rechtvaardiging voor twijfels aan onpartijdigheid rechter

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 augustus 2022 een verzoek tot wraking van de rechter mr. M.A.A.T. Engbers ongegrond verklaard. Het verzoeker, die in een zorgmachtigingsprocedure betrokken was, stelde dat hij geen vertrouwen had in de onpartijdigheid van de rechter omdat deze eerder een vonnis in kort geding had gewezen. Verzoeker voerde aan dat de rechter tijdens die zitting vragen had gesteld over mogelijke psychische problemen, en dat de uitspraak destructieve gevolgen had gehad voor zijn gezin.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de gronden voor wraking niet objectief gerechtvaardigd zijn. De wrakingskamer benadrukte dat de onpartijdigheid van de rechter wordt verondersteld, en dat verzoeker niet voldoende bewijs heeft geleverd voor persoonlijke vooringenomenheid. De wrakingskamer oordeelde dat de eerdere uitspraak in kort geding niet voldoende aanleiding geeft om aan de onpartijdigheid van de rechter te twijfelen. Bovendien waren de overige wrakingsgronden gericht tegen het systeem van de rechtspraak en de inhoud van de eerdere uitspraak, wat niet kan dienen als basis voor een wrakingsverzoek.

De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker zijn gronden niet tijdig had ingediend en dat de wrakingsgrond met betrekking tot een artikel in de Volkskrant te laat was ingebracht. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en de procedure in de hoofdzaak moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 542893 / HA RK 22-172
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 23 augustus 2022
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonend in [woonplaats] ,
verblijvend bij [instelling] , locatie [locatie] in [plaats] ,
(verder: verzoeker),
advocaat mr. A.R. Jaarsma, te Vinkeveen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de zitting van 1 augustus 2022 met daarin opgenomen het wrakingsverzoek van verzoeker gericht tegen mr. M.A.A.T. Engbers;
  • de schriftelijke reactie van mr. Engbers van 8 augustus 2022.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 16 augustus 2022 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling zijn verzoeker, mr. A.R. Jaarsma en mr. Engbers verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. Engbers als behandelend rechter (verder: de rechter) in de zaak met het zaaknummer/rekestnummer C/16/542373 / FV RK 22-1632 (verder: de hoofdzaak).
2.2.
Verzoeker heeft ten eerste aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat hij geen vertrouwen heeft in de onpartijdigheid van de rechter omdat zij op 23 juni 2021 een vonnis in kort geding heeft gewezen. Volgens verzoeker heeft de rechter tijdens de zitting in die procedure aan hem gevraagd of er mogelijk psychische problemen bij hem zijn.
De uitspraak was volgens verzoeker buitengewoon eenzijdig, waarbij ook de belangen van zijn kinderen zijn genegeerd. De uitspraak heeft destructieve gevolgen gehad voor het gezin van verzoeker.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het standpunt dat het gebrek aan vertrouwen in haar onpartijdigheid ongegrond is. Het kort geding ging om de vermogensrechtelijke afwikkeling van de relatie tussen verzoeker en zijn ex-partner, terwijl het in de hoofdzaak gaat om de beoordeling van een verzoek om een zorgmachtiging. Dit betreft een heel andere procedure. Eventuele psychische problemen zijn in de kort geding procedure niet ter sprake gekomen.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Van persoonlijke vooringenomenheid bij de rechter tegenover verzoeker is niet gebleken. Onderzocht moet daarom worden of uit het optreden van de rechter blijkt dat zij vooringenomen is of dat zij die schijn heeft gewekt.
3.4.
De grond dat verzoeker geen vertrouwen heeft in de rechter omdat zij eerder een vonnis in kort geding heeft gewezen, levert naar het oordeel van de wrakingskamer niet een objectieve rechtvaardiging op om aan de onpartijdigheid van de rechter te twijfelen. Voor zover in de kort geding procedure eventuele psychische problemen van verzoeker aan de orde zijn geweest, kan dit evenmin tot die conclusie leiden.
3.5.
De overige wrakingsgronden zijn gericht tegen het systeem van de Nederlandse rechtspraak en tegen de inhoud van het kort geding vonnis. Het middel van wraking is daar niet voor bedoeld. De eerstgenoemde grond heeft betrekking op de gehele rechtspraak en is niet specifiek gericht tegen de rechter die met de behandeling van de zaak is belast. Dat is wel vereist op grond van artikel 36 Rv. De laatstgenoemde grond, die ziet op de inhoud van een rechterlijke beslissing, kan geen grond vormen voor wraking omdat een wraking niet als een verkapt rechtsmiddel kan worden ingezet.
3.6.
Tot slot heeft verzoeker ter zitting van de wrakingskamer verwezen naar een artikel van de rechter dat in de Volkskrant is gepubliceerd. De wrakingskamer overweegt dat op grond van artikel 37 lid 1 en lid 3 Rv het wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden waarop het verzoek berust aan verzoeker bekend zijn geworden en dat alle feiten en omstandigheden die daaraan ten grondslag liggen tegelijk moeten worden voorgedragen. Uit het proces-verbaal van de zitting van 1 augustus 2022 blijkt dat verzoeker ook tijdens die zitting heeft verwezen naar het artikel in de Volkskrant en dat
mr. Jaarsma toen heeft verklaard dat dit artikel geen wrakingsgrond was. Verzoeker was dus tijdens de zitting van 1 augustus 2022 al bekend met het artikel in de Volkskrant. Als verzoeker dit artikel aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag had willen leggen, had hij dit tegelijk met zijn andere wrakingsgronden tijdens de zitting van 1 augustus 2022 naar voren moeten brengen en had hij mr. Jaarsma op dit punt moeten corrigeren. Verzoeker heeft deze wrakingsgrond pas tijdens de wrakingszitting van 16 augustus 2022 naar voren gebracht en dat is te laat. Deze wrakingsgrond zal daarom bij de beoordeling van het wrakingsverzoek buiten beschouwing worden gelaten.
3.7.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer/rekestnummer C/16/542373 / FV RK 22-1632 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.C. Stijnen, voorzitter, en mr. L.C. Michon en
mr. J.G. Nicholson als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. J. Broere, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.